De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

15 minuten leestijd

Een predikant-lezer attendeerde op en vergissing in de Waarheidsvriend van 17 februari (in deze rubriek). Ik kondigde toen, verwijzend naar een advertentie in hetzelfde nummer van uitgever Romijn en Van der Hof, een uitgave van dr. J. H. Gunning aan, getiteld 'Op weg naar Sion'. Ik heb in de aankondiging - aldus de briefschrijver professor J. H. Gunning jr. verward met dr. J. H. Gunning JHzn., ook wel de 'Pniël-Gunning' genoemd. In de brief wordt gezegd dat deze vergissing overigens telkens in catalogi en literatuurlijsten wordt gemaakt. Hier volgt een deel van genoemde brief:

'Mijn aandacht werd even gepakt door het verhaal uit de advertentie, het beleende verhaal van de redding van de opgehangen vrouw Jansen, uit Gunning's Hilversumse tijd (te vinden in deel I van Leven en Werken, blz. 207, waar het wel wat soberder wordt verteld dan in De Vriend van Oud en Jong, waar de Gorkumse uitgever het heeft gevonden). Maar wie schetst mijn verbazing, dat dit verhaal nu wordt verbonden met de Pniël-Gunning, wiens bekende Dagboek (volledige titel: Op weg naar Sion - Bijbelsch Dag-en Gedenkboek) werd uitgegeven door G. J. A. Ruys te Utrecht in 1905 het jaar van J. H. Gunning jr.'s heengaan. Terwijl op de titel zo duidelijk vermeld staat: "door dr. J. H. Gunning J. Hzn. predikant te Utrecht - terwijl zijn vader nooit predikant te Utrecht is geweest! De "oude" Gunning heeft nooit een dagboek laten verschijnen. Hij werkte wel mee aan het pastorale blad "Pniël" van zijn zoon. Die stukjes werden later gebundeld tot een dagboekje "Manna voor elken Dag". Maar dat is "vaste spijs" en van een heel ander gehalte dan het dagboek van de zoon. Overigens zouden er over de zoon ook best mooie verhalen te vinden zijn. Dan zou men moeten zoeken in de "Herinneringen uit mijn Leven", die de zoon jarenlang liet verschijnen in "De Amsterdammer" en die door A. Brom zijn uitgegeven in 1940 (2e druk 1941 bij H. J. Spruyt - Amsterdam).

Overigens kan ik het zeer zeker waarderen, dat het dagboek van de zoon weer verschijnt. Hij was een pastoraal-bevindelijke figuur. Zo zal het zijn lezers wel vinden.'

***

De Dordtenaar, een neutraal dagblad, gaf op niet mis te verstane wijze commentaar op een IKON tv-programma. 'Kinderen van de IKON' stond boven liet stuk. Een lezer stuurde een copie daarvan naar liet moderamen van de synode en schreef daarover een brief. Hier volgt het stuk uit de Dordtenaar en vervolgens de brief van de lezer, waarmee we van harte instemmen:

'Vorige week gekeken en geluisterd naar het doen en laten van spijbelende scholieren.

Een tv-programma van de IKON en als het bedoeling is geweest mij met deernis te vervullen, dan is die opzet duidelijk geslaagd. Het zal je kind maar wezen!

Meisjes en jongens die vol trots aan Ivo de Wijs laten weten hoe fijn het is om niet naar school te gaan. En wat te denken van een kind dat meldt door de eigen moeder tot dergelijke stappen te worden gestimuleerd.

Ivo de Wijs hoort het allemaal wat lachend aan (een gespeelde houding volgens de programmamakers) en een leraar van een speciale school voor dit soort kinderen bevestigt zijn pupillen in hun doen en laten.

Het programma eindigt met een liedje, gezongen door de presentator, waarin hij ons laat weten hoe fijn het toch wel zou zijn als alle scholen zouden afbranden.

Geen uitleg, geen toelichting over de zin (of onzin?) van dergelijke uitzendingen, geen enkele poging om aan deze jongelui - voor de buis en thuis - iets te vertellen over hun hopeloos bezig zijn.

De IKON voert "stoere" kinderen op en staaft hen via de zendtijd van de kerken in dit kwaad. Begrijp me goed, ik heb niets tegen Ivo de Wijs. Hij is als kleinkunstenaar gewoon een vakman, maar de vraag is wél of een omroep die zegt de bijbel als bron van inspiratie te gebruiken voor ons doen en laten in de samenleving, geen evenwichtigere aanpak weet te bedenken.

Dit dan vooral in het belang van diezelfde samenleving, waarin ook spijbelende scholieren straks hun toekomst moeten opbouwen. Maar daar schijnt het de IKON niet om te gaan. Vandaar dat wat lacherige, onvolwassen kinderen volop aan hun trekken komen en niemand van de aanwezigen een poging doet om over het spijbelen - met alle toekomstige gevolgen van dien! - een werkelijk gesprek te voeren.

Alweer, het gaat mij niet om Ivo de Wijs. Uiteindelijk heb ik aan hem geen boodschap. Maar als de zendtijd van de verschillende kerken gebundeld wordt en als diezelfde kerken vertegenwoordigers hebben binnen de structuur van de IKON, dan rijst de vraag wat ze daar dan doen. Het komt mij voor dat deze kerkelijke afgevaardigden niet meer dan "ja" en "amen" knikken op de wijsheid van voorzitter dominee Koole.

Het is een trieste constatering dat de kerken via hun eigen (bij de wet geregelde zendtijd) geen kans meer zien een behoorlijke dialoog met jongeren op gang te brengen.

Wie nog enige waarde aan dergelijke IKON-producties hecht zou gaan geloven dat de jeugd uit Nederland zo ongeveer bestaat uit ontspoorde en gefrustreerde meisjes en jongens.

Dat beeld is echter vals en, gelukkig, kunnen de meeste ouders dat onderschrijven.

Biijft over de vraag waarom de IKON zendtijd van de kerken gebruikt voor dergelijke eenzijdige programma's?'

'Deze commentator is lid van de Gereformeerde Kerken en voorwaar geen lid dat behoort tot het conservatieve gedeelte van deze kerken, verre van daar! Het verwonderde mij dan ook dat juist hij een dergelijk commentaar op de "IKON" geeft, een commentaar waar ik geheel achter kan staan. Ondanks de vele protesten die van zeer vele zijden komen op de uitzendingen van deze omroeporganisatie, die zegt de Kerken te vertegenwoordigen en dit op deze wijze doet, krijgt deze instelling toch steeds weer opnieuw het fiat van onze Synode, enkele op-en aanmerkingen daargelaten. De ervaring heeft geleerd dat op-en aanmerkingen en alle protesten uit den lande door het bestuur rustig naast zich worden neergelegd en men gaat zijn eigen gang.

Ik ben mij er daarom van bewust dat ook dit schrijven mijnerzijds, als lid van onze kerk en gewezen ambtsdrager, geen enkele invloed zal hebben, en dat ik mij de moeite van het schrijven en de porto rustig had kunnen besparen. En toch... aangezien ik niet wens te behoren tot de "zwijgende meerderheid" (of minderheid) zend ik u tóch dit schrijven met de bijlage toe. Wie weet mocht de Heere God het willen gebruiken als een pijl. En dan als een pijl zoals deze door een eenvoudige Syriër (wellicht spelenderwijze) werd afgeschoten zonder de uitwerking ook maar enigszins te kunnen bevroeden (1 Kon. 22 : 34a). Wie weet? ? ? '

In aansluiting op het bovenstaande IKON-verhaal het volgende. Als we de IKON mogen geloven is 'dé jeugd' van Nederland zó, zoals de IKON het wil of in ieder geval stimuleert.

Verder zien we thans de verhalen over jongeren en de kerk (weer) als paddestoelen uit de grond komen. Zo in de trant van: nog even en de kerk is de jeugd kwijt; of: je moet bij de jeugd niet meer aankomen met Bijbel en kerk. Mag dan óók nog eens een keer gezegd worden, dat er vandaag nog duizenden jongeren zijn, die van harte met Bijbel en kerk bezig zijn maar die wél daar komen, waar het nog echt over de Boodschap gaat. En die derhalve aan IKON géén boodschap meer hebben of aan al die kerkelijke jeugdwerkers, die zélf geen boodschap meer hebben? Er zijn vandaag - Gode zij dank - nog vele gemeenten, waar de jongeren zijn in de zondagse eredienst, op de catechese, op de jeugdverenigingen. Zodra je dit zegt ben je chauvinistisch . Maar de waarheid mag toch óók nog een keer gezegd worden, juist nu van allerlei kanten het alles malaise is wat de klok slaat of ook malaise is wat aangeboden wordt.

Nu ik het woord 'malaise' gebruik moet ik denken aan wijlen ds. H. S. J. Kalf, die de laatste jaren van zijn leven stond in Wijnjewoude. In de oorlogsjaren hoorde ik hem op een landdag van de GZB in Groot Ammers. Hij begon met te zeggen: 'de koeien in de wei roepen malaise, malaise, de vogels in de lucht zingen crisis, crisis'. Het kan zó nu gezegd worden bij alles wat over 'Kerk en jeugd' gezegd en geschreven wordt. Van jaar tot jaar heb ik evenwel een spreekbeurt in die gemeente Wijnjewoude op een gemeenteavond; en óók recent was ik er weer, nu bij zijn opvolger ds. A. N. Langhout. Een kleine gemeente, een gewoon geestelijk onderwerp, een goede opkomst en - en daar gaat het me nu om - voor ongeveer de helft jongeren, aandachtig, meelevend.

Er wordt allerwegen geroepen: malaise! Laten we het goede echter niet omlaag praten en de stemmen niet geloven, die ons willen dóen geloven dat het alleen maar neergang is. De Heere bouwt ook vandaag zijn gemeente, ook door en met de jongeren. Ervaringen van de laatste tijd deden me dat opnieuw geloven, en dat niet alléén in Wijnjewoude.

***

Dit nummer is een belijdenisnummer. Voor velen is het een vreugdevolle dag. Voor hen die zelf belijdenis des geloofs mogen afleggen allereerst, maar ook voor hun ouders, als hun kinderen tot het afleggen van die belijdenis komen mogen. Er zijn ouders die die vreugde niet kennen, hetzij doordat hun kinderen niet willen, hetzij ook doordat hun kinderen om welke redenen, bijvoorbeeld een handicap, niet kunnen. De vraag rijst wanneer iemand, als het gaat om verstandelijke vermogens, nog in staat is om belijdenis des geloofs af te leggen. Dezer dagen las ik van mr. J. van der Hoeven, oud-secretaris van H. M. koningin Juliana, het boek 'Afscheid van een engel' (vervolg van 'Scheel Engeltje'). Daarin komt ook een passage voor over de belijdenis van Aat, de verstandelijk gehandicapte zoon. Hier volgen enkele gedeelten: 'Plotseling blijkt dat hij dingen kan en nog veel meer: dingen weet, waarvan wij dan helemaal niet kunnen nagaan en begrijpen, waar hij het vandaan heeft en hoe het mogelijk is. Ook wat het geloof betreft. Wat ter wereld zou hij daarvan kunnen begrijpen? Ik probeerde het mij in te denken aan de hand van de apostolische geloofsbelijdenis: "Ik geloof in God de Vader" - God zijn Vader? Wat zou hij zich daarbij voorstellen? Toch zou hem dat wel iets kunnen overbrengen van hoe God jegens ons is. "Schepper van Hemel en Aarde", Hij die alles gemaakt heeft, ook nog wel. Maar dan: "de Eniggeboren Zoon; geboren uit de maagd Maria, geleden onder Pontius Pilatus, gestorven, begraven, opgestaan ten derden dage". Het aantal begrippen dat hij echt kan hanteren is zó klein; het is uitgesloten dat hem veel duidelijk kan zijn van iets dat zo buiten de gewoon menselijke orde en de concrete realiteit uitreikt.

Hij zal er ook wel niet veel van begrijpen. Maar het staat allang voor mij vast dat hij de essentie toch precies heeft gevat en onnavolgbaar zuiver beleeft.

Hij was een jochie van nog geen tien, toen wij hem voor het eerst naar een kerkdienst, een kerstavonddienst, meenamen. Wij waren, niet wetend of het hem niet veel te lang zou duren, bescheiden boven bij het orgel gaan zitten, zodat wij op elk gewenst ogenblik onopvallend weg zouden kunnen gaan. Het was een onnodige voorzorg. Aat was één en al aandacht. De psalmen en gezangen kende hij. Wij wisten niet hoe, maar hij kende ze. Toen de predikant het gebed had uitgesproken, klonk luidkeels vanaf het orgel Aats "Amen". Het gaf wat beweging in de kerk, maar liturgisch was het alleen maar juist: uit onze maatschappelijke en ook kerkelijke structuur is de waarachtige gemeenschappelijkheid al tijden geleden weggevallen en daarmee de bodem voor een gezamenlijk belijden en actief deelnemen aan de gemeenschappelijke feestelijkheid die een kerkdienst in oorsprong was. Maar Aat had gelijk: wanneer een predikant bidt, dat het licht en de liefde van Jezus Christus ons mogen vervullen, dan verlangt dat toch de bevestiging, het "ja! dat het zo zijn mag!" Aat had gelijk. Maar waar dit bij onze doorgaans zo indolente en zeldzaam zwijgzame Pimpernel vandaan kwam, dat zullen wij nooit kunnen nagaan.'

Dan het gesprek met Aat over de belijdenisdienst in de Doopsgezinde gemeente, waarin hij eigenlijk gedoopt moest worden, hoewel hij als baby al gedoopt was.

Toen opende de dominee het gesprek. "Aat, vader en moeder wij hebben zitten praten over jou" - hij knikte: dat wist hij allang - "dat het zo fijn is, dat je zo graag naar de kerk gaat. Dat is zo, hè?" Ja, dat was zo. "En dat je zingen zo heerlijk vindten bidden, hè?" Ja, dat was ook zo. Maarzijn blik zei steeds duidelijker: kom nu maar tevoorschijn met waar het om gaat. Dat was zo duidelijk en ook zo dwingend, dat de dominee dat deed. Hij deed het kort en zo eenvoudig mogelijk en gaf in het bijzonder een beeld van de gang van de dienst. "Nu, Aat, zou je dat willen? "

Aat zweeg. Keek naar ons. Schudde toen langzaam zijn hoofd.

"Je vindt het toch fijn om naar de kerk te gaan? " "Ja, kerk gaan."

"En fijn om daar te zingen, met alle mensen? " "Ja, zingen." "En te bidden? " "Ja, bidden."

"Nu, en dan komen wij die zondag bij elkaar, alle mensen, en moeder en vader en dan zingen wij en dan bidden wij en dan zit jij op de eerste rij met drie anderen en dan knielen wij en dan bidden wij en dan worden jullie gedoopt. En dan zingen wij weer. Dat is toch heerlijk. Dat vind jij toch ook heerlijk? " "Nee, niet dopen", zei Aat.

"Hij wil niet! Wat moeten wij nu? "

Ik begreep dat ik een poging moest doen. Ik koos een iets andere weg en vertelde hem hoe wij, zijn moeder en vader en ook de dominee en mevrouw Notelaar, toen wij nog klein waren, ook, net als hij, naar de kerk gingen en dat er toen op een bepaalde dag aan ieder van ons was gevraagd of wij er bij wilden horen, of wij ook wilden horen bij al de mensen die van de Heere Jezus houden. "Zie je, en dat zou nu ook aan jou gevraagd worden. Of je bij al die mensen wil horen, die van de Heere Jezus houden." En op mijn beurt vroeg ik hem: "Zou je dat willen? "

Hij knikte. "Ja. Maar niet dopen."

"O,is dat het? " riep onze vriend. "Je wilt alleen niet gedoopt worden!"

"Ja", zeiAat, kennelijk verheugd dat wij het eindelijk begrepen, "niet dopen".

"Maar dat is prachtig! Dan worden alleen de anderen gedoopt en jij niet. Jij bent ook al gedoopt toen je een baby was."

"Ja. En nou kop thee." Hij nam zijn kopje en bracht dat naar de vrouw van de dominee. Voor hem was de zaak aan de kant. De dominee zei hem nog, dat hij maar eens moest denken of er een lied was, dat hij graag gezongen wilde hebben en toen praatten wij over gewone dingen. Toen moesten wij weg. Wij stonden al overeind om afscheid te nemen, toen Aat zei: "Eerst bidden".

Ik zag de dominee denken. Maar het was Aat die met ons bad: "Dank kerk, zingen, dominee Notelaar, niet dopen. Dank kop thee. Met vader, moeder naar huis, eten, morgen werkplaats. Jezus Christus. Amen".'

'Ja fijn' was Aats spontane reactie in de dienst. De Heere ziet het hart aan, niet het verstand. We moeten zelfs worden als een kind. Sommigen komen niet verder, verstandelijk niet verder dan dat stadium. Maar uit de mond van kinderen en zuigelingen, ook van gehandicapten, bereidt God Zijn lof.

***

• Uit de belijdenisfolder van de GZB het volgende:

• 'De GZB wil de gemeente en haar lidmaten behulpzaam zijn in het vervullen van haar zendingsopdracht.

Kun je echt meeleven met en bidden voor het werk van de zending zonder geregelde voorlichting en informatie? Nee toch! Om deze redenen bevelen wij je sterk aan om een abonnement te nemen op het maandblad "Alle den Volcke" door lid te worden van de GZB. Dat houdt je regelmatig op de hoogte van de ontwikkelingen van de zendingsarbeid in het algemeen en die van de GZB in het bijzonder. Overigens: in alle zaken de zending betreffende, mag je een beroep op ons doen. Graag zelfs: De GZB is er voor raad en daad.

• Paulus spreekt ergens over de gemeenschap van de gemeente te Filippi aan het Evangelie (Filip. 1:5). De gemeente heeft deel aan de rijke inhoud van het Evangelie. Bedoeld is echter vooral dat de gelovigen deelnemen aan de verbreiding van het Evangelie. Belangrijke gedachte: je kunt niet passief ontvanger van het Evangelie zijn, zonder tegelijk actief bij de voortgang van de goede boodschap betrokken te zijn.

Hoe?

Dat kan ten aanzien van het werk overzee op verschillende manieren, b.v. door - hartelijke belangstelling en meeleven; - voorbede; - financiële steun; - jezelf aan te bieden.

De GZB is een zendingsorganisatie binnen de hervormde kerk, die zijn arbeid zoekt te verrichten op basis van de Schrift, en in gemeenschap met de belijdenis der kerk. Op 6 februari 1901 werd de bond te Utrecht opgericht, toen de sinds 1861 bestaande Nederlandsche Gereformeerde Zendingsvereniging was opgegaan in de zending van de gereformeerde kerken.

Hoewel de GZB in 1951 bij de invoering van de nieuwe kerkorde niet is opgegaan in de Raad voor de Zending, verricht hij zijn arbeid toch niet zonder een zekere binding aan de synode van de hervormde kerk, waaraan hij dan ook jaarlijks verslag uitbrengt van zijn arbeid.'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's