De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Macht en onmacht van Satan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Macht en onmacht van Satan

6

8 minuten leestijd

Ieder mens een geheim

En dit laatste woord 'onze vijand, die is onze meester' (La Fontaine) brengt mij naar een geheel ander stuk, dat naar ik meen niet mag overgeslagen. En dan wijs ik allereerst op de grote gecompliceerdheid van het innerlijke leven van ieder mens. Denk niet te simpel over wat er in de ziel omgaat — wat een botsingen zijn er tussen schuldige plicht en gemakzuchtige neiging, hoe moeilijk is het te kiezen tussen allerlei dingen, die geschieden moeten, wat moet voorgaan en waaraan moet prioriteit worden gegeven. Of in het geestelijke leven in diepere zin, wat een botsing in Paulus als hij de zonde, die hij niet wil doen wél doet en het goede, dat hij wil, niet doet! Wat een benauwende klacht voor Gods aangezicht over zoveel innerlijke verscheurdheid in de botsing tussen vlees en geest. — Daarbij komt, dat veel aan de duivel wordt toegeschreven dat elders moet worden gezocht, omdat het tot een ander vlak behoort. Wie van de mensen weet, wat in de geest des mensen is dan de geest des mensen, die in hem is ? Zo vraagt Paulus (1 Cor. 2:11). Welk mens kan de diepste gedachten en overleggingen in het hart van een ander doorgronden ? Wat wordt al te gemakkelijk beweerd, dat wij een ander onmiddellijk 'door' hebben. Moet er niet, zeker in deze tijd, meer eerbied worden opgebracht voor het mysterie, dat in ieder mens is, eerbied als men probeert iemands blote ziel aan te raken ? Wij weten het zo goed en zo gemakkelijk en ons oordeel is gauw klaar; hard en meedogenloos kunnen wij oordelen. Onze spreekwoorden helpen ons (ja. maar dikwijls de verkeerde kant uit). Wij zeggen, dat wie eens steelt altijd een dief is, maar het is gelukkig niet waar. Als wij ons eigen hart eens zo goed kenden ! De psalmist bidt, dat de Heere hem zijn eigen - verborgen zonde moge ontdekken; hij bidt, dat de Heere zelf het hart van de psalmist moge doorlichten: eere, doorgrond mij en ken mij en zie, of er een schadelijke weg bij mij is (Ps. 139 : 23).

Een uiterste; alles wordt o p rekening van de duivel geschoven  

Veel schrijven wij aan de duivel toe om zelf buiten schot te blijven. Wij weigeren de verantwoordelijkheid te dragen voor sommige woorden, die wij hebben gesproken of voor goddeloze daden, die wij deden. Die man was buiten zichzelf van woede, zeggen wij dan. Buiten zichzelf, dan was hij zichzelf niet! Of komt dan misschien het diepste van zijn ziel naar boven ? Moet deze mens, die zogenaamd 'buiten zichzelf' was belijden: Dat zit dus in mijn hart en nu de remmen los gingen, kwam dat alles boven ? Een storm, die losmaakt wat in het diepe water op de bodem weggezonken was ! — Ik ben verleid, door mensen of — de duivel heeft het gedaan ! En waarom werd die verleiding te sterk ? Hadden wij geen wapenrusting ? Daar kon ik niet tegen; zo heeft de Satan mij in een wurggreep vast gegrepen. Neemt dat uw verantwoordelijkheid weg ? Welgelukzalig de mens die gedurig vreest!

Ik noem andere gevallen: vroeger maakten wij dat wel mee, tegenwoordig gelukkig veel en veel minder; bij zware long-ontsteking of ernstige niervergiftiging delireerde een zieke soms op een dergelijke wijze, dat de omstanders taal moesten aanhoren, die nooit, maar dan ook nooit in de mond van deze mens was voortgekomen. Was deze mens nu geheel in de macht van de boze ? En mogen wij zonder meer zeggen: Dat wordt deze man niet toegerekend; hij weet niet wat hij zegt ? En soms denkt men — en helaas wordt het wel eens hardop gezegd — Nu komt het toch uit, dat deze man geen genade heeft, dat zal de Heere van Zijn volk niet toelaten, dat hij zo onder de macht van de zonde is. Nu komt het uit. Indien ooit dan moge troost geput worden uit wat de Catechismus zegt, over de vergeving der zonde: Dat God om het genoegdoen van Christus' wil al mijn zonden ook mijn zondige aard, waarmee ik mijn leven te strijden heb nimmer meer wil gedenken. Ook mijn zondige aard. Zoals ik ben nam de Heere mij voor Zijn rekening en eerst met de dood zal het lichaam volkomen een einde hebben. Ik wil nu niet uitweiden over de vragen van de invloed van geestelijke conflicten en moeilijkheden op het lichaam en ook van het omgekeerde, dat ik hierboven met een enkel voorbeeld noemde.

Duivel en geesteszieken

Wel wijs ik op enige ziektegevallen, die in de praktijk van het pastorale werk meer dan eens voorkomen en als zij niet als ziektegevallen worden onderkend bijzondere moeilijkheden kunnen geven. Er wordt nogal eens — en dan met een schuin oog naar de dominee — gezegd: die man is niet geestesziek, maar zielsziek en daarmee bedoelt men dan, dat deze man niet bij de dokter of psychiater, maar bij de dominee moet zijn; het ligt op het terrein van deze laatste. En oppervlakkig bezien heeft men gelijk. Als voorbeeld noem ik iemand, die voortdurend over zonde spreekt. Hij klaagt zich

Vervolg op pag. 57

Vervolg van pag. 52

zelf onophoudelijk aan en zonder enige zelfverontschuldiging neemt hij de verantwoordelijkheid op zich; zijn gezin is in de war, met zijn zaak is het verkeerd gegaan. Alles zijn schuld. Als deze man dicht bij het Woord leeft zullen zijn aanklachten geheel de kleur hebben van de boetepsalmen en de zondebelijdenissen, die in de Schrift op vele bladzijden voorkomen. Is dat niet bijbels ? Is het niet het eerste stuk, dat ons nodig is om in deze troost zalig te mogen leven en sterven ? (Zond. 1 van onze Catechismus). Maar al luisterende zult u vreemde klanken horen, waardoor niet langer gedacht moet worden aan diepe leidingen des Geestes. Hij klaagt zich aan van dingen, die hij nooit gedaan kan hebben, die hij in zijn ziekelijke (want een patiënt is hij) verbeelding ziet en vreest of er komen poppenzonden (zoals Luther zegt) naar voren. Bovendien waar zondeschuld wordt beleden in verootmoediging voor het aangezicht des Heeren, daar druppelt Gods Geest vertroostingen in het hart, opdat de mens niet wanhopig zou worden; er blijft enige smaak van genade over en daardoor hunkering naar genade, een diepe begeerte om wederom tot genade te komen. Hier is sprake van zondewaan, die alleen maar erger wordt als men er op ingaat. Deze zelf aanklacht kan soms zo ver gaan, dat men zich ervan beschuldigt de zonde tegen de Heilige Geest te hebben gedaan. En de Schrift leert, dat voor deze zonde, toppunt van verharding tegen het werk des Geestes, geen vergeving is. Hij zal nog bidden maar liederlijke gedachten en lasterlijke woorden verstoren zijn roepen tot God. Om er radeloos van te worden. Is dat niet een hel op aarde ? Men zou tegen de muren opvliegen. Men kan tegen de lijder zeggen, overeenkomstig de Schrift, dat wie deze zonde tegen de Heilige Geest heeft gedaan nooit klagen zal over verharding, en nooit verootmoediging kent vanwege zijn schuld, dat baat alles niet. Hij zal zeggen: Ik heb toch die zonde gedaan. Heeft de duivel deze man niet te pakken ? Drijft de duivel deze man niet de dood in ? — Bij nauwkeurig onderzoek kan aan de dag komen, dat er andere dingen haperen, zijn gedragspatroon zal geheel zijn veranderd, hij zal zijn dagelijkse werk verwaarlozen, misschien in diepe neerslachtigheid op zijn bed blijven liggen of roerloos uren aaneen op zijn stoel blijven zitten. Deze man is ziek en help hem daarmede, dat hij zich onder behandeling stelt. De Heere maakt geen mensen wanhopig, ja zij leren wel wanhopen aan zichzelf, maar nooit aan de Heere en Zijn genade. Dat blijft: iets van de smaak van de genade ! Denk aan de psalmist: Alle hoop ontviel hem. Maar het gebed blijft; dat betekent, dat hij ondanks alles — schuld en verlorenheid — niet aan de Heere wanhoopt. Dat wil niet zeggen, dat hier geen predikant moet worden gewaarschuwd, dat moet juist wel. En dat betekent niet, dat met deze arme man niet gebeden moet worden, omdat dit toch niets zou uitwerken. Dat moet het wel. Maar daar moet het niet bij blijven. — In omstandigheden als hier getekend valt menigmaal het woord godsdienstwaanzin. Dat woord moeten wij maar niet op onze lippen nemen. Dat is aan alle kanten onjuist. Het suggereert, dat iemand door de 'godsdienst' in de war geraakt is. 'Hij heeft te diep zich met de geestelijke dingen bezig gehouden'. Geloof deze verhalen niet. — Als iemand een godsdienstig mens is dan hebben de waandenkbeelden, als hij om andere oorzaken van buitenaf of van binnenuit in de war raakt godsdienstige inhouden. En dat brengt dan de omstanders in de war, dan meent men maar te moeten wachten, want het zal wel terecht komen. Totdat soms te laat moet erkend, dat men zich vergist heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Macht en onmacht van Satan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's