Uit de pers
Groen van Prinsterer en de theologie
In dit persoverzicht willen we aandacht schenken aan de herdenking van het levenswerk van Groen van Prinsterer (1801 - 1876) zoals deze ook doorklonk in de kerkelijke pers. 'Waarheid en Eenheid' van 22 mei drukte de tekst af van de toespraak die dr. W. Aalders gehouden heeft op de herdenkingssamenkomst in Den Haag.
Aalders begon zijn toespraak met te wijzen op de rijke inhoud van het woord 'Evangeliebelijder' voor Groen. Hij wil zijn wetenschappelijk gevormde tijdgenoten het Evangelie doen verstaan als tegenstelling tot de revolutie en de moderne theologie. Groen's theologie draagt een belijdend karakter. Dat blijkt uit zijn kritiek op de ethische-irenische richting.
Hun theologie was echter volgens Groen geen Evangeliebelijden. Zij was niet door het geloof gewekt en uit het geloof ontwikkeld. Hun theologie was vertalen, transjjoneren in de sleutel van de moderne tijd, wetenschappelijk begrijpelijk maken, hermeneutiek. Zij stonden zó dicht bij hun tijd, dat zij tot principiële kritiek niet meer in staat waren. In een klein geschriftje Natuurlijk of ongerijmd ? (1864) heeft Groen zijn fundamentele bezwaren tegen de ethische theologie bondig onder woorden gebracht. Hij schrijft daarin, dat hij niets weten wil van: Eén doel, twee wegen! De weg der ethischirenischen voert van het rechtp spoor af. De ethischirenischen lijden aan onvastheid van beginsel en veranderlijkheid van mening. Zij verrichten niets tot herstel, maar veel tot sloping van de Kerk. Hun grondfout is hun verwantschap met de dwaling van de tijd, met het Liberalisme en de Moderne Theologie.
Terwijl zij tolerant en toegeeflijk zijn tegenover de modernen, nemen zij een polemische houding aan tegen de orthodoxen en confessionelen. Dat komt, omdat zij de historische Kerk hebben losgelaten en zich blindstaren op een Kerk der toekomst. Zij hebben zich overgegeven aan ongelooflijke illusiën omtrent de toekomst. Een ander verwijt van Groen tegen de ethisch-irenische richting is hun 'esprit de corps'.
Hij verstaat daaronder hun leven in de elitaire predikantenstand, waarin zij al te veraf leven van de ambachtsman en dagloner, van de bevolking op het platteland en in de armoedige hut.
In hun stand leven zij onder de betoverende invloed van de moderne wetenschapeen de macht van de publieke opinie. En omdat zij de bedwelming van de eer, de erkenning en de roem niet missen kunnen, houden zij vrede met iedereen en bewaren zij de beste verstandhouding met degenen, van wie zij in hun geweten overtuigd zijn, dat zij onchristelijke en zelfs Godslasterlijke dwalingen uitstrooien (Het regt der hervormde gezindheid, blz. 82 v.v.). Groen's levensgeschiedenis laat zien hoezeer bij hem belijden vergezeld gaat met lijden. Thorbecke beschouwde hem als iemand die met zijn tijd niet mee kon komen. Ook de kritiek van de ethische richting heeft Groen veel pijn gedaan, omdat hij met hun leidslieden gaarne had willen samenwerken. In welk opzicht verzette Groen zich dan tegen de revolutie ? Aalders laat zien dat Groen allerminst een handhaver van de bestaande orde geweest is. Maar Groen bestreed wel de moderne leer van de volmaaktheid van de mens en het vooruitgangsdenken.
Een samenvatting van zijn anti-thetische stellingname ten opzichte van het revolutionaire vooruitgangsdenken heeft Groen gegeven in de leuze: 'Er staat geschreven en Er is geschied !' De uitwerking ervan vinden wij in het geschrift: Proeve over de middelen waardoor de waarheid wordt gekend en gestaafd uit 1858.
Zowel in zijn Ongeloof en Revolutie als in de Nederlandsche Gedachten stelt hij die leuze centraal. 'Ik eindig met de verklaring dat ik, tegen alle wijsheid der mensen, bij het gevoel van eigen zwakte, twee woorden als onderpand der zege, ten leus heb: Er staat geschreven ! en Er is geschied! Een fundament tegen elk schutgevaarte, een wortel tegeniederen wervelwind van filosofisch ongeloof bestand'.
Het vooruitgangsdenken en de theorie der perfectibiliteit zijn voor Groen de ondermijning van de fimdamenten van Kerk, Staat en Maatschappij. Zij leveren de mensheid uit aan ijdele illusiën en storten haar in de afgrond van anarchie en dictatuur. Niets heeft tegenover dat procesdenken en .dat vooruitgangsgeloof bestand. Alles wordt meegesleurd in die stroom. Alleen het Evangelie, dat als centrum heeft de verzoening door het kruis van Christus, biedt weerstand.
Het kruis is het onvergankelijk middelpunt van de wereldgeschiedenis (Proeve, blz. 47).
Dat Groen's verzet tegen de revolutie-ideologie nog niets van zijn actualiteit heeft ingeboet is duidelijk voor wie meeleeft met wat er in onze tijd gaande is. Ideologieën, d.w.z. toekomstillusies op wetenschappelijke basis gevestigd, zijn schering en inslag. Alleen het Evangelie des kruises is bestand tegen de ideologieën met hun stralenkrans van wetenschappelijkheid eri godsdienstigheid.
Groen van Prinsterer en het onderwijs
Bij de herdenking van de honderdste sterfdag van Groen van Prinsterer komt ook zijn strijd om de vrijheid van het christelijk onderwijs ter sprake. Dr. R. J. H. Kruisinga noemt in een artikel in het Utrechts Nieuwsblad Groen één van de grondleggers van de protestantse christen-democratie. Kruisinga wijst op de actualiteit van Groen van Prinsterer ook in allerlei politieke vragen. Onder meer noemt Kruisinga de onderwijskwestie.
Het behoud van de vrijheid voor christenen was voor Groen een leidend motief in zijn strijd voor de vrijheid van onderwijs. Zonder die strijd voor vrijheid van richting en inrichting van onderwijs is een beeld van Groen overigens onvolledig. Die strijd heeft bijna zijn gehele werkzame leven zeer centraal gestaan. En juist nu dreigt deze vrijheid van onderwijs weer te worden aangetast.
Groen stelde: 'Vrijheid van geweten, vrijheid van godsdienst-uitoefening, vrijheid van onderwijs hiertussen is een onverbreekbare band'.
En hij voegde eraan toe: 'Wij vragen niet, dat aan anderen ontnomen worde hetgeen door hen hooggeschat wordt; wij vragen slechts, dat het ene stelsel naast het andere worde geduld'.
En hij had daarbij niet enkel de vrijheid van richting van onderwijs maar ook die van vrijheid van inrichting en van oprichting op het oog. Volgelingen van Groen mogen zich dat ook met het oog op die voorgestelde grondwetsherziening bedenken.
Gedenken van profeten of versieren van de graven dier profeten mag niet, om in een bijbelse term te spreken, onverplichtend zijn. Mattheus 23 onder meer waarschuwt daartegen.' Bij gedenken van profeten hoort ook willen wandelen in hun voetsporen. Er is voor zijn volgelingen in het licht van de gestalte van Groen, in de geest van zijn opdracht nog veel te doen. Daarbij wilde Groen in de eerste plaats evangeliebelijder zijn. De functie in de politiek was voor hem de afgeleide van de opdracht als evangeliebelijder.
Een staatsman niet; een evangeliebelijder, zo typeerde Groen zijn arbeid in de Tweede Kamer, waar hij vaak als zodanig ook in de letterlijke zin van het woord als eenling stelling nam tegen de beide grote politieke stromingen van zijn tijd. Ook die houding mag en moet zijn volgelingen voor de toekomst veel zeggen.
In het Hervormd Weekblad van 20 mei wijst ds. S. Kooistra op de relatie Groen-Hoedemaker ook inzake de strijd voor de christelijke school. Eigenlijk wilde Groen aldus Kooistra de christelijke staatsschool. Na 1857 (Wet Van der Brugghen) gaat Groen over op de gedachte van de vrije christelijke' school. Welke verschillen er ook mogen zijn tussen Hoedemaker en Groen, er is ook overeenkomst. Hoedemaker hield vast aan Groen's oude ideaal. En Groen heeft zijn leven lang veel verdriet gehad van de ontkerstening van het openbaar onderwijs. Nog op zijn sterfbed roept hij uit: 'Hoe is het mogelijk in een land als ons land kinderen te onderrichten zonder God in de geschiedenis ? Wat was ons land, had Hij het niet aangezien en gezegend'.
Groen van Prinsterer en de politiek
Gods hand in de geschiedenis ... In vele artikelen wordt gewezen op de befaamde stelregel van Groen: 'Er staat geschreven — er is geschied'. Men heeft ook vaak kritiek gehad op deze regel. Zijn dit twee openbaringsbronnen ? In een artikel getiteld: 'Het absolute' in het Hervormd Weekblad van 13 mei over kerk en maatschappijvernieuwing gaat ds. Kooistra in op deze kwestie. Hij schrijft i.v.m. de taak van de kerk op politiek en maatschappelijk terrein:
Op grond van de Bijbelse Boodschap kan de Kerk alleen maar het uitzicht van het Koninkrijk Gods prediken. Wanneer de Kerk werkelijk ernst maakt met de verwachting van het Koninkrijk Gods, kan het lot van armen en verdrukten in de wereld haar niet onverschillig zijn.
Zo wilde ook Groen Evangelie-belijder zijn op het terrein der politiek. Groen ging in zijn denken' uit van het absolute gezag der schrift: 'Daar staat geschreven' maar tegelijk zocht hij het verband tussen het absolute en de geschiedenis: 'Daar is geschied'. Karl Barth heeft destijds in Utrecht in 1935 dit tweeërlei beroep van Groen op de Schrift en op de geschiedenis vergeleken met de twee-bronnentheorie van de Duitse christenen. (Zie zijn Grundfragen, waarin Barth ingaat op vragen, die hem gesteld werden n.a.v. zijn colleges destijds in Utrecht over de Apostolische Geloofsbelijdenis). Ik meen, dat Barth Groen in dezen niet juist heeft begrepen en hem waarschijnlijk ook niet voldoende uit zijn geschriften gekend heeft. Er is een hemelsbreed verschil tussen het denken van Groen en het denken van de Duitse christenen, die het nationaal-socialisme aanhingen. Bij Groen is het gezag der Schrift als het Getuigenis der Openbaring beslissend. Men kan dit ook nalezen in het boek van prof. dn G. C. Berkouwer over 'De Voorzienigheid Gods' pag. 197 v.v. Ook al heeft prof. Berkouwer bezwaar tegen Groen's beschouwing van de geschiedenis, toch verwerpt hij de suggestie, dat Schrift en historie bij Groen gelijkwaardig zouden zijn. Het front, waartegen Groen zich afzette, was een ander front dan dat van de Duitse christenen, waartegen Karl Barth terecht streed. Groen stond tegenover het deïsme, dat God feitelijk buiten het wereldgebeuren zoekt te plaatsen, (zie Berkouwer a.w. pag. 202).' Groen bestreed o.a. Fruin, die geen relatie zag tussen de geschiedenis en het Koninkrijk Gods. (Berkouwer a.w. pag. 205).
Groen zocht inderdaad verband tussen het absolute van de godsdienst en het betrekkelijke van de politiek-In zoverre was politiek voor hem een heilige zaak. Het is hem verweten, dat hij dit verband zocht. Maar Groen zag scherp, 'dat de heersende geest in de tijd, waarin wij nog lever), zijn oorsprong en uitgangspunt heeft in het minachten van de geopenbaarde waarheid' (zie zijn eerder genoemde boekje pag. 67). En op pag. 82 zegt hij: 'Er moet gekozen worden tussen de souvereiniteit van den mens en die van God'. Zo wilde Groen eigenlijk getuige zijn van het absolute gezag van God in Kerk, staat en maatschappij. Men kan bezwaren hebben tegen wat prof. Berkouwer noemt zijn fragmentarische beschouwing van Gods leiding in de geschiedenis, dat bij bijzondere gebeurtenissen in de geschiedenis er sprake zou zijn van een bijzonder ingrijpen Gods, ofschoon Groen daarover slechts aarzelend sprak.
Van Groen kan de Kerk echter ook nu nog Ieren, dat zij pas echt getuigt, als zij spreekt in gehoorzaamheid aan het absolute gezag van het Evangelie.
We hebben een keus gemaakt uit vele artikelen dié ons in deze weken onder ogen kwamen, in de hoop u iets te laten zien van de betekenis van deze grote christenstaatsman. Herdenken is ook vooruitzien. Het is juist met het oog op de toekomst van eminent belang bezig te zijn en te blijven met Groen van Prinsterer. De 19de eeuw is echt niet achterhaald !
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's