Eén gids - twee wegen?
Het christelijk onderwijs deelt in de crisis en in de polarisatie, die voor het gehele christelijke leven vandaag kenmerkend is. Op niet mis te verstane wijze komt dat naar voren in het boek 'Een gids — twee wegen ? ', een uitgave van de Unie School en Evangelie, waarin over uiteenlopende onderwerpen — ik citeer de achterflap — 'links en rechts gelijkelijk aan het woord' zijn gelaten.
De polarisatie treedt deswegen in dit boek onverhuld aan de dag en als zodanig is het bepaald niet verkwikkend dit boek te lezen. Ik wil er op ingaan vanuit de gezichtshoek, waarmee deze bundel werd samengesteld: een bijbels verantwoorde poging te doen om boven de polarisatie uit te komen en zo te proberen 'de Bijbel voor kleurverlies te behoeden'.
Is het een bijbels verantwoorde poging geworden en is de Bijbel voor kleurverlies behoed ?
De Schrift in het geding
De Schrift, althans het verstaan van de Schrift en de honorering van het Schriftgezag, zijn in het geding in deze tijd, en dat geldt met name ook in deze bundel. Dr. J. M. van Minnen vindt, dat diegenen, die de betrouwbaarheid van de Schrift willen verankeren in de historische dateerbaarheid, scheef gaan. Zulke mensen wordt, bij de ontkenning van de historiciteit van de zondeval, de vaste grond voor hun geloof ontnomen. Maar in een bepaalde chronologische historiciteit (een in tijd opeenvolgende reeks van gebeurtenissen dus, die de geschiedenis bepalen) is de Bijbel maar nauwelijks geinteresseerd. Het is duidelijk, dat dr. J. M. van Minnen met deze visie de weg effent voor het verbinden van Schriftgeloof en bijvoorbeeld de evolutietheorie. We menen niet teveel te zeggen als we stellen, dat o.a. met de aanvaarding van de evolutietheorie in gereformeerde kring een radicale verandering in visie op de Schrift is gekomen. Het is niet toevallig, dat in de tijd dat prof. J. Lever een pleidooi hield voor aanvaarding van de evolutietheorie in gereformeerde kring (Waar blijven we ? ), prof. dr. H. M. Kuitert een boekje het licht deed zien onder de titel Verstaat gij wat gij leest ? (een fundamentele wijziging in het zicht op de Schrift t.o.v. wat onze belijdenis aangaande de Schrift belijdt). Aanvaarding van de evolutietheorie heeft als uiterste consequentie de Schriftkritiek in grover of verfijnder vorm. Daarvan heeft het christelijk onderwijs niet weinig geleden. De bijdrage van dr. Van Minnen geeft van die lijn geen afbuiging.
Prof. dr. J. Verkuyl pleit in deze bundel ten aanzien van 'het zoeken van de wil van God in de wildernis van deze tijd' voor intense bijbelstudie in tweerichtingsverkeer. Hij bedoelt daarmee: eerst exegetisch vaststellen wat 'voor de mensen van toen', dus van de tijd van de bijbelschrijvers, bedoeld werd en daarna vragen wat die boodschap nu te zeggen heeft in déze (onze) situatie. Verkuyl wil de historische exegese verbinden met de huidige ervaring en 'met de hoop op het komende Rijk'. Nu mag het op zichzelf juist zijn, dat vanuit de exegese van de tekst de toepassing gemaakt wordt voor deze tijd (dat is niet alleen juist maar geboden; de Schrift wil immers in elke tijd gezag hebben voor het leven van vandaag), de vraag is echter wat er wordt bedoeld als exegese en 'huidige ervaring' met elkaar worden verbonden. Krijgen we dan twee bronnen; de Schrift én de eigentijdse situatie, de Schrift én de ervaring van de mens ?
Verbijsterend
Dat ik deze vraag stel vindt zijn oorzaak in een bijdrage in dit boek, die ik ronduit verbijsterend vind en waar die twee bronnen overduidelijk naar voren komen, met het gevolg dat van het Sola Scriptura, het alléén de Schrift, niets overblijft. Ik bedoel de bijdrage van de Kamper Gereformeerde hoogleraar in de ethiek, prof. dr. G. Th. Rothuizen, over Bijbel en Samenleving. Prof. Rothuizen vraagt zich af of het alleen zó is, dat de Bijbel wat doet aan de samenleving of dat ook omgekeerd de samenleving inwerkt op de Bijbel (letterlijk tweerichtingsverkeer dus). Als Rothuizen dit dan uitwerkt betoogt hij, dat we in de Bijbel een samenleving tegenkomen, waarin de man de baas is over de vrouw, de ouders over de kinderen, de heren over de slaven en de overheid over de onderdaan (van democratie wist men nog niet) en dat de Bijbel daarvan dan het beste probeert te maken en er zelfs af en toe een loopje mee neemt. Wat hij hiermee concreet wil zeggen leren ons de volgende lettterlijke citaten:
Een werkelijke samenleving is een zaak van structuren. En deze deugden niet in de bijbel. Daarom hebben wij ook geen vrede met Zuid-Afrika. Niet omdat al die blanken daar alsmaar lelijk doen tegen al die zwarten. Daarvan is natuurlijk geen sprake. Ik denk, dat Paulus aldaar op bezoek (stel, hij zou een visum krijgen, want gebruikte hij niet angstig veel het 'besmettelijke' woord vrijheid ? ) meer dan eens tevreden zou kunnen rondkijken. Maar wij zijn niet meer tevreden met Paulus (zoals de hele zwarte theologie met de apostel ietwat in de maag zit). Wij willen meer want wij kunnen meer. Zowel hij als wij, wij moeten roeien met de riemen, die wij hebben.
De conclusie is deze. Dat, als wij zomaar naar de bijbel pakken voor onze samenleving, dit voor de laatste wel eens onvoldoende correctie zou kunnen opleveren en daarom — om deze correctie — was het toch begonnen, of niet ? Of: wij ontvangen teveel alibi en daarom was het ons toch niet begonnen, of wèl ? Bij het zomaar pakken naar de bijbel, daar varen de Vorsters wel bij. Fundamentalisme of biblicisme en apartheidspolitiek kunnen het uitstekend met elkander vinden. Zoals ook allerlei vormen van liberalisme — die vormen n.l., die niet verder zien dan de neus van het louter personele ethos lang is — er wel bij varen. Het ethos van de tien rijke landen b.v., Nederland ingesloten. En het ethos van alle onderwijs, dat — hoe christelijk verder ook — onder karaktervorming eenzijdig persoonlijkheidsvorming verstaat en geen structurele'. (.....)
'Hoé denkt de bijbel daarover intussen zelf ? Ik denk instemmend. Bij Paulus (en ziehier een reden voor theologieën als de zwarte theologie toch niet al te veel met de apostel in de maag zitten) lezen wij ineens: 'Leert de natuur u niet... ? ' D.w.z. de apostel heeft zich niet gegeneerd midden in 'de Schrift' het argument van de commonsense op tafel te brengen. Hij heeft dit argument op een gegeven moment uitgespeeld contra de homofiele uitspattingen van zijn dagen, welke vele en verschrikkelijk waren (misschien, dat het wel tot onze dagen heeft geduurd eer de liederlijkheden van het oude Rome zijn overtroffen). Wat let ons op onze beurt precies hetzelfde argument te gebruiken pro een niet ontaarde homofilie, die wij zo gelukkig zijn óók te hebben ontdekt ? ' ( ) 'Wanneer de bijbel ons leert, dat de natuur ons zo het een en ander leert, dan kan men gevoeglijk voor dit woord cultuur invullen of geschiedenis of — de beiden tesamen nemend — het woord samenleving en dat betekent, dat onze samenleving ons heel wat meer leert dan (die van) Paulus. En dat betekent, dat de samenleving zich niet alleen moet uitleveren aan de bijbel (waarover straks meer) maar dat de bijbel zich ook wil uitleveren aan de samenleving.'(.....)
Als dit dan de toepassing is, waar is dan nog (de ruimte) voor echt Schriftberoep ? Men kan met beroep op de Bijbel het tegengestelde beweren van wat de Bijbel zegt omdat de situatie anders is. Je kunt met Paulus ook 'in de maag zitten' en hem laten vallen waar het ons goeddunkt. Dat is de verbijsterende werkelijkheid, waarin we ons bevinden. Toen prof. dr. C. Graafland dezer dagen in een discussie met prof. dr. K. Deurlo op bijbelse gronden de homofilie afwees kwam er van alle kanten verzet (voor de IKON radio, in Trouw) en in feite merkt men dan telkens, dat daar, waar de Schrift op gespannen voet staat met het eigentijdse levensgevoel, de eigentijd prevaleert boven de Schrift. De Schrift is niet meer eigen vertolkster met toepassing naar de samenleving. Neen de samenleving werkt in op de Bijbel. En zo kan men kwaad goed noemen en goed kwaad.
Hier ligt intussen ook de oorzaak van de crisis in de kerk, in de theologie ook in het christelijk onderwijs, waarbij ik nu verder zwijg over het feit — zoals ook in deze bundel blijkt — dat de samenlevingsvragen het christelijk leven, ook het christelijk onderwijs beheersen en de Schrift grotendeels een maatschappelijke uitleg krijgt. (Tussen twee haakjes bij dr. J. J. Buskes in deze bundel is zijn visie op Zuid-Afrika vrijwel identiek met de Schrift en sluit hij allen, die er anders over denken, zoals dr. B. Siertsema met haar deskundige bijdrage, uit door te zeggen, dat in deze tegenstelling geen verzoening mogelijk is).
De Christus der Schriften
Drs. T. M. Gilhuis doet in het eerste hoofdstuk van deze bundel een poging om dan boven de polarisatie uit te komen door 'links en rechts' te citeren en te trachten een verbinding te leggen. Zijn remedie is me echter te ondiep als hij zegt: 'de polarisatie kan worden teruggedrongen wanneer elke partij het exclusievisme van eigen standpunt laat varen èn daardoor ruimte schept voor de visie van de ander'. Ik zou willen zeggen, dat de polarisatie overwonnen wordt niet door ruimte te scheppen voor de visie van de ander maar door alléén ruimte te laten voor het Woord. De gevallen als hierboven genoemd laten ons zien, dat het gezag van het Woord in het geding is, dat Bijbel èn samenleving samen normerend worden. Ik zou willen zeggen een polarisatie, waarbij de Schrift zó in het geding is, mógen we om des Woords wil niet te boven komen.
Ik kan in dit verband niet nalaten in te gaan op een passage in het betoog van drs. Gilhuis, waarin ondergetekende wordt geciteerd. Drs. Gilhuis verwijst naar het boekje Bezinning op bevrijding in de oecumene (uitgave Buijten en Schipperheijn).
Hij gaat in op een passage, die ik citeerde uit de voorbereidingsstukken van Nairobi, waar gezegd wordt, dat 'het Boek alléén niet langer het enige kan zijn' maar dat de kerk en de gelovige ook van belang zijn en dat we 'door dialoog, en gezamenlijk onderzoek' de bron van het leven, de Christus van het evangelie zullen ontdekken-Na het uit de voorbereidingsstukken geciteerde vervolgde ik met een weergave van het verdere in die bijdrage, waarin eèn op het Woord gerichte opvoeding (onderwijs) en een op de wereld gerichte opvoeding tegen elkaar werden uitgespeeld. Drs. Gilhuis merkt op, dat bij die op de wereld gerichte opvoeding wordt gezegd, dat het ook een 'op Christus georiënteerde' opvoeding moet zijn.. Allereerst wil ik opmerken, dat Gilhuis nalaat aandacht te besteden aan het feit, dat het citaat (zie hierboven) spreekt van een ontdekken van Christus ook door de dialoog. Want— en dat in de tweede plaats — wie is Christus als Hij niet de Christus der Schriften is (maar ook de Christus van de ervaring van anderen) ? Het is met zeggen niet te doen. Het is met het noemen van de Naam van Christus niet te doen. Christelijk onderwijs is niet christelijk als het de Naam nog uitspreekt maar als het Woord en de Christus der Schriften een centrale plaats hebben. Te gemakkelijk wordt evangelische inspiratie en op Christus georiënteerd zijn als christelijk aangemerkt, terwijl bijbels nog wel iets anders is.
School op de Bijbel
De christelijke school zal weer moeten zijn een school óp de Bijbel, op de Bijbel gefundeerd. Christelijk onderwijs zal maar één hartstocht moeten kennen dat is Hij, slechts Hij (von Zinzendorf), de Christus der Schriften. Zo niet dan wordt christelijk onderwijs een school met een bijbel (inplaats van met de bijbel) en een school, waarin opgeleid wordt tot 'alle christelijke en maatschappelijke deugden' (of onchristelijke ondeugden), of een school met een christendom boven geloofsverdeeldheid, alle drie zaken, die op de openbare school van de vorige vorige eeuw aan de orde waren. Maar daarom hebben onze vaderen de eigen christelijke school niet gesticht. Het zou een school zijn met de Bijbel.
De christelijke school wordt thans niet alleen bedreigd van buitenaf maar ook van binnenuit. Dat leert ons de genoemde bundel. En het meest gevaarlijk geschiedt het daar, waar het plaats vindt onder gereformeerd gewaad. In deze bundel kan men overigens ook bijdragen aantreffen, die wel terdege op het Sola Scriptura zijn geënt (b.v. die van prof. dr. W. H. Velema). Maar we hebben maar één Gids en ook maar één weg, de weg van het Woord en van Christus die dé Weg is.
Eén gids — Twee wegen ? Uitgave J. H. Kok, Kampen, 244 pagina's, ƒ
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's