De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

15 minuten leestijd

De Kerk en de sociale beweging van onzen tijd.

IV.

De Kerk moet zich bewust worden, dat er groote, zedelijke en geestelijke vragen zich opdringen op het terrein van het groote gemeenschapsleven, waarbij zij geroepen is haar licht te doen schijnen, haar woord te doen hooren ; geestelijke leiding te geven. Zij zal het moeten gaan gevoelen, dat zij geroepen is allerlei diepingrijpende vragen, rakende de groote staatshuishouding, te bezien en wel van den grooten kant te bezien, om na te speuren en open te leggen, waar het om gaat ; en te bevorderen, dat het toch méér gaan mag om zedelijk en geestelijk goed, om de eere Gods en 'het waarachtig welzijn des menschen.

Het groote leven moet ingericht zijn naar de groote lijnen door den Heere in Zijn Woord getrokken.

Er zijn b.v. langen tijd arbeiderstoestanden geweest waarbij de eere Gods en de heiligheid van Zijn wet geweld werd aangedaan, Gods wet ruw werd overtreden en aan menschen wreed onrecht werd gedaan. Die dingen, die groote en toelangrijke dingen, moeten in het oog vallen. Ook de Kerk moet deze dingen zien en weten, ja, zij heeft in de bediening des Woords, in de catechisatiekamer en bij huisbezoek, de heilige roeping om op te komen voor de rechten des Heeren en de heiligheid van Zijn naam ; zij heeft ook te waarschuwen voor het aandoen van onrecht aan den mensch ; zij heeft het huisgezin, met man, vrouw en kinderen, de hand boven 't hoofd te houden, opdat het niet wreed om allerlei oorzaak uit elkaar gerukt wordt in het midden van dat leven, . dat ons allen raakt, omdat het ons gemeenschapsleven is.

Daarbij worden natuurlijk telkens nieuwe ragen van zedelijken en geestelijken aard geboren en de Kerk heeft Gods Woord uit te  leggen opdat er Goddelijk licht over deze dingen uitstraalt tot leering en vermaan.

Neem de kwestie van Zondagsarbeid, nachtarbeid, overmatigen arbeidsduur, vrouwen- en kinderbarbeid - moet de kerk niet  er naar staan, met Gods Woord in de hand, dat hier een goede, gezonde regeling mag kómen en alle gruwelijke misstanden mogen worden 'uitgebannen, zoo spoedig mogelijk ?

Wordt het gezinsleven niet uit elkaar gerukt ; wordt de dag des Heeren niet ontheiligd ; wordt in het loon den arbeider niet te kort gedaan, in 't geen hij waardig is en bij 't geen hij noodig heeft om met God en met eere zijn gezin te onderhouden ?

Raakt het hier niet het waarachtig welzijn des menschen, bij wien het zieleleven zoo gemakkelijk verschrompelt en de dagen worden doorgebracht in ontevredenheid en bij de dingen die beneden zijn ?

Het vraagstuk der groote 'steden met dat leven van genotzucht en geldzucht, meezuigende alles wat maar eenigszins in de strikken vastraakt — de Kerk zal 't onder de oogen moeten zien en zal zich Ijneer aan deze dingen moeten laten gelegen liggen. En met Gods Woord gewapend zal zij moeten ingaan tot al die groote belangen en groote vragen, die aan het vraagstuk van het sociale leven vast zittem

Natuurlijk zal de Kerk niet moeten gaan leeren, dat hier op aarde wel een hemel mag worden verwacht. Want op den bodem ook van deze groote zaak ligt de zonde, met al haar gevolgen op elk terrein des levens. •

Neen, geen hemel op aarde.

Maar —daarom heeft de Kerk tooh te spreken van Gods recht en heiligheid, van Gods wetten en inzettingen en van den mensch die een lichaam en een ziel heeft. Gods inzettingen mogen niet roekeloos wor den veracht. En de mensch mag niet tot een machine gemaakt worden zonder ziel.

Naar evenwicht moet worden gestaan, in den weg van Gods Woord, waar het evenwicht zoo jammerlijk verbroken is. En waar alles buiten Gods Woord omgaat en de leuze wordt aangeheven : „wij redden het zonder God ook wel !", daar moet de Kerk meer en meer laten hooien : dat alleen de Heere het goede met ons voor heeft en gelukkig te prijzen zijn, die in de vreeze Zijns Naams hun sterkte vinden.

Temidden van debatavonden, moet de Kerk, de draagster van Gods Woord, als een licht'op den kandelaar verlichten het breede leven, van zooveel vragen vol, sprekende tot rijken en armen, tot grooten en kleinen.

Wat zijn er niet vele gedachten, beschouwingen, idealen die de menschen gevangen houden en bezielen. Wat stevige organisatie die honderden en duizenden omstrengelt en heen leidt waar de raddraaiers en schreeuwers willen. En als dan in de organisatie niemand met God rekent noch Zijn Woord eerbied toedraagt en gedachten en idealen hoofden en harten van duizenden die ontgroeid zijn aan de geestelijke, goddelijke, hemelsche dingen vervullen, dan imoet dè Kerk als een vuurtoren staan temidden van de veel bewogen tijden en in breede bundels het lioht uitwerpen dan hier en dan daar, om schipbreuk te voorkomen of dwalenden terecht te brengen.

Wij hebben behoefte in onze dagen aan een Evangelie, dat spreekt van zonde en genade, van wedergeboorte en bekeering.

We hebben behoefte aan een Evangelie, dat zegt, dat de mensch bij brood alleenniet leven kan ; dat het onvermogen uitroept van alle aardsche dingen om den ziele nood te bevredigen ; dat de opperhoogheid van God proclameert en onze absolute onderworpenheid aan Hem in al ons denken, spreken en handelen, voorop stelt.

Dat Evangelie zal komen zonder bekoring voor den mensch.

Maar dat Evangelie, dat niet naar den mensch is, is toch voor den mensch. En dat Evangelie weet het, dat elk-ander evangelie bedrog en misleiding is, waarom zij de worsteling nooit opgeeft, om tegen leugen en misleiding in, de waarheid Gods te verkondigen, geloovende, dat de Heere Zijn Woord niet ledig zal doen wederkeeren.

Laat de Kerk niet vergeten, dat anderen een ander 'evangelie verkondigen, wat 'haar tot meer waakzaamheid en ijver en liefde dringen moest.

Neem het socialisme. Het brengt een nieuwe wereld-en levensbeschouwing. Het brengt een nieuw evangelie, een nieuwen godsdienst Vurig van geest wordt het alles aan de menschen gepredikt en met liederen des gejuichs wordt het alles blijde begroet.

Straks zal het verloren paradijs teruggevonden zijn en een hemel zal 't wezen op aarde ! Men vult de vergaderzalen met mannen en vrouwen ; men kweekt de kinderen ; men organiseert de jonge garde. Bruisend enthousiasme. Vroolijk klinkende liederen. Men viert z'n vierdagen. Men telt ook z'n martelaren. En het alles bezielt temeer voor de heilige idealen door het socialisme voorgehouden.

Dat moet de Kerk weten. Weet zij het ook ?

Dat moet zij weten voor hen die nog ter kerk gaan met vele, vele vragen in het hart, Dat moet zij weten voor hen, die ver van de Kerk zijn afgedwaald en niet meer naar haar omzien.

Zij moet behouden wat er fe behouden is.

Zij moet terug brengen, wat jammerlijk afdoolde.

Zij moet leeren en leiden die bij haar hulpe en sterkte en troost en vrede zoeken.

En zij heeft een blijde boodschap voor een droeve wereld ; zij bezit het geheim des geloofs, temidden van de strijd op aarde.

Want de godzaligheid is een zaak van groot gewin, hebbende beloften voor dit en voor het toekomende leven.

En neen ! dan zal het resultaat van het optreden der Kerk in de .bediening des Woords nooit zijn een algeheele heiliging

van het volksleven. We moeten zelfs op heel andere dingen rekenen. Want naarmate het einde nadert zal de invloed der Kerk schijnbaar geheel verdwijnen. De Heere heeft het ons in Zijn onfeilbaar Woord geopenbaard. Maar de Kerk heeft daar tenslotte niet naar te vragen ; zij heeft genoeg gedaan, zoo zij zioh het groote gemeensohapisleven heeft aangetrokken naar 's Heeren bevel en wanneer zij in voor haar tijd verstaanbare taal den rechtvaardige heeft .gezegd, dat het hem wèl en den goddelooze, dat het hem kwalijk zal gaan.

Een Hoogeschool op Gereform. grondslag.

Er zijn twee dingen rakende het Hooger Onderwijs, die onze aandacht vragen. En dat is ten eerste, dat in de kringen van de Vrije Universiteit ervaren wordt, dat op den duur de kring van leden en begunstigers der Vereeniging zal moeten worden uitgebreid en de financiëele offers veelvuldiger zullen moeten worden, daar anders de Vrije Universiteit met 5 faculteiten enz., niet zal kunnen blijven bestaan. En de tweede gebeurtenis van belang in deze is dat er spoedig een Roomsche Universiteit zal zijn. die natuurlijk over geldgebrek niet zal hebben te klagen.

Dat doet ons nog eens vragen : is het geen tijd, dat de Vrije Universiteit inderdaad ophoude te behooren tot een bepaalde kerkelijke gezindte, in dit geval de Gereformeerde Kerken en dat we krijgen een Hoogeschool ter beoefening van .de wetenschappen, opkomend uit de Kerk ; maar dan de Kerk genomen, zooals we allen belij.den met de 12 artikelen van ons Ohristelijk geloof : Ik geloof eene, heilige algemeene Christelijke Kerk. Dus in den zin van het lichaam van Christus, .de saamvatting aller .geloovigen ; en dan (bepaald zooals dat lichaam van Christus leeft bij het licht, dat God heeft doen opgaan in de groote reformatorische beweging der 16de eeuw.

Geen kerkelijke-gezindte. Maar wel de geestelijke ader van het lichaam van Christus er in.

Opkomend uit het leven der geloovigen, die saam zich scharen rondom Gods Woord, die saam leven uit de gereformeerde, echt reformatorische beginselen. Wij willen die vraag nóg eens doen, haar met ernst voorleggend aan de Directeuren van de Vrije Universiteit, aan de Hoog­leeraren van alle faculteiten aan die Hoogeschool, aan alle gereformeerden in den lande, in de hoop, dat eindelijk door allen die het wèl meenen met land en volk en Christus' Kerk mogen liefhebben er eens ernstig over gedacht zal worden.

Zouden „De Heraut", „De Reformatie", „De Bazuin", enz., er eens iets van willen zeggen ?

Zou men het in den kring van degenen die in onze Hervormde Kerk de belijdenis liefhebben, óók eens willen overwegen, om te komen tot positief werk tegenover Rome in. het midden van ons volk ?

Het hoofddoel der prediking.

Er zijn er, die steeds geneigd blijken te zijn om de hoorders der .predikingIn verschillende rubrieken te gaan indeelen. Men spreekt dan van intellectueelen of ontwiikkelden en van eenvoudige zielen. Men spreekt van ouderen en van jongeren. Men gaat bizonderlijk de rijpere jeuigd afzonderlijk nemen en spreekt van jeugd-diensten.

Nu is er zeer zeker onderscheid tusschen menschen en menschen. Maar het komt ons toch bedenkelijk en verkeerd voor, om de hoorders te gaan indeelen in afzonderlijke rubrieken en dan ook verschillende soorten van preeken te eischen : voor intellectueelen, voor ouderen, voor jongeren, voor arbeiders enz', enz.

In de Gemeente hebben we met menschen te doen, die tenslotte één en dezelfde behoefte hebben, of ze student of .kunstenaar zijn, of ze ontwikkeld mogen heeten of tot de eenvoudigen behooren, of ze 17 jaar "oud zijn of 47, en die ééne behoefte is : de verzoening met God in de vergevmg der zonden door Christus' bloed. Die religieuse, die allerdiepste behoefte is tenslotte bij hoog en laag, bij arm en rijk, bij geleerd en onontwikkeld één en dezelfde.

En hoe meer dat in de predjking uitkomt, hoe meer stichting, troost en blijdschap er wezen zal, onder beding van de genade des Heeren, Die vanouds sprak : vergader Mij het gansche volk, de grooten met de kleinen

Onkerkelijk.

Zelfs degenen die van God en Zijn Woord niet veel moeten hebben zijn nog wel geneigd te prijzen het godsdienstig optreden van hen, die zeggen niet tot een Kerk te willen behooren. Wat de Kerk doet weet men niet en kent men niet en waardeert men niet en prijst .men niet. Maar wat een onkerkelijke groep, vereeniging, bond of leger doet, dat looft men gaarne en telkens weer opnieuw.

Daarbij dringt'-men dan ook bij de Kerk er op aan al hetgeen kerkelijk is af te leggen. en liever te bevorderen, dat er komt een vrij, .godsdienstig, warm en algemeen streven om wél te doen en het goede te verkondigen.

De Kerk moet zich door deze dingen niet laten verleiden, op den voorslag van deze lofredenaars van al wat onkerkelijk of buitenkerkelijk is, in te gaan. Integendeel, de Kerk van Christus in dezen lande heeft meer te leeren haar Hoofd en Koning gehoorzaam te zijn naar Zijn Woord en zich door Hem te laten leeren en leiden. Zoo zal zij een pilaar en vastigheid der waarheid kunnen en mogen zijn in het midden van een booze, bewegelijke wereld en als een getrouwe getuige Christi zal zij een schoone roeping hebben tot aan de voleinding der wereld.

De Kerk moet dan ook weerspreken de leugentaal, welke veelszins gehoord wordt, dat een kerkelijke belijdenis het ware godsdienstige leven in de gemeenschap des Heeren in den weg staat. Dat is beuzeltaal, welke er op uit is, de Kerk van Christus met haar heerlijke, Bijbelsohe belijdenis, de fundamenten te ondergraven en zoo wat vast en hecht en sterk is voor alle eeuwen haar te ontnem.en. Luisterde de Kerk naar die sirene-zangen dan zou zij spoedig ineenstorten, gelijk een huis, dat van haar fundament is afgeschoven.

Laat men dan maar prijzen wat onkerkelijk is, terwijl men voor .de Kerk geen woord heeft en haar links laat liggen, ' haar dood zwijgt, haar tegenwerkt, haar haat — tóch zal de Kerk zichzelve moeten zijn en blijven, gebouwd op het fundament der profeten en der apostelen, verkondigende het Evangelie der Schriften

En dan er naar staan, om met het aloude Evangelie van Gods genade in Christus, der tijden nooden te verstaan, der tijden strijd te kennen, der tijden vragen te doorzien, om in de taal van deze tijden en voor de menschen van deze tijden te verkondigen de veel vuldige wijsheid Gods van menigerlei .genade vol, opdat ook de nieuwe tijden met het oude Evangelie gevoed, geleid en getroost worden.

Niet schitterend.

Er moet variatie zijn onder de predikanten, zegt men. Van de uiterste linkerzijde tot — nu ja, eigenlijk dat liever niet, maar enfin, dan van die er ook ééntje ! — tot de uiterste rechterzijde. Dat wekt de belangstelling en lokt toehoorders van alle. kanten. Daarom ook prees iemand in »Bergopwaarts«, het blad der ethischen, een inzender uit 's Gravenhage gelukkig. Wat zouden daar „de intellectueelen" en „de jongeren" trouw kerken, waar ze 't daar immers voor het uitzoeken hebben !

Doch — wat een ontnuchtering. Daar ver telt inzender het volgende als antwoord :

„Onlangs door omstandigheden eens onder het gehoor van ds. G. Hulsman in de Ev. Luthersche Gemeente, waren met kerkelijk personeel en kerkeraad mee geen 50 personen in de morgengodsdienstoefening aanwezig. En in de godsdienstoefening van den P/otest. bond, waar onlangs om een contributieverhooging van ƒ1.— per jaar 247 leden bedankten, Remonstrantsche en Doops gezinde gemeenten, is het niet veel beter. Een bekend en gevierd prediker gerekend onder de z.g.n. ethischen in de Ned. Herv. Gemeente, had onlangs in de Willemskerk maar een zeer klein gehoor."

Merkwaardig dat dit in het blad der ethischen, door iemand die zijn stuk voluit onderteekent, wordt geschreven, naar aanleiding van een „ingezonden" van iemand, die bang is dat door die rechtsche en die zware dominé's de kerken leeggepreekt zullen worden.

Wat is de werkelijkheid anders !

Want als zoo'n beroemdheid als ds. Hulsman met hondenslager orgeltrapper en stovenzetster meegerekend nog geen 50 menschen heeft op een Zondagmorgen, nu, dan is het niet bepaald schitterend te noemen. De menschen gaan liever naar 't strand of naar de Boschjes, ijaar het voetbalveld of naar de bioscoop, dan naar een plaats, waar allerlei zedepreekjes worden gehouden.

En inzender noemt nóg een groot bezwaar waardoor velen in onze Hervormde Kerk in de war raken en bij allerlei wind van leer tenslotte de Kerk den rug toekeeren.

Hij schrijft : „In de Hervormde Gemeente staan Zondag aan Zondag Christusverwerpers, Spiritisten en Boedhisten op de kansels ; men woont samen met zulken die met God en godsdienst spotten ; leer-en levenslucht worden over boord geworpen en noch op staatkundig noch op maatschappelijk terrein vermag men iets waardoor de Christelijke grondslagen in ons volksleven worden verdiept en bevestigd."

Hier worden ernstige dingen genoemd, en dat in »Bergopwaarts«, het blad der ethischen. Ons dunkt , de heer Joh. Pool — uit Den Haag — zoo is zijn naam — moest maar abonné worden van »De Waarheidsvriend.* Leer-en levenslucht, Christusverwerpers enz., met de klacht over het zwakke standpunt van vele Hervormden ten opzichte van het staatkundig en maatschappelijk leven — dat behoort zoo'n beetje in ónze kraam thuis, meer dan bij „Bergopwaarls."

Maar dat nu daar gelaten : is het niet merkwaardig, dat deze dingen zóó gevoeld en zóó gezegd worden ?

En ja — nu kan men er wel een beetje een loopje mee gaan nemen en spottend vragen: «waar staan nu al die Boedhisten op den preekstoel ? Toch zal men het niet kunnen ontkennen, dat er niet zelden een leer wordt voorgedragen die wonderveel lijkt op hetgeen Boedha voorstaat. De verlossingsweg der Heilige Schrift is althans bij velen al héél verwaterd En dat nu mee is de ellende van onze Hervormde Kerk, dat, waar zij officieel een belijdenis heeft, in de practijk allerlei wind van leer in haar midden wordt geduld. Dat eert haar niet.

Dat eert haar niet. En 't bewijs wordt telkens weer geleverd, dat met al dat moois, dat men buiten den weg van het Evangelie des kruises uitdenkt, de menschen toch niet gediend zijn. Ook zelfs „de intellectueelen" en „de jongeren" in den Haag niet.

Zouden we dan niet terugkeeren tot de waarheid naar Gods Woord, welke waarheid velen nog lief is, ook in het midden van onze Herv. Kerk ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's