De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

ingezonden.

Bekijk het origineel

ingezonden.

12 minuten leestijd

Onze in-en uitgrijpende Synode.

Het is een pracht-circulaire, die circulaire van 31 October 1.1. van den Raad van Beheer Een circulaire met raadgevingen, rekensommetjes en beloften, maar óók met waarschuwingen en dreigementen. Een circulaire met enkele zinsneden, die al onze aandacht een oogenblik waard zijn.

Zoo zegt o.a. de Raad „dat de Synode tot een zoo ingrijpenden maatregel moest besluiten."

Nu verheugt het op zichzelf, dat onze Synode ook eens iets van ingrijpenden aard gaat doen. Toch verheugen we ons over dit ingrijpen eenerzijds niet. De greep der Synode is een d w a n g-greep en zulk ingrijpen komt in de Kerk van Christus aller minst te pas.

Maar niettemin is deze maatregel ingrijpend.

• De Synode grijpt hierdoor allereerst in de kas der kerkvoogdijen. In dit geval kan wellicht beter gesproken worden van een u 1 t-grijpende Synode en 'n u i t-grijpenden maatregel. Maar aan dit u i t-grijpen zit in ieder geval in-grijpen vast, gaat er aan vooraf. Dat zal straks blijken, als vele gemeenten, de Gereformeerde in de eerste plaats, niet zullen bijdragen. Ingrijpend, omdat dan zulke gemeenten, als zij vacant zijn of vacant raken, vacant, zullen moeten blijven. Ingrijpend, als straks steeds meer zal worden gevoeld en gezien de principiëele kwestie, die aan al deze dingen vastzit. Ingrijpend, als ook de kwestie van bestuur en beheer steeds meer naar voren zal dringen. Ja, zóó ingrijpend zal deze maatregel wellicht zijn, dat we ons tenslotte nog zullen gaan verheugen over dit i n-*en u i t-grijpen onzer Synode. En waarom ? Er staat zoo in die circulaire : „wilde zij onze Kerk voor ondergang behoeden." Zal onze Kerk dan door deze ingrijpende daad der Synode voor ondergang worden behoed ?

Het is maar de vraag, wat we onder , , 0 n z e K e r k" verstaan. Daaronder vér-. staat de Raad onze Synodale, reglementaire Kerk, met al hare richtingen, alle wind van leer.

En die Kerk nu, die juist niet is wat ze zijn moet, die Kerk nu meent de Raad dat op deze wijze voor ondergang zal worden behoed. Indien dat waar is, dan is er een reden te m.eer om ons te bedroeven over dat ingrijpen der Synode.

Maar het zal blijken niet waar te zijn. Die Kerk gaat haar ondergang niet tegemoet. Daartoe zal de ingrijpende daad der Synode meewerken.

Wie eenigszins ziet en weet wat er in onze Kerk gebeurt, hoe het er woelt en gist en kookt, ook ten opzichte van dit reglement, weet dat de Kerk, zooals de Raad die wil, en onze Synode, en andere kerkelijke besturen, die wenscht, haar ondergang mis-I schien met rasse schreden tegemoet gaat. Ze zal worden bij niet-handhaving van het reglement tot een aanfluiting en wordt het gehandhaafd, dan is ze gedoemd tot een langzamen, maar zekeren dood, of tot een gewelddadige uiteenbarsting. Daarom verheugen we ons anderzijds over dit ingrijpen der Synode. Dit reglement zal ongewenscht en ongewild de kerkelijke kwestie nader brengen tot hare oplossing. En hoe meer dit reglement nu wordt belemmerd in zijn uitvoering, des te eerder zijn we aan de oplossing toe. Alles beweegt zich naar die oplossing, die groeit uit het kerkelijk gebeuren van onzen tijd, en daarom er misschien zijn zal voor dat een heldere kop die oplossing heeft gevonden.

We nemen de woorden der circulaire over n.l. : „wilde zij onze Kerk voor ondergang behoeden."

Maar nu verstaan we onder „o n z e Kerk" de Genieente Gods, de groep, die leven wil naar 's Heeren ordinantiën. Die Kerk, zal juist door ondergang der reglementaire kerk vrij worden en alzoo voor ondergang worden behoed.

Als een tweede Kajafas heeft de Raad van Beheer, naar het ons voorkomt, woorden gesproken, waarvan de diepe beteekeriis en verre strekking door hem zelf op verre na niet zijn gepeild 1

De circulaire gaat voort : „Wij vertrouwen dat de gehouden besprekingen bij U de overtuiging zullen hebben gevestigd, dat het aan geen onzer zedelijk geoorloofd is (*) zich te onttrekken aan den plicht, het wettig tot stand gekomen reglement na te leven, maar tevens dat trouw aan onze Kerk ons allen bereidvaardig moet maken krachtig aan het welslagen van het reglement mede te werken "

Denk u eens in : „geen onzer zedelijk geoorloofd." Wat moet dat woord „zedelijk" hier ? Is dit hier met een bedoeling ge­ plaatst ? We mogen en moeten zelfs veronderstellen van „ja." Nu zijn er dingen, waar toe we zedelijk verplicht zijn, doch waartoe we wettelijk niet verplicht kunnen worden. En nu weten 'we niet, of de Raad juist hierom dit woord „zedelijk" invoegde, maar ook al deed hij dit niet, toch staan de zaken zóó, dat er feitelijk van een wettelijke verplichting geen sprake is. Immers het bestuur trad in in rechten van het beheer, zoodat vanuit juridisch oogpunt een weigeren van betaling aan de Centrale Kas geen o n  g e h o o r z a a m h e id is en veel minder revolutie. Juist door de scheiding van bestuur en beheer is er thans van een w e t t e 1 ij k e verplichting geen sprake.

Niet betalen is dus niet „zedelijk ongeoor loofd", maar èn z e d e 1 ij k èn w e t t e 1 ij k geoorloofd, zoo niet geboden. Deze heillooze scheiding zal thans wellicht blijken nog een 'zegen voor onze Kerk te bevatten.

Nu is evenwel waar wat 'de circulaire zegt n.l. dat het reglement wettig tot stand is gekomen. Maar dat wil toch zeker niet zeggen, dat ieder wettig tot stand gekomen reglement ons zou verplichten te gehoorzamen. Een wet, die wettig tot stand kwam, kan wel degelijk in strijd zijn met Gods Woord en de rechten van anderen aantasten. Zoo geschiedde b.v. in onzen tachtigjarigen krijg tegen Spanje. En toch zal niemand beweren, dat onze vaderen toen revolutionair waren of dat het hun „zedelijk ongeoorloofd" was om Filips af te zweren. Daarom plaatsen we" achter dat „zedelijk ongeoorioofd" een ernstig vraagteeken, terwijl het „wettig tot stand gekomen" ons in dezen niets zegt.

En wat nu betreft de trouw aan onze Kerk, waarvan in dien zelfden zin sprake is, ook hier komt het weer aan op wat we onder „Kerk" verstaan. Trouw wenschen we te zijn aan Gods Gemeente, trouw aan die Kerk, die opgesloten zit tusschen de Synodale en reglementaire muren, bekneld tusschen allerlei richting.

Maar wat de Kerk aangaat zooals de Raad die huldigt, we wenschen dat ze spoedig verdwijne en Jezus Christus de plaats weer inneemt van onze oude, verouderde, onbruikbare, in-en uitgrijpende Synode.

Verder is het de overtuiging van den Raad dat het aantal gemeenten, die de bepalingen van het reglement niet zullen nakomen, gering zal zijn. Dit zal wel geen rotsvaste overtuiging zijn, als tenminste de Raad een open oog heeft voor den toestand zooals die werkelijk is. De stand van zaken is, dunkt mij, zóó, dat er een plaats is voor een overtuiging van precies het omgekeerde. De tijd zal het ons echter leeren.

Wat betreft de verantwoordelijkheid voor het onvervuld blijven eener vacature, deze legt de Raad geheel op de weigerende gemeente. Van het standpunt van den Raad gezien, is dit ook juist. Wie een Kerk wil behouden, die hare belijdenis telkens weer verloochent, rekent natuuriijk met menschèlijke inzettingen, als die van onze ingrijpende Synode. Wie aan een Synode het recht toekent om allen wind van leer de hand boven het hoofd te houden, moet de verantwoordelijkheid der weigering wel schuiven op de weigerende gemeenten. Wie echter overtuigd is dat onze Synode geen enkelen stap verder mocht gaan op den weg van bescherming van alle richtingen, en wie overtuigd is dat zij, als ze dit doet, zondigt tegen de belijdenis der Kerk, en tegen Gods uitdrukkelijken wil, die legt de volle verantwoording voor deze dingen niet op de weigerende gemeenten, maar op dat lichaam, dat nu ruim honderdjaren niet anders heeft gedaan dan getracht Christus in onze Kerk van het Koningschap vervallen te verklaren. Dat Iichaam, dat nooit ingreep waar het gold de eere Gods, maar steeds zich beijverde om bijeen te houden wat naar Gods bevel niet bijeen behoorde.

Op dat College de volle verantwoording voor den janboel, die er in onze Kerk is en nog komt; de volle verantwoording voor den steeds tanenden invloed, die van onze Kerk uitgaat; de volle verantwoording ten slotte voor den dood onzer Kerk. Dat is zedelijk ongeoorloofd en wettelijk bovendien.

En toch een Synode, die God misschien nog gebruikt, ondanks haar zelf, ja, tegen haar wil, om 'Uit die ten doode gedoemde „wegstervende" Kerk te behouden en vrij te maken de levende Gemeente Gods. Ook hier past de bede : „Kom Heere Jezus, ja, kom haastelijk I"

H. J. VAN SCHUPPEN.

Groot-Ammers, Nov. '21.

Onderschrift van de Redactie :

Het spreekt vanzelf, dat dit „Ingezonden" geheel voor rekening van ds. Van Schuppen blijft. Wij, vinden het wat „wild" en wat negatief. Daarom hadden wij liever, dat men anders over deze dingen sprak en schreef. Maar we hebben het niet willen weigeren om geen verkeerde gedachten te wekken bij sommigen.

M. v. G.

(*) De spatiëering is van ons.

Geachte Redactie!

Mag ik met-deze zoo vrij zijn, even terug te komen op mijn ingezonden stuk in „De Waarheidsvriend" van 26 Augustus 1921 ?

Ik had daarin eenige opmerkingen over de Ned. Herv. Kerk en haar Synode en wees er op, dat er zulk 'n droeve toestand is ont­staan, hetgeen uit allerlei handelingen en redevoeringen der Synode bleek, dat er onder de belijders van den Christus naar de Schriften een zuchten is, dat er toch eens een einde mocht komen aan dien toestand en" de Kerk niet langer in banden gekneld mocht blijven. Ik vroeg toen, of het niet gewenscht zou zijn, dat er in bidstonden eens aan de gemeente de nood der Her-' vormde Kerk zou bekend gemaakt worden en met de gemeente tot den Koning der Kerk zou gebeden worden om uitkomst.

Ik had gehoopt, dat de Redactie van „De Waarheidsvriend" wel een kleine opmerking daarbij zou gevoegd hebben, maar tot heden las ik dienaangaande niets. Wel is het aan de vrijzinnigen niet ontgaan maar dezen hebben van dergelijke bidstonden niet veel verwachting en vinden vergaderingen met debat beter.

Ik ben het met de opmerking in „De Rotterdammer" daarover eens, dat daarvoor de tijd verspild zou zijn, maar bidden, en natuurlijk ook werken, gezegende vruchten zouden kunnen geven. Ik geloof, op grond van Gods Woord, en uit de ervaring van alle vromen, dat er kracht van het gebed uitgaat. Indien er maar waarlijk behoefte is en. de nood diep wordt beseft. Maar dat is dan ook noodzakelijk. Daarom moet het aan de gemeente meer worden voorgelegd, hoe verschrikkelijk het is, dat den Zone Gods smaadheid in de prediking wordt aangedaan.

Men loopt er te veel over heen met een : , , het is niet anders", of: „wat is er aan te dóen ? " Maar zou men dan in zijn woning iemand dulden, die geregeld tegen de huisorde in handelt ? Of zouden de kinderen het uitstaan, als er een vreemae in de woning was, die vader of moeder verachtte of de eer ontnam ?

Moeten dan in onze Hervormde Kerk de leeringen der „Modernen" maar steeds toegelaten worden ? We willen de personen in hun waarde laten, maar de leer, in woord en geschrift, moet toch ieder, die den Heere Jezus liefheeft, pijn aandoen. Hij kan er geen vrede mee hebben.

Moet zulks dan niet tot gebed uitdrijven ?

Natuurlijk mag 't daarbij alleen niet blijven. Er moet ook meer en ernstiger dan tot dusver gewerkt worden, vooral ook dat treurig halfslachtige van sommige „Rechtzinnigen" moet bestreden worden.

De „Modernen" gaan de Hervormde 'Kerk zoo maar niet uit, al bedanken ook hier en* daar velen voor hun lidmaatschap. En al gingen er nog veel meer, 'dan was onze Herv Kerk nog niet gezond. Zoolang het mogelijk is, dat zij kunnen volhouden, in „geest en hoofdzaak" met onze belijdenis het eens te zijn, blijft het tobben.

We zien het nu weer met het Reglement op de predikantstractementen. Die tweeslachtigheid der Kerk speelt al weer een groote rol. Het is toch te begrijpen, dat Gereformeerde menschen er tegen zijn, om geld op te brengen voor de tractementen van Moderne predikanten, nog afgezien van het van boven opleggen van verplichtingen door een Synode, die in haar handelingen de sympathie van een groot deel der Hervormde Kerk niet meer heeft. De Gereformeerde gemeente in de Herv. Kerk zorgen zoo slecht niet voor hun predikanten, al is er misschien ook door de te vlugge rij=zing van den levensstandaard een achterstand.

Mag ik daarom nog eens met mijn vraag komen : „Heeft de Gereformeerde Bond in deze dingen niet een.roeping? " Er zal toch iets moeten uitgaan van de ware belijders. Hebben de profeten van den ouden dag Israël niet 'gewaarschuwd en tot schuldbelijdenis opgewekt ? De zonde onzer Hervormde Kerk zal ook moeten worden blootgelegd. Tot schuldbelijdenis moet he tkomen én tot de bede om uitkomst, met de hand aan den ploeg.

Laten onze Gereformeerde predikanten daarin mogen voorgaan en zij Ezra's optreden ons lot voorbeeld.

Misschien is het bestuur van den Gereformeerden Bond reeds in bedoelde richting werkzaam of zijn er plannen in overweging, wat zeker velen aangenaam zou zijn In de hoop niet te veel van Uw gastvrijheid gevraagd te hebben.

Hoogachtend, 

Uw trouwe lezer, A. VAN DER KÖOY.

Monster, 10-11-'21.

Onderschrift van de Redactie :

Natuurlijk hebben we 'de grootste sympathie voor zulk schrijven. Het is ook juist, sinds jaren nu, 'het streven van het Hoofdbestuur om in de wintermaanden overal waar maar eenigszins mogelijk is, vergaderingen te houden, waar over de zonde der Kerk en ónze zonde gesproken wordt, niet in debat-vergaderingen, maar in samenkomsten waar de nooden der Kerk den Heere worden opgedragen in den gebede en de gemeenten tot gebed en tot getrouwheid worden aangespoord en opgewekt.

Hoe meer dergelijke samenkomsten gehouden worden in stad en dorp, hoe liever het ons is. En dan, denken we óók aan de werking van het zuurdeeg; ook willen we gaarne, dat gedaan wordt wat onze hand vindt om te doen.

Het moet naar een oplossing van het kerkelijk vraagstuk; anders gaat onze Hervormde Kerk te gronde en een ander neemt haar plaats In.

M, v. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

ingezonden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's