STAAT EN MAATSCHAPPIJ
Komt er uitzicht op verbetering?
In de laatste jaren is het voor de scholen ten plattelande een tijd van sukkelen en tobben. Dit betreft bijzonder de kleinere inrichtingen van onderwijs, n.l. de z.g.n. éénmans- en tweemansschooltjes. De oorzaak van de moeilijkheden ligt in de bezuinigingsmaatregelen, welke de regeering destijds nam teneinde tot vermindering van de Staatsuitgaven te geraken. Eerst in 1923, en daarna in nog sterkere mate in 1924, werd voor wat de bezuiniging op het onderwijs betreft, vermindering in de uitgaven gezocht door het aantal leerlingen per onderwijzer te vergrooten. Door inkrimping van het aantal onderwijzers werd voor scholen met 48 kinderen slechts één onderwijzer, en voor scholen met 96 leerlingen niet meer dan twee leerkrachten beschikbaar gesteld.
Deze maatregel was echter bestemd om op 31 December 1929 te verdwijnen; dan toch zou op 1 Januari 1930 de in 1923 vastgestelde leerlingenschaal weer automatisch herleven. Intusschen kwamen de kleine scholen in den druk.
Nu zal men zich herinneren — wij wezen daarop reeds bij een vroegere gelegenheid — dat 't A.R. Kamerlid, de heer Zijlstra, in het begin van dit jaar een wetsvoorstel indiende om de moeilijkheden uit de in 1924 ingevoerde leerlingenschaal, in afwachting van wat op 1 Januari 1930 zou plaats hebben, althans voor de kleine schooltjes, nog vóór dien datum weg te nemen.
Dit voorstel, dat zoowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer met groote meerderheid van stemmen werd aangenomen, is nochtans niet bekrachtigd geworden, zoodat het zeer te betreuren valt dat de kleine scholen met 1 Juli van dit jaar, zooals in de bedoeling lag, niet werden geholpen.
Echter de regeering heeft het bij deze negatieve handeling niet gelaten, maar heeft ook een positieve daad verricht. Want tegelijkertijd met de mededeeling, dat bekrachtiging van het wetsvoorstel-Zijlstra niet kon plaats vinden, werd een nieuw regeeringsontwerp ingediend, hetwelk ten doel heeft de leerlingenschaal van 1923 een jaar eerder in te voeren, d.w.z. den datum van 1 Januari 1930, waarop deze leerlingenschaal automatisch zou herleven, te vervroegen tot 1 Januari 1929.
't Zal dus zóó worden, indien het voorstel van de regeering wet wordt, dat na afloop van het loopende schooljaar, dus op 1 April, of op 1 Mei, of op 1 Juni van het volgend jaar —dat hangt er van af met welken datum het schooljaar een aanvang nam — de leerlingenschaal van 1923 weer geldende wordt.
Opmerkelijk is hier, dat het regeeringsontwerp verder gaat dan het wetsvoorstel-Zijlstra, zoodat de bekrachtiging van dit wetsvoorstel niet is uitgebleven, op grond van financieele overwegingen.
Het bezwaar, dat de regeering tegen het wetsvoorstel-Zijlstra had, bestond hierin, dat terwijl het laatste geen blijvende voorziening gaf, maar slechts tot 1930 van kracht zou zijn, het bovendien uitsluitend aan de kleine schooltjes zou ten goede komen.
Wij zeiden zoo juist, dat voor de niet-bekrachtiging van het wetsvoorstel-Zijlstra voor de regeering de financieele redenen niet hebben gegolden. Wij noemden dit opmerkelijk. Immers nog onlangs verklaarde de regeering uitdrukkelijk dat voor een wijziging in de op dit oogenblik bestaande leerlingenschaal geen geld beschikbaar was Thans schijnt die toestand te zijn gewijzigd. Wonderlijk is het daarbij, dat de regeering in de toelichting op haar wetsontwerp niets over de financieele gevolgen van het voorstel mededeelt.
Het dagblad „De Tijd", dat zich bijzonder voor de kosten van het regeeringsontwerp interesseert, stelt te dien aanzien een serie vragen. Zoo b.v.: Hoeveel leerlingen bezoeken de 7000 lagere scholen, die ons land telt? Hoeveel leerkrachten moeten er bij komen? Hoeveel lokalen bijgebouwd? Hoeveel scholen moeten tengevolge van het wetsontwerp tot splitsing overgaan? Welke kosten zijn er aan de oprichting van die nieuwe scholen en de vermeerdering van het aantal klassen verbonden?
„De Tijd" schrijft, dat hij bij deskundigen naar de kosten van het wetsontwerp heeft geïnformeerd en dat hem is verzekerd geworden dat de uitvoering van wat nu door de regeering wordt voorgesteld, 's Rijks kas alleen reeds op 6 a 8 millioen jaarlijks zal komen te staan. Hoe de Minister van Financiën, die onlangs nog steen en been klaagde, deze millioenen plotseling gevonden heeft, zegt het blad niet te begrijpen.
't Noemt den indruk, dien het wetsontwerp maakt, verbijsterend.
Ook wij kunnen het ons niet ontveinzen, dat wij van de cijfers, welke „De Tijd" geeft, zijn geschrokken. Ons bekruipt de vrees, dat wanneer de regeering gaat cijferen en zij tot de conclusie komt dat „De Tijd" gelijk heeft, het wel eens kon gebeuren dat tenslotte van het wetsontwerp niets komt.
De geheele zaak is ons bovendien een raadsel.
Het is toch niet in te denken, dat de regeering alvorens zij haar voorstel indiende, het niet naar behooren heeft overwogen en er den financieelen kant van onder de oogen heeft gezien. Het wordt nu wel dubbel jammer dat het voorstel-Zijlstra de bekrachtiging niet mocht erlangen. De scholen ten plattelande zouden, dan reeds geholpen zijn geweest en de regeering had den tijd gekregen om haar plannen rustig te overwegen. Hoe dit alles intusschen ook zij, bij de afdoening der zaak is groote haast.
Dat de regeering en de Kamer zich van de moeilijkheden, waarin de éénmans- en tweemansschooltjes zich bevinden, volledig rekenschap geven.
Aan 't sukkelen en tobben dezer schooltjes moet onverwijld een einde komen.
Nog altijd macht boven recht.
De Sociaal Democraten blijven zich nog altijd in revolutionaire richting bewegen, ondanks dat zij het telkens verkondigen, dat zij van een revolutiepartij een evolutiepartij (een partij van ontwikkeling) zijn geworden. Een nieuw bewijs van de revolutionaire gezindheid der Sociaal Democraten is gepasseerden Zondag gegeven op de vergadering te Amsterdam bij gelegenheid van de herdenking van den wapenstilstand op 11 November 1918. Het Kameriid Albarda sprak op de Socialistische meeting van een vreugdevolle herdenking van het grijpen naar de macht door de Sociaal Democraten in Midden-Europa.
De arbeidersklasse — zoo zeide hij voorts — is als de leeuw, die zich laat drillen, omdat hij niet weet, dat hij sterker is dan de temmer. Op hetzelfde oogenblik, dat de arbeidersklasse weet dat zij sterker is dan haar onderdrukkers, z a l z ij z e l f d e m a c h t t e r h a n d n e m e n.
Wij spatiëerden hier een paar woorden, om duidelijk te doen uitkomen den revolutionairen toon, welke hier wordt gevoerd. Het gaat bij de Sociaal Democraten niet om het recht, maar om de macht. Het is goed, daarop steeds de aandacht te vestigen en goed voor oogen te houden dat de Sociaal Democraten na 't gebeurde in November 1918 niet van standpunt zijn veranderd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's