Heilige Geest en kerkorde
2
Reeds in het voorafgaande artikel hebben wij een en andermaal de huidige kerkorde genoemd en in dat verband een paar critische opmerkingen gemaakt. Het lijkt ons gewenst daar nu wat uitvoeriger op terug te komen.
Huidige kerkorde
Toen in de na-oorlogse jaren druk gesproken werd over het Ontwerp nieuwe kerkorde waren er in de kring van de hervormd-gereformeerden die er zeer sympathiek tegenover stonden. Anderen opperden ernstige bezwaren.
Nu na ruim 25 jaren zullen wij moeten zeggen dat degenen die toen bezwaren opperden de zaak beter en scherper hebben gezien dan de anderen. Er hebben van meetaf aan in de nieuwe kerkorde elementen gelegen die in strijd zijn met de gereformeerde beginselen van het kerkrecht. De moeilijkheid was echter dat er weliswaar wel een alternatief kon worden gesteld: een gereviseerde Dordtse kerkorde, maar dat daar in de Hervormde Kerk geen meerderheid voor was te vinden. De oude Reglementenbundel was ook niet gereformeerd.
De oude stelregel van de Confessionelen, ook indertijd die van Hoedemaker, dat aan de reorganisatie van de kerk voorrang moest worden verleend, waar dan van hervormd-gereformeerde zijde tegenover werd gesteld dat een reformatie van de kerk primair is, heeft schipbreuk geleden op de feitelijke ontwikkeling na 1951, het jaar waarin de nieuwe kerkorde in werking trad. De reorganisatie van de kerk heeft niets opgelost en ook niets opgeleverd! Wij zijn nog even ver van huis of zelfs nog verder dan ten tijde van de Reglementenbundel. De visie van Hoedemaker blijkt een te idealistische en formalistische te zijn geweest. Hiermee wil ik overigens geenszins de hele Hoedemaker afvallen.
Het is met de nieuwe kerkorde al dadelijk een moeilijk geval geweest. Er was het een en ander in deze kerkorde dat authentiek gereformeerd mag worden genoemd, met name de structuur van de kerk als een presbyteriaal-synodale, en de onderscheidende betekenis die aan de ambten werd toegekend. Maar dit gereformeerde werd (en wordt) helaas herhaaldelijk doorkruist. En niet slechts op één punt. maar op tal van punten. Bovendien, het synodale heeft vergeleken bij het presbyteriale een te zwaar gewicht gekregen. De man die onder ons daar al tijdens de voorgeschiedenis van de kerkorde de vinger bij legde is wijlen ds. I. Kievit geweest. Niemand heeft in die tijd de afbuigingen van het gereformeerde kerkrecht scherper , gezien dan hij.
En hoe is het daarna gegaan? Is de kerkorde dank zij latere wijzigingen en aanvullingen gereformeerder geworden? Was het maar waar! Wij zijn na 1951 verzeild geraakt in laag-kerkelijke wateren. Daarvan leggen allerlei synodale geschriften getuigenis af. Wij noemen: Wat is er aan de hand met het ambt? (1970) en: Gemeentevormen en Gemeenteopbouw (1971). De geest van de tijd die er een is van individualisme en subjectivisme is hier bepaald niet vreemd aan. Er is indertijd, toen ds. G. Boer nog voorzitter van de Gereformeerde Bond was, heel wat te doen geweest over de geruchtmakende rapporten-Kaptein. Een eerste rapport over Gemeentevormen, waarin dezelfde ideeën naar voren kwamen, is in zijn totaliteit, dus zó als het ter tafel kwam, ter synode afgewezen. Thans bemerken wij echter dat toch de daarin gedane aanbevelingen stuk voor stuk via kerkordelijke wijzigingen gerealiseerd worden. Wat laatst ten aanzien van het verlenen van bevoegdheid tot sacramentsbediening aan hulppredikers ter classicale vergaderingen besproken is, is daar een bewijs van. Wat nog gereformeerd is in de huidige kerkorde kavelt steeds meer af.
Zo zijn wij wel gedwongen nauwlettend toe te zien bij alles wat op kerkordelijk gebied van synodewege op de tafel van de classicale vergaderingen komt. Het gaat hier om niets minder dan het gereformeerde karakter van onze kerk in de toekomst.
Onze houding
De vraag komt op hoe nu onze houding, ook zeer concreet in de praktijk van het kerkelijke leven, ten aanzien van de kerkorde, met al haar artikelen en ordinantiën, zal moeten zijn.
Wij zullen daarbij dacht ik wel moeten weten te onderscheiden. Tientallen bepalingen zullen geen enkel gewetensbezwaar ooit kunnen oproepen. Zij ordenen heel gewoon de vele verrichtingen die in de kerk gedaan worden en moeten worden gedaan. Wie gesteld is op orde in de kerk, en, zoals reeds in het voorafgaande artikel is betoogd, is dat een goed gerefoimeerd beginsel, die zal zich verplicht gevoelen zich aan deze artikelen, men kan ook zeggen 'spelregels' te houden. Wie dat niet doet getuigt van weinig kerkelijk besef. Hij maakt als hij een voorstander is van de gereformeerde prediking in de kerk zijn getuigenis uiterst zwak. Men kan tegen hem zeggen: geneesmeester, genees eerst uzelf! Bovendien schaadt hij het leven der gemeente. De gemeenten hebben er récht op dat eerlijk en naar recht gehandeld wordt door ambtsdragers en gemeenteleden. En ook al zijn er anderen die zich aan de regels niet houden daarmee is niet verontschuldigd degene die zegt: Dan doe ik het ook maar niet! Wie oprecht gereformeerd wil zijn ook van levenswandel zal in zo'n tijd en in zo'n situatie er in het bijzonder zich toe geroepen moeten voelen om zich te houden aan wat de kerk hem voorschrijft.
Ik wil dit illustreren aan een paar voorbeelden. In onze kerk heeft niet ieder preekbevoegdheid. Ook niet al is hij catecheet. En toch wordt er weinig door de kerkeraden meer naar gevraagd. Men verkeert soms in nood en dan doet men maar. Nu wil ik erkennen dat er 'nood' kan zijn. Maar het is toch niet juist als van die 'nood' een 'deugd' wordt gemaakt. Als en het als gewoon en als legitiem gaat beschouwen.
De zaak is erg actueel. Er kómen ook onder de hervormd-gereformeerden steeds meer catecheten. Men kan bewondering hebben voor hun ijver en studie; wij weten van nabij welke offers men zich daarvoor getroost. Maar 'catecheet' — de naam zegt het al — is er voor de catechese! Waarom moet ieder die daarvoor studeert de preekstoel op het oog hebben? De gemeenten hebben meer dan ooit dringend behoefte aan mensen, mannen en vrouwen, die wat gestudeerd hebben en dat vruchtbaar maken in de gemeente. Die zonodig kunnen catechiseren, maar verder ook jeugdwerk kunnen leiden, evangelisatiewerk en noem maar op. Men behoeft toch niet altijd te staan naar een bezoldigde positie.
Nog urgenter is de kwestie van de hulppredikers. Wij weten dat er ook onder ons hulppredikers zijn die het eigenlijk zo erg niet vinden dat de synode de mogelijkheid van sacramentsbediening voor hen gaat openstellen. Zij denken al gauw dat de predikanten die daar tégen zijn dit zijn vanuit 'n bevoorrechte positie. Hadden zij toch eens meer oog voor wat hier in feite op het spel staat! Niets minder dan een van de fundamentele beginselen van het gereformeerde kerkzijn. Of denken zij soms dat onze kerk als zij weer eens de Dordtse kerkorde had hen deze bevoegdheid ooit zou verlenen? !
Wij gunnen deze werkers in 's Heeren kerk van harte al wat zij wensen, maar wij kunnen daaraan niet het gereformeerd zijn van de kerk op dit zeer wezenlijke punt opofferen. Laten zij zich houden bij wat hen rechtens, en met rechtens bedoel ik nu, naar gereformeerde opvatting, toekomt.
Zij moeten niet denken dat zij daarom 'minder' zijn dan b.v. de predikanten. Er zijn genoeg hulppredikers geweest, die nooit de sacramenten hebben bediend maar meer betekend hebben in Gods kerk dan menig predikant.
Het ambt is een bijzondere roeping; maar met het hebben of niet hebben van dat ambt en de ambtsbevoegdheden is nog niets gezegd over iemands persoon. Ook gewone gemeenteleden kunnen als christenmens mijlen ver staan boven menige predikant. Maar juist dan zullen zij niet hoger willen grijpen dan hun toegestaan is en zullen zij het ambt, als instelling van Christus, eren.
Wanneer, zoals we vrezen, aan de hulppredikers in de naaste toekomst meer ruimte zal worden gegeven wat betreft de bediening van de sacramenten dan zal daarin ongetwijfeld voor velen onder hen een ware verzoeking gelegen zijn. Mogelijk kan het bovenstaande ertoe dienen hen te elpen in deze verzoeking met een goed geweten staande te blijven.
Er is nog een derde geval dat wij ter sprae kunen brengen, dat van het preken in gemeenten van anderen.
In de Dordtse kerkorde wordt het verboden. Waarom? Omdat onze vaderen presbyteriaal dachten. De eenheid van de plaatselijke gemeente rondom de dienaar des oords en de ouderlingen en diakenen as hen een groot goed. Wie in de tijd dat de gereformeerde kerkorden in ons land van kracht waren het bestond te preken in de gemeente van een collega viel onder de kerkelijke strafmaatregelen.
Is dat nog te handhaven? Naar ik meen tendéle! Er kan ter plaatse een prediking ijn die zo ongereformeerd is dat men naar de noodmaatregel van nevendiensten moet grijpen. Maar als dat nu niet het geval is, wat dan? Dan zal men, als men gereformeerd wil zijn, zich daarvan moeten onthouden. Dan zal geen argument mogen zijn: Wij willen de mensen die behoren tot de groep waar wij voor optreden behouden voor de hervormde kerk! Hiermee is niets gerechtvaardigd, en bovendien is het nog de vraag óf wel werkelijk die groep voor de Hervormde Kerk bewaard blijft. Zal men mogen toegeven aan het individualisme van een aantal gemeenteleden die inplaats van te blijven waar zij zijn en meer de gemeente dan zichzelf op het oog te hebben, zich afscheiden van het geheel? Dan wordt wederzijds op een ongereformeerde wijze gehandeld. Laat het duidelijk zijn dat wij beslist niet het oog hebben op evangelisaties in vrijzinnige en middenorthodoxe gemeenten, daar zal als noodmaatregel het niet anders kunnen. Maar er zijn ook andere gevallen. Wij weten: soms is er niet bepaald een boos opzet in het spel, maar men is, en dat betreuren wij ten hoogste, ook zelf, misschien onbewust het echte gereformeerde spoor bijster geraakt. Men is 'moderner' dan men zelf weet. Alleen maar te zien op eigen geweten, eigen behoeften, en niet af te gaan op objectieve normen is typisch voor deze tijd. Objectieve norm zal moeten zijn wat wij als slagzin zo graag in onze mond nemen, maar wat dan ook voor onszelf geldt: Schrift en belijdenis!
Tot slot als voorbeeld de kwestie van het seminarie. Het is voorgeschreven in de kerkorde dat een beginnend predikant enige tijd in het seminarie zal moeten doorbrengen en daartoe telkens voor een aantal dagen uit zijn gemeente wordt weggehaald. Kan hier een gewetensbezwaar liggen?
Gewetensbezwaren kunnen er alleen zijn indien er duidelijke verboden Gods zijn! Wie niet met de Schrift in de hand kan aantonen dat deze of die kerkordelijke bepaling in strijd is met de Schrift zal als bijbels en gereformeerd man geen grond onder de voeten hebben. De zaak is niet of bepaalde programma's tijdens de week die men in het seminarie doorbrengt gewettigde kritiek kunnen' oproepen, immers, van zulke programma's kan men zich onthouden, maar de zaak is of het gaan zélf naar het seminarie in strijd is met Gods Woord.
Men kan zich beroepen op het geweten. Men zal dan echter toch wel moeten weten wat men doet. Wie zal durven beweren dat het geweten autonoom is, eigen wetgeefster? Er is maar één Wetgever, de HEERE is onze Wetgever. En zijn geboden en verboden vinden wij in zijn Woord. Ons geweten, ook ons christelijke geweten kan dwalen. Als iemand zegt: Mijn geweten verbiedt mij niet om op zondag te gaan vissen, te gaan zwemmen en te gaan sporten, dan zullen velen, met mij, zeggen: Uw geweten dwaalt, want er is een gebod Gods. Zo is het ook, naar mijn gevoelen, als iemand zegt: Mijn geweten verbiedt mij naar het seminarie te gaan, om deze reden: er is geen verbod Gods! Ons geweten is een tere zaak. Wij zullen er altijd voor open moeten blijven staan ons geweten te laten vormen, door Gods Woord en Geest en daarbij zullen wij, naar mijn gevoelen, ook het broederlijk beraad niet mogen versmaden.
Ongehoorzaamheid
Moet de kerorde dan ten allen tijde en in alle gevallen worden gehoorzaamd? Wij antwoorden: Niet op die punten die duidelijk en klaar ingaan tegen Gods Woord. De vrouw in 't ambt zullen wij nooit kunnen accepteren, en wij doen dat niet ook. Er bestaat op dit punt een principiële ongehoorzaamheid. Naar wij vrezen zouden de gevallen waarin wij om des Woords wil ongehoorzaam zullen moeten zijn zich weleens kunnen gaan vermenigvuldigen. Heel ons zijn en blijven in de Hervormde Kerk wordt dan discutabel. Juist terwille van die gróte ongehoorzaamheid waar wij misschien (moge God het verhoeden) naar toe gaan zullen wij des te meer en des te zorgvuldiger in datgene waarin wij wèl gehoorzaam kunnen zijn ( en dat ook dienen te zijn) het ook móeten zijn. Door ons te houden aan het gereformeerde, het geoorloofde en het wettige in de kerkorde zal des te scherper uitkomen ons verzet tegen het ongereformeerde en onwettige.
Wij herinneren nogmaals aan de eerste regel in de Voorrede van de kerorde van Wezel: De apostel gebiedt dat in de kerk alle dingen eerlijk en met orde geschieden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's