MANKE MURK
EEN VERHAAL UIT HET FRIESCHE VOLKSLEVEN
Met toestemming uitgever J. H. Kok te Kampen
„Ga óók naar een grootere plaats, zooals ik gedaan heb. Daar wonen wel meer menschen, maar de kans om iets te krijgen is daar ook des te grooter. 'k Zou niet graag naar deze negorij terug willen."
„Maar daar staan ze toch zeker ook op mij niet te wachten. En dan dat been ! 't Is soms alsof het niet recht meewil en er geen kracht in zit."
„Je moet niet wérken, kerel, je moet zien, dat je een baantje krijgt, " zei de vriend.
„En dan rentenieren zeker, zonder kapitaal." „'k Bedoel, je moet zien den kost te verdienen met iets anders dan veel loopen en zwaar arbeiden, zooals er toch veel menschen zijn, die dat ook doen en er veel beter komen dan degenen, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat hun lichaam sloopen. Zoo'n arbeid wordt nooit beloond."
„Weet je iets voor mij ? " lachte Murk. „Nu, wéten, wéten, 't waait je niet aan, maar 't was te onderzoeken. Wat mij goed toe leek ? Dat je in den handel ging. De menschen mogen je wel, en je hebt een mond, die goed praten kan. Als ik in je plaats was, dan wist ik wel wat ik deed."
„Wat deedt je dan ?
„Ik kocht een kar en een paar honden. Dan ging ik naar een koopman in galanterieën en hoe die dingen verder mogen heeten, maar die de vrouwen en meisjes mooi vinden en daarmee ging ik den boer op. 't Zou mij benieuwen of je daarmee niet een stuk brood kon verdienen." „'k Dank je wel; ik zal er over nadenken, " zei Murk.
Was dat toeval of Godsbestuur ? Voor hèm het laatste, en eer er een week verloopen was, had hij een kar gekocht, .benevens twee flinke trekhonden en voor niet te veel geld had een grossier in porcelein, glas en aardewerk hem dit in den handel gegeven. Siderius had woord gehouden en hem bij al deze uitgaven, door het toegezegde bedrag, geholpen, terwijl hij hem bovendien nog twee rijksdaalders zakgeld had gegeven, die hij niet behoefde terug te hebben.
„God zal het je loonen, boer", had Murk gezegd en was daarmede afgetrokken, onder belofte van niet te zullen verzuimen ook hier van tijd tot tijd met zijn kar te komen en verslag uit te brengen van de zaken, die hij deed.
Bij een weduwe in de Kerkstraat, in het nabije dorp, kreeg hij een kamertje, waar hij 's nachts slapen kon en 's avonds, na afgedane dagtaak, een eenvoudigen maaltijd genoot. In een oude loods, daar naast, was ruimte voor zijn kar en een slaapgelegenheid voor de honden.
In den beginne viel het niet mee. Geheel niet gewend aan een gezellig familieleven, wist hij niets van huishoudelijke artikelen af. Wat verstand had Murk van porcelein en graniet, van een theeservies en koffiepotten, van broches en reukwater hem tegen provisie toevertrouwd. En dan de moeilijkheid, om al de prijzen in zijn hoofd te houden !
„Je moogt wel een hoofd hebben als een almanak", zei hij en nam daarom de toevlucht tot het papier, om al de prijzen te noteeren. Maar eer een maand verloopen was, had hij het boekje niet meer noodig. Murk had al de prijzen in zijn hoofd en anders gaven de cijfers en teekens op de verschillende artikelen, die voor een oningewijde niet te begrijpen waren, hem de noodige inlichtingen.
’t Leek hem alsof hij in een andere wereld was overgeplaatst, 't Leven kreeg nu waarde. Hij had een taak, en elke dag gaf nieuwen arbeid, waaraan wel moeite en bezwaren verbonden waren, en die niet altijd even gemakkelijk viel, maar die toch óók weer arbeidsvreugde met zich bracht.
Niet het minst .bracht de betere verzorging, die hij thans genoot, het hare er toe bij, om hem met telkens vernieuwde kracht de stadspoort te doen uittrekken, en met opgewektheid en in getrouwheid de klanten te bedienen. Hij wist, dat wanneer de avond kwam, hem een rustplaats wachtte, waar hij niet als ballast beschouwd werd, en vriendelijke zorg voor hem een maaltijd had bereid. Ook daarin zag hij een wonderlijke leiding Gods.
Kwam zóó. 't Was in den tijd van de Spaansche griep, dat vrouw Kalma binnen enkele dagen haar man verloor. Hij was zoo robuust en sterk. Nooit was hem iets te veel of te zwaar. Hij zag op geen kwartier en vroeg niet: „kan het wel? " als van hem iets geëischt werd. Op de fabriek hadden allen ontzag voor hem, omdat hij niet veel sprak, maar des te meer deed. De patroons mochten hem graag en als Kalma geen raad wist of bet niet doen kon, dan gelukte het ook geen ander. En hij zelf wist ook, dat hij sterk was. , Neem je toch wat meer in acht", had zijn vrouw menigmaal gezegd, als hij 's avonds soms zoo erg verhit thuis kwam en dan vaak te moe was, om lang op te blijven, of nog naar een vergadering te gaan, waar hij bij hoorde. „Maar het werk moet gedaan worden", zei hij dan, „en morgen ben ik weer frisch."
Toen kwam die verraderlijke ziekte, die zoovelen plotseling in de kracht der jaren wegmaaide.
(Wordt vervolgd).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1936
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1936
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's