Samenspreking met het breedmoderamen van de provinciale Kerkvergadering
Op vrijdag 14 juli 1.1. is er een samenspreking geweest van ondergetekende (vergezeld van ds. Exalto, als adviseur) met het Breed-Moderamen van de Prov. Kerkvergadering van Zuid-Holland, naar aanleiding van mijn openingswoord op de Jaarvergadering van de Geref. Bond op 8 juli te Utrecht.
De lezers weten dat naar aanleiding van dit Openingswoord het Breed-Moderamen van de P.K.V. een routine-vergadering met de kleine moderamina van de tien classes voor de pers toegankelijk stelde en daar een m.i. ongegrond en onwettig besluit nam (de Rapporten waarover het ging waren niet ter tafel) het beleid van het B.M. van de P.K.V. goed te keuren en het mijne af te keuren.
Naar aanleiding van dit besluit schreef ik een „Verantwoording" in de brochure: Wat is er gaande in de kerkprovincie Z-H? Daarin werd én de documentatie van Ds. Exalto én mijn Openingswoord van de Jaarvergadering van de G.B. opgenomen.
Uit deze samenspreking bleek, dat het Breed Moderamen slecht te spreken was over de presentatie van deze zaak in Utrecht en het onprettig vond, dat van tevoren geen contact was opgenomen met het B.M.
Van de zijde der gasten bleek daarvoor begrip. Maar — zo werd gezegd — bijzondere noodsituaties vragen om bijzondere middelen. Er was op dat moment geen andere weg om dit Rapport midden in de kerk te brengen dan via de pers.
Hoewel dit Rapport nooit geweest is in de kerkelijke vergaderingen wordt er toch mee gewerkt; en dat terwijl de inhoud ervan niet eens kerkordelijk gedekt is. Wij vinden dit een kwalijke zaak. Alle ambtsdragers in de kerkprovincie Zuid-Holland hebben er recht op te weten wat er door de beleidsorganen aan de orde wordt gesteld en wat er door die organen met bepaalde stukken wordt gedaan. De aanval was niet gericht op u persoonlijk of uw bedoelingen maar op uw beleid; en verder natuurlijk ook op de inhoud der stukken. Tenslotte kwamen uit de zeer uitgebreide discussie de volgende punten te voorschijn:
- Dat de afzender der Rapporten niet de Raad voor de Herderlijke Zorg is, maar de Commissie voor Gemeentevormen en Gemeenteopbouw, waarvan Ds. R. Kaptein tot voor kort de secretaris was. Gaarne zetten we deze vergissing recht.
- Dat volgens Ds. Kaptein bij de instelling van de Commissie Gemeentevormen en Gemeenteopbouw in 1965 bij een Memorandum over het vraagstuk van de pastorale voorziening van de grote steden en het platteland het Rapport-Platteland in de Synode ter behandeling de leden is aangeboden geweest. Bij nadere informatie bleek mij echter, dat het Rapport toen niet besproken en nog minder is goedgekeurd. Om Ds. Kaptein te gerieven publiceer ik het bovenstaande, maar ik neem geen woord terug van mijn beschuldiging dat het Rapport nooit op enige ambtelijke vergadering der kerk is besproken, laat staan is goedgekeurd. De notulen van de Generale Synode wijzen dit uit.
- Dat het B.M. graag wil laten weten dat 't niet het voornemen had de brede moderamina van de Classicale Vergadedingen te beïnvloeden met deze Rapporten en ze er ook niet voor te winnen.
Ds. Samson en Ds. Beens verklaarden dat zij het met heel veel in de Rapporten niet eens waren. En Ds. Kaptein zei, dat hij het nooit eens was geweest met paragraaf 3 van het Rapport-Platteland, waarin een heel ontwerp van de gemeenten wordt geschetst; hij verklaarde verder, dat het Rapport in deze vorm niet meer bruikbaar was en uit de roulering zou worden genomen.
Deze verklaringen werden vanzelfsprekend door Ds. Exalto en mij met vreugde begroet. We waren echter tegelijkertijd stom verbaasd en vroegen onszelf en de leden van het Breed Moderamen af, hoe het dan mogelijk was dat drie mensen op een verantwoordelijke post in de kerk met een Rapport waaraan ze zelf niet of nauwelijks waarde hechten de brede moderamina der classes kunnen afgaan. Er bleek een onoverbrugbare kloof te bestaan tussen ons en hen ten aanzien van de waardering van het gewicht der Rapporten. Het B.M. beschouwde ze louter als praatstof, de gasten spreken van spring-stof (Prof. Dr. G. van Itterzon sprak van dynamiet onder de presbyteriale kerkorde). Het is ons nóg onbegrijpelijk dat dit door de leden van het B.M. niet wordt ingezien. Op dit punt van het waarderingsoordeel bleven we lijnrecht tegenover elkaar staan.
Intussen willen wij het B.M. van de P.K.V. voorzover ons mogelijk is gaarne terwille zijn. We willen aannemen dat het Moderamen niet het voornemen heeft gehad om b.v. op Goeree-Overflakkee en in de classis Gorinchem de streekgemeenten in te voeren of te propageren. Een onnauwkeurige lezer van mijn Openingswoord zou dit kunnen concluderen. Hoewel de passage over Goeree-Overflakkee uitdrukkelijk in de voorwaardelijke zin gesteld is (zou kunnen!) was het het B.M. van de P.K.V. gebleken dat men daarover heen las en men het B.M. verweet daarmee reeds bezig te zijn.
Gaarne willen wij de bedoelingen van het B.M. aan u doorgeven.
Tenslotte bleek ons — en dat wisten wij reeds — dat het B.M. grote zorgen heeft over de opheffing van predikantsplaatsen in de Rijnmond: Schiedam, Vlaardingen, Rotterdam-Centraal en Delfshaven; over de grote-stads-agglomeraties; over Voorne en Putten; over het feit dat 50% van de predikanten samen 20% van de Hervormden in Zuid-Holland verzorgen, zodat de andere helft van de predikanten 80% voor hun rekening hebben, enz. enz.
In al deze vragen heeft het B.M. recht op ons meeleven, gebed en liefde. Het mag onder een presbyteriale kerkorde niet zó zijn, dat de ene gemeente zich niets aantrekt van het lot van een andere gemeente in nood. Alleen, en dat is met nadruk gesteld, zonder de herleving van het reformatorisch geloof geeft een verandering van kerk-structuur geen enkele oplossing, maar zet zich de uitholling, de ontvoogding en de verambtenarisering van de kerk voort.
Hier is een profetische inspiratie als bij Gemeenteopbouw in haar pril ontwaken in deze zin een middel: Gij predikanten, verkondigt gij het ene Evangelie? Gij ouderlingen, gaat gij op huisbezoek, enz., enz.
Deze zorgen van het B.M. behoren ook door onze lezers meegedragen te worden. Zij behoren tot de nood der kerk, die gelegd mag worden voor God. Dan zal de daad ook geboren worden, die lijnrecht staat tegenover Kaïns opmerking: Ben ik mijns broeders hoeder?
In dit werk behoren wij in liefde te ijveren!
Katwijk aan Zee G. Boer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 1968
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 1968
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's