De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uitgave van de Statenvertaling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uitgave van de Statenvertaling

11 minuten leestijd

We hebben de laatste tijd nogal eens het verzoek gekregen om in ons blad iets te schrijven over de uitgave van de Statenvertaling, waarover her en der zo één en ander werd gepubliceerd. Graag wil ik daarover wat opening van zaken geven, opdat de lezers ervan op de hoogte zijn. Voor een groot deel neem ik daarbij over een artikel dat ik over deze kwestie schreef in het Reformatorisch Dagblad van vrijdag 8 september 1.1., terwijl ik verder ook nog wat andere aspecten ter sprake wil brengen.

Toenemende belangstelling

Allereerst zal een fabeltje de wereld uitgeholpen moeten worden. Er is de laatste tijd nogal eens beweerd dat de uitgave van de Statenvertaling wordt bedreigd, zodat deze binnen niet al te lange tijd niet meer verkrijgbaar zou zijn. De Nieuwe Vertaling zou dermate ingang gevonden hebben dat de uitgave van de Statenvertaling niet meer rendabel is voor de uitgevers.

Welnu de uitgevers denken er niet aan de uitgave van de Statenvertaling stop te zetten. Er zijn drie uitgevers, die al sinds lange tijd de uitgave van de Statenvertaling verzorgen, namelijk Zomer en Keuning. Jongbloed en Boekencentrum (vroeger Proost en Brandt). Het is voor deze uitgevers zelfs zo — zo verzekerde mij één van de mensen die voor deze drie uitgevers de zaak van de bijbeluitgaven in handen heeft — dat de verkoop van de Statenvertaling ongeveer gelijk is aan die van de Nieuwe Vertaling, terwijl er bovendien momenteel een toename te constateren is voor de verkoop van de Statenvertaling.

Ter toeïïchting moet hier worden gezegd het niet zo verwonderlijk is dat voor de uitgevers de verkoop van Statenvertaling en Nieuwe Vertaling ongeveer gelijk is. De verkoop van de Nieuwe Vertaling is namelijk grotendeels in handen van het Nederlands Bijbel Genootschap, dat voor de Nieuwe Vertaling de auteursrechten heeft. Het Nederlands Bijbel Genootschap brengt zelfs ook wel de Statenvertaling op de markt maar betrekt deze gewoon van de uitgevers, terwijl de uitgevers de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbel Genootschap moeten betrekken.

Wat nu de tekst van de Statenvertaling betreft, daarin zijn in de loop van de tijden nogal eens hier en daar wijzigingen aangebracht, zodat men momenteel toch wel allerlei teksten van de Statenvertaling met kleine onderlinge verschillen, aantreft. Het was daarom de wens van de uitgevers dat er één bepaalde tekst van de Statenvertaling komen zou, waarna de uitgevers dan hun uitgaven zouden laten aflopen en met die ene tekst, die vanuit de Gereformeerde Gezindte zou worden aangeboden, op de markt zouden komen. Zolang die tekst er niet is gaan de oude uitgaven gewoon door en is het zo dat er telkens weer herdrukken plaatsvinden (in oplagen van telkens ongeveer 10.000 exemplaren). Komt er geen gemeenschappelijke tekst dan denken de uitgevers er niet aan een keuze te doen en blijven ze hun oude uitgaven continueren.

Inmiddels is het zo dat er twee commissies aan het werk zijn. De ene commissie is in het leven geroepen door het Nederlands Bijbel Genootschap. Daaraan hebben vanaf het begin meegewerkt vijf predikanten van de Gereformeerde Gemeenten (plus twee Neerlandici uit die kring), vijf predikanten van de Gereformeerde Bond (plus een Neerlandicus) en drie predikanten van de Christelijke Gereformeerde Kerken. De tweede commissie is in het leven geroepen door de Gereformeerde Bijbel Stichting, die althans heeft uitgesproken met het Nederlands Bijbel Genootschap niet meer te kunnen en willen samenwerken. In de commissie van de Gereformeerde Bijbel Stichting zitten ook enkele Hervormde predikanten en predikanten van de Gereformeerde Gemeenten en verder vertegenwoordigers van Oud Gereformeerde Gemeenten, Gereformeerde Gemeenten in Nederland e.d. De beide commissies konden elkaar totnutoe niet vinden in een gemeenschappelijke tekst, zodat het ernaar uit gaat zien dat er twee teksten van de Statenvertaling komen, waaruit dan de uitgevers geen keus zullen maken, zodat de uitgevers ook nog eens met hun teksten zullen blijven komen. Tot zover mijn zakelijke informatie. Ik laat nu volgen wat ik in het Reformatorisch Dagblad schreef.

Geen vertaling canoniek

Ik wil er dan allereerst op wijzen dat geen enkele vertaling van de bijbel canoniek is. Slechts de bijbel zelf, zoals hij in de grondtekst is opgesteld, is canoniek. In elke vertaling ervan zit iets van het menselijke onvolkomene en gebrekkige. Dat hebben de statenvertalers zelf goed geweten, blijkens het feit dat ze woorden, waarover geen zekerheid bestond, in de vertaling tussen haken hebben gezet. De statenvertalers wisten ook niet alles.

Bovendien zou het onjuist zijn te denken dat nu uitgerekend in ons taalgebied de enige juiste vertaling van de bijbel het licht zag. De bijbel is in honderden talen vertaald. Eén van die vele vertalingen is de Statenvertaling, die evenals al die andere vertalingen door mensen is opgesteld en zo ook derhalve menselijke tekortkomingen vertoont. Inmiddels is het Woord van God niet gebonden. Het laat üch ook niet in boeien van welke vertaling dan ook slaan.

Principe van de vertaling

Dat neemt niet weg dat de Statenvertaling ons lief is, vanwege het principe dat aan de vertaling ten grondslag lag. Dat principe was dat men zonder theologische vooronderstellingen nauwgezet de grondtekst heeft overgezet. Men heeft zich zó dicht bij de grondtekst aangesloten, dat men eigenlijk woorden vertaald heeft, die men zoveel mogelijk in de volgorde van de grondtekst achter elkaar heeft gezet. Dat is de reden dat bepaalde zinnen nogal eens moeilijk lopen. Maar de eerbied voor de grondtekst was zo groot, dat men zich woordelijk bij deze grondtekst aansloot en zich niet liet verleiden tot min of meer vrije vertaling. Daarbij kwam men tot een waardige en verheven stijl, die er zelfs toe heeft bijgedragen, dat de Statenvertaling in ons land taalbevorderend heeft gewerkt. Luther ging van een ander principe uit. Hij vertaalde vrijer. Hij ging naar de markt en vroeg aan de mensen: hoe zeggen jullie dit of dat? Zo kwam hij tot een meer volkse uitgave van de Bijbel. Nie­mand zal durven beweren dat de Lutherbijbel niet het Woord van God was, hoewel deze toch in opzet anders was dan de Statenvertaling.

Inmiddels lijdt het geen twijfel dat als de Statenvertalers nu hadden geleefd, ze bij de vertaling van de Bijbel, hoewel uitgaande van hetzelfde principe (letterlijke weergave van de grondtekst) in vele gevallen tot een ander woordgebruik zouden zijn gekomen. Taal is nu eenmaal levend. Het is zelfs zo dat woorden, die drie eeuwen geleden normaal waren, nu profaan kunnen klinken. Ten tijde van de Statenvertaling was wijf een normale aanduidig voor vrouw. Nu neemt men dat woord niet meer in de mond, als men tenminste zichzelf respecteert.

De twee commissies

Dit alles moest ik vooraf laten gaan alvorens ik aandacht besteed aan het werk van de twee commissies. Beide gaan uit van de tekst van de Statenvertaling. Beide willen deze behouden voor ons volk. De commissie van de GBS streeft naar een zoveel mogelijk oorspronkelijke weergave van de Statenvertaling. Dat zal ook niet consequent kunnen gebeuren, gezien woorden in de oorspronkelijke vertaling als wijf en dergelijke. Zijn er nu woorden, die in onze tijd niet meer duidelijk zijn, dan plaatst men een noot onder aan de pagina met een verduidelijking.

De commissie van het NBG werkt anders. Deze commissie vervangt woorden, die nu niet meer gangbaar zijn, door hedendaagse, zonder de tekst van de Statenvertaling aan te tasten. Men heeft dus het vertaalprincipe dat aan de Statenvertaling ten grondslag ligt onaangetast gelaten.

Daarom is er geen enkel principe in het geding, bij het verschil in werkzaamheden van de twee commissies. Dat moet met nadruk worden gesteld omdat zo langzamerhand de schijn is gewekt dat hier principes in het geding zijn en dat de keuze voor één van de twee teksten van de Statenvertaling een keuze vóór of tegen de echte Bijbel zou zijn. Men kan erover van mening verschillen aan welke werkwijze men de voorkeur geeft, maar nergens is met de tekst geknoeid en om principekwesties gaat het hier niet.

Daarom acht ik het ook niet juist als op de laatstgehouden toogdag van de GBS gesteld is dat men de mogelijkheid tot toenadering met de commissie van het NBG openlaat, evenwel met behoud van het principe. Deze opmerking suggereert dat er principes in het geding zijn. En dat is een onjuiste voorstelling van zaken.

Verduidelijking

Ter verduidelijking geef ik een aantal voorbeelden, niet van het werk van de GBS, omdat dat zoveel mogelijk aansluit bij de oorspronkelijke tekst van de Statenvertaling, maar van het werk van de commissie van het NBG.

De tweede naamvalsvormen des en der zijn vaak vervangen door van de. Dus 'het huis mijns vaders' wordt 'het huis van mijn vader'; 'het land mijner vreemdelingschap' wordt weergegeven met 'het land van mijn vreemdelingschap'. Het tegenwoordig deelwoord wordt vaak omschreven, zoals 'een koning, regerende te...' wordt 'een koning, die regeerde te...".

Soms is de volgorde van bepaalde woorden gewijzigd. Voorbeeld: 'Gij zult vroeg opstaan en gaan uws weegs' wordt weergegeven met 'Gij zult vroeg opstaan en uws weegs gaan'. Verder wordt de meervoudsvormen vaak weergegeven met - s. Heuvelen wordt dus heuvels, broederen wordt broeders enzovoort.

De uitgang - lijk in woorden als gewisselijk, genadiglijk, alleenlijk en dwaselijk wordt weggelaten, zodat deze woorden worden: gewis, genadig, alleen, dwaas. De stomme e wordt vaak weggelaten, zodat spijze spijs wordt, breuke breuk, verre ver en mijzelven mijzelf.

Tenslotte nog enkele willekeurige voorbeelden: 'om der veertigen wil' wordt 'terwille van de veertig'; 'een stuk lands' wordt 'een stuk land'; 'ten brandoffer' wordt 'tot een brandoffer' en 'dezelve' wordt 'deze' of 'die'.

Woorden, die nu niet meer gebruikt worden, worden door algemeen gangbare woorden weergegeven: langen wordt halen, toemaken wordt toebereiden, landpale wordt gebied, merkelijk wordt zeer wel.

Ik meen dat al deze voorbeelden duidelijk kunnen maken, dat het hier in geen enkel opzicht om een principe gaat maar om een methode.

Wil dat zeggen dat élke verandering een verbetering is? Daar moet over te praten zijn. Als de commissie van het NBG een uitdrukking als 'ten dage mijner benauwdheid' weergeeft met 'op de dag van mijn benauwdheid' dan is dit geen verbetering. De eerste uitdrukking is algemener dan de tweede, die op één bepaalde dag is toegespitst.

Ik stel mij voor dat als de commissie van het NBG haar tekst aan een onbevooroordeelde commissie voorlegt, er zo nog wel eens een kleinigheidje tevoorschijn komt. Waar mensen werken worden fouten gemaakt. Zo ook hier.

Hoe verder?

Ik kan intussen niet nalaten mijn grote bezorgdheid uit te spreken over het verschijnsel dat, kwesties als deze in het geheel van de Gereformeerde gezindte de oorzaak kunnen zijn van tegenstellingen. Tot beide commissies behoren predikanten van onderscheiden kerken van de Gereformeerde Gezindte. Het moet dan ook mogelijk zijn dat beide commissies elkaar vinden in één gemeenschappelijke tekst. Is dat niet mogelijk dan vrees ik dat we als Gereformeerde gezindte het spoor van de gereformeerde traditie bijster zijn, omdat we menen ons tegenstellingen te kunnen permitteren,­ die niet op principes be­rusten maar op futiliteiten.

In onze tijd staan we voor geweldige bedreigingen en uitdagingen, waarbij het gezag van de Schrift ten volle in het geding is. Het zou een verschrikkelijke zaak zijn als we in de strijd der geesten, die gaande is, ons bezig zouden moeten houden met binnenbrandjes, waarbij de Statenvertaling voor één van de brandjes de brandstof zou leveren. Zou God dan van ons niet moeten zeggen: Ik haat uw bijbelgetrouwheid? Zoals hij ten tijde van Israël zei: Ik haat uw offers?

Inmiddels heeft de heer L. M. P. Scholten, zelf behorende tot de Gereformeerde Bijbel Stichting in het Reformatorisch Dagblad een artikel geschreven, waarin hij reageerde op mijn artikel en stelde dat er wel degelijk een vertaalprincipe in het geding is bij de werkzaamheden van de commissie van het Nederlands Bijbel Genootschap. Aangezien hij echter geen en­ kel voorbeeld gaf (niet mocht geven naar zijn zeggen) tasten we in het duister inzake de vraag waar die principes dan wel liggen.

Het is mijn vaste overtuiging dat de commissie van het Nederlands Bijbel Genootschap met respect voor de tekst van de Statenvertaling haar werk heeft verricht en een echte Statenvertaling wilde geven, die op bepaalde punten evenwel is aangepast aan het huidige Nederlands. Daarom pleit ik voor een gesprek tussen beide commissies. Zoals de zaken nu staan werken beide commissies verder, terwijl men met elkaar niet meer spreekt (of spreken wil? ). Maar misschien kan er op het niveau van de besturen van het Nederlands Bijbel Genootschap en de Gereformeerde Bijbel Stichting — in aanwezigheid van de uitgevers die op dit terrein hun sporen hebben verdiend — iets gebeuren? Ik hoop het van harte.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uitgave van de Statenvertaling

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's