Een land met contrasten
Hervormde delegatie bezocht Indonesië
In verband met enkele artikelen over Indonesië van de hoofdredacteur blijft het twee weken geleden aangekondigde antwoordartikel op de artikelen van prof. dr. J. Douma even overstaan. We hopen dat binnenkort te plaatsen. De Redactie
Ik had het voorrecht deel te mogen uitmaken van de veertien personen tellende delegatie van de Nederlandse Hervormde Kerk, die een bezoek van ongeveer vier weken aan Indonesië heeft gebracht. De uitnodiging voor het bezoek was van de Indonesische Kerken uitgegaan. Met de 22 Kerken, waarmee de Hervormde Kerk door de jaren heen een zendingsrelatie onderhield, werd in Tangmentoe bij Rante Pao een conferentie gehouden, waarna de delegatie in groepjes van 2 personen uiteen ging voor een bezoek aan enkele afzonderlijke kerken.
Het bezoek met de ontmoeting in Tangmentoe kan als een historische gebeurtenis worden gezien. Voor het eerst in de geschiedenis kwam de Hervormde Kerk, die jarenlang in zendingsrelatie stond tot de Indonesische Kerken, met de nu zelfstandige partner-kerken in Indonesië bijeen. Allerwege werd dit toch wel als een bizonder moment in de geschiedenis van deze kerken aangevoeld.
Graag wil ik de komende weken enkele impressies van dit bezoek geven. Die impressies zijn — hoe kan het anders — persoonlijk. Ieder kan hier zijn eigen verhaal schrijven, wel niet over de ontmoeting in Tangmentoe maar wel over het bezoek aan het land en de kerken. Over de ontmoeting in Tangmentoe wil ik apart schrijven. In dit artikel daarom eerst wat algemene ervaringen en indrukken.
17 augustus
Op 17 augustus van dit jaar was het juist dertig jaar geleden, dat in Indonesië de onafhankelijkheidsverklaring werd uitgegeven. Het geboorteuur van de zelfstandige staat Indonesië wordt dan ook gesteld op 17 augustus 1945. Het dertigjarig bestaan van de natie is in geheel Indonesië uitbundig gevierd. Weken van tevoren werden tot in de kleinste kampongs toe oefeningen gehouden door allerlei wandelgroepen voor de grote defile's op 17 augustus. De jeugd van de scholen, groepen padvinders, studenten, militairen, vormden lange stoeten wandelaars, die de wegen blokkeerden. Nogmaals, de onafhankelijkheid werd uitbundig gevierd.
Heeft het zin om te vragen wanneer het beter was, vroeger of nu? Soms lieten mensen zich iets ontvallen daarover, maar méér werd gezwegen. Maar sterk nationaal besef in allerwegen, ondanks de problemen die er zijn, ondanks ook de economische teruggang.
De geschiedenis is niet omkeerbaar. Indonesië staat voor zijn ontwikkeling en wordt daarbij — dat is buitenkijf — geconfronteerd met immense problemen. Beter dan terug te zien is het om vooruit te zien en de vraag onder ogen te zien hoe het Indonesische volk bij zijn opbouw kan worden geholpen.
Hoe verschaft Indonesië een bestaan aan de zich nog steeds uitbreidende bevolking? De jaarlijkse toename van de bevolking bedraagt 2.5 procent. In 1961 had het land 97, 8 miljoen inwoners. In 1966 was het aantal 109, 5 miljoen en in 1968 werd de bevolking op 112 miljoen geschat, waarmee Indonesië bij de eerste vijf naties van de wereld behoort wat betreft het aantal inwoners.
Verpaupering
Het wordt iedere bezoeker van dit land direct duidelijk, dat ontelbaar velen aan een bestaans-minimum niet of nauwelijks toekomen. Men wordt geconfronteerd met een onbeschrijfelijke ellende wanneer men door steden als Jakarta of Surabaya trekt. Jakarta een stad met vijf miljoen inwoners, waarvan het merendeel in krotten woont. Men ziet plaatsen waar de mensen geen beter bestaan hebben dan de ratten waartussen zij leven. Velen leven in de open lucht, tegen de spoorlijn, langs de kali, onder de bruggen. Ik kan niet anders zeggen dan dat het zien van deze dingen me een schokeffect gaf. Men staat hier voor een bijkans onoplosbaar probleem. Je ziet mensen waarvan je je afvraagt of ze dood zijn of levend. Je ziet toestanden die wat de hygiëne betreft onleefbaar zijn, tenzij de mensen voor elke bacteriologische aantasting immuum zijn geworden, wat dan ook wel het geval zal zijn.
Nog dieper grijpen dergelijke toestanden in wanneer men bedenkt, dat de mensen die daar zó, onder een bestaansminimum leven, schepselen Gods zijn. We weten, dat de mens bij brood alleen niet leven kan, maar zonder brood kan hij ook niet, en wie van die miljoenen daklozen en ellendigen zou ooit van het Brood des levens hebben gehoord? Men gaat vragen naar de zin van dit bestaan wanneer er geen brood is voor het lichaam èn geen brood voor het hart. Men kan hier moeilijk als toerist gaan 'plaatjes schieten'. Men krijgt het eerder benauwd vanwege de opkomende vragen.
Wie in het centrum van Jakarta loopt waant zich in een moderne Amerikaanse stad met flats, hotels en torens. Maar niet ver van het centrum ligt een wereld van ellende, al ligt het op de gezichten van al die 'ellendigen nog niet eens te lezen (integendeel!). Daar kan men niet om de sociale vragen heen. Ze dringen zich onweerstaanbaar op. We hebben daar intussen ook mensen ontmoet, die met een bewogenheid uitgingen naar al die mensen die geen helper hebben, om hen van dienst te zijn, van dienst met brood voor het hart en brood voor het lichaam. Het gaat daarbij om dienen met twee handen, waarbij de ene hand niet inhouden mag ten koste van de andere. Ik heb daar vaak gedacht aan de mannen van het Réveil, die sociaal dienstbetoon en een appèl op het hart op evenwichtige wijze met elkaar verbonden. Sociale vragen zijn geen vragen los van het hart en vragen van het hart zijn niet te isoleren van de omstandigheden waarin mensen leven. Een sociaal werker zei me: het is hier met acties niet goed te krijgen, het gaat om het christelijke dienen met hart en hand.
Karig bestaan
In verband met enkele artikelen over Indonesië van de hoofdredacteur blijft het twee weken geleden aangekondigde antwoordartikel op de artikelen van prof. dr. J. Douma even overstaan. We hopen dat binnenkort te plaatsen.
Niet ieder in Indonesië leidt een verpauperd bestaan. Integendeel, er zijn ook rijken en zeer rijken. Maar ook voor de gewone bevolking is het bestaan karig. De bevolking in de kampongs en de dorpen leeft in eenvoudige houten woningen. Man en vrouw werken samen op b.v. de sawah om te zorgen voor voedsel voor het gezin. Wat voeding betreft komt men dan niets te kort maar verder kan men zich niet veel permitteren. Het inkomen van predikanten is ook zeer gering. Wat te denken van een predikant, die 15.000 rupiah per maand ontvangt? (± ƒ 100, —). Wil hij kunnen leven dan moet hij met vissen of landbouw of met andersoortig werk er wat bij verdienen. Of hij moet in de gelukkige omstandigheid verkeren dat één van zijn familieleden zich van een beter inkomen heeft verzekerd. )Want ieder weet zich voor de familie verantwoordelijk). Is het wonder dat men dan ook wat argwanend aankijkt tegen veel betere leefomstandigheden van zendingswerkers?
En toch, ik sprak een predikant die na terugkeer van een verblijf van enkele maanden in Holland zei blij geweest te zijn weer thuis te zijn. 'De welvaart hoeft voor mij niet'. Wat te denken van de dokter die bij terugkeer uit Europa met het personeel van het ziekenhuis dankte voor het feit dat men nog arm was. Niet om de verpaupering te vergoelijken (daaraankon men niet gauw genoeg doen) maar vanwege de gevaren van de welvaart met betrekking tot het geestelijk leven en de onderlinge verantwoordelijkheid en saamhorigheid. Een woord ter bezinning! Wanneer man en vrouw daar samen werken dan is het terwille van het (naakte) bestaan. Zijn we hier in het Westen echter niet in een situatie gekomen dat man en vrouw werken terwille van het welvaartsbestaan? Voor een (tweede) auto, een (tweede) huis, een jacht of andere weelde artikelen? Die welvaart wordt — zo bleek me uit verschillende gesprekken — daar niet verlangd door mensen, die er bij ons iets van hadden gezien.
Maar anderzijds, voor velen is het bestaan geen 'vetpot'. De Indonesische bodem is een dankbare bodem, die een grootse variëteit aan vruchten en gewassen biedt, waardoor mensen, die een stukje grond hebben echt wel hun voedsel hebben Maar dat betekent bepaald niet een onbezorgd bestaan voor allen. Wel een verantwoordelijk bestaan voor velen.
De kerken
De vraag is verder: hoe is het met de kerk in dit grote en grootse land. Hoe leven daar de 4 miljoen christenen, die samen nog geen 4 procent van de bevolking uitmaken in een voor het merendeel Islamitische samenleving? Daarover wil ik graag de volgende keer iets vertellen. Want één ding werd mij duidelijk: wij hebben daar mede het evangelie mogen brengen maar we zouden er nu ook bepaald iets kunnen halen. Welvaart leidt niet altijd tot welzijn. Dat leert onze situatie. Gebrek aan welvaart behoeft nog niet te betekenen dat er geestelijk geen groei is. Dat leert de situatie daar!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's