Gedachten over het gebed
2
Het is opmerkelijk dat de meeste psalmen gebeden zijn. Maar tevens is het opmerkelijk, dat diezelfde gebeden gaan psalmen, d.w.z. dat de bidder God gaat loven en uitdrukt wat hij in zijn God mag bezitten. Hoe kan de Geest des gebeds, juist in en door het gebed, Zijn vernieuwende kracht doen ervaren. Zijn vertroosting en licht schenken en de weldaden van Christus aan het hart toepassen. Hoe leren we, wanneer we in druk verkeren, juist daaronder danken. We gaan verbeurde verrassingen Gods zien, waaraan we anders voorbij leven. Hoe kunnen we dan in betrekkelijk kleinigheden, een handdruk Gods zien en de glimlach van Gods Vaderoog. Dan leert men ook, dat ons waarachtig geluk niet in de overvloed gelegen is, maar dat alleen de zegen des Heeren rijk maakt.
Welk een onuitsprekelijke gave heeft de God des Verbonds in het gebed aan Zijn kinderen geschonken. Die kinderlijke afhankelijkheid, die innige gemeenschap, dat rusten aan Gods Vaderhart, dat in het gebed zijn weg met al zijn zorgen en wederwaardigheden te mogen wentelen op de Heere. En dan het telkens weer te mogen ervaren, dat de Heere een Waarmaker van Zijn Woord is, nl. dat Hij niet beschaamt degenen die het van Hem verwachten.
Open vensters
Hoe kunnen er onder en op het gebed, geestelijke vensters open gaan. Zodat het dan van harte, biddend en dankend, ja aanbiddend beleden wordt: want Uw is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. De eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus, Die in Hem ook onze Vader is, doet dan zien dat het hier beneden slechts een verdrukking van tien dagen is. Dat een onverderfelijke en onverwelkelijke erfenis wacht. Dat Christus, Die voor de bidder geen vreemde is, eenmaal zal wederkomen en er met Hem een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal zijn. Met bergen die vrede en heuvels, die gerechtigheid dragen zullen. Geen leed, geen zonde, eeuwig met de Heere. Waar in vervulling zal gaan de beneden daarin gelegd heeft, nl. om de Drie-enige God toe te brengen de lof, de aanbidding en de dankzegging. Het nieuwe lied zal dan voluit gezongen worden. God woont immers onder de lofzangen Israels. Een biddende kerk, een biddend kind des Heeren is hier beneden door Gods genade reeds een zingende kerk en een zingend kind. Wat kunnen gebed en zang dicht bij elkander liggen, ja in elkander overgaan. Is het niet opmerkelijk wat van Paulus en Silas in de gevangenis te Filippi geschreven staat, nl. dat zij omtrent de middernacht baden en, volgt er onmiddellijk op: Gode lofzangen zongen. Wat van het gebed geldt, dat geldt ook van de zang, nl. geen kerk en geen gelovige zonder gebed, maar ook niet zonder zang. Paulus wekt dan ook in Efeze 5 op tot het aanheffen van psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, dankende ten allen tijd.
Calvijn merkt hierbij op, dat het ongoddelijke en schandelijke onachtzaamheid zou wezen, zo de gelovigen de oefening van de lof Gods niet hun leven lang onderhouden.
Paulus waardeerde de psalmen. Hij zag er de rijkdom, de schoonheid van in. Bovenal dat ze een gave Gods aan Zijn kerk zijn. Hoe had zijn Heiland telkens weer woorden uit de psalmen aangehaald, hoe had deze ze gezongen met de discipelen aan het laatste Avondmaal, op de drempel van Zijn diepste lijden. Hoe had Christus op het kruis het met een psalmwoord uitgeroepen: 'Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!
De psalmen lagen Paulus na aan het hart. Maar er zijn ook bijbelse liederen die door de eeuwen heen ontstonden. Al zingen we die niet in de kerkdiensten dan mogen die verder niet veronachtzaamd worden.
Hoe zijn er ook onder de voorgeslachten godvrezende mensen geweest, die ter ere Gods en tot opwekking der gemeente liederen gedicht hebben: Ik denk aan Luther's: 'Een vaste burcht is onze God, een Toevlucht voor de Zijnen'. Ik denk aan Groenewegen's: 't Oog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet'. En hoeveel begenadigde dichters zijn er geweest, die ons rijke geestelijke liederen hebben nagelaten, waardoor menig hart werd verkwikt en Gode lof werd gebracht. Ik denk aan:
Jezus, Uw verzoenend sterven
blijft het rustpunt van ons hart.
Als wij alles, alles derven,
blijft Uw liefde ons bij in smart.
Geef, wanneer mijn oog eens breekt,
't angstig doodzweet van mij leekt,
dat Uw bloed mijn hoop dan wekke
en mijn schuld voor God bedekke!
En tevens aan de lofzang, die Ambrosius eens dichtte:
U looft de apostelschaar heid, o Heer' in heerlijk
profeten, martelaars vermelden Uw eer; daar
door heel Uw Kerk wordt steeds, daarboven, hier beneden,
in strijd en zegepraal Uw grote Naam beleden.
Zij looft o, Vader, U, oneindig in vermogen,
onpeilbaar in verstand, onmeetbaar in meedogen.
God lere ons en vermeerdere onder ons het biddende zingen en het zingende bidden, opdat de Heere ook onder onze lofzangen moge wonen. Paulus — leest er zijn brieven maar op na — begint die allereerst met loven en danken. Lof en dank dat is de grondtoon van zijn leven. En die lof en dank komt o.a. openbaar in liederen en gebeden.
Het gebed kan onder Gods zegen en genade, verstopte bronnen weer bij vernieuwing in werking stellen. Langs de weg van gebed en geloof ontvangt de levende gemeente van ogenblik tot ogenblik de aanvankelijke verwerkelijking van het beloofde heil. Ja, de krachten van de toekomende wereld worden door het gebed haar ten deel.
Op het gebed
Wie zal ten volle kunnen zeggen, wat bidden kan uitwerken. Niet om het gebed, maar op het gebed. In de weg van het gebed, dat vaak een worstelend pleiten op Gods beloften is, kunnen tijdelijke en geestelijke wonderen geschieden. Want zou iets voor de Heere te wonderlijk zijn? Wanneer we zien op de noden, die er allerwegen zijn, vooral op geestelijk terrein, wanneer we letten op de weinige getrouwe arbeiders in Gods Koninkrijk en hoe die vaak een moeilijke strijd te strijden hebben, wanneer we bemerken de voortgaande afval en de toenemende dwaling, hoe moet het dan met beschaamdheid tot ons doordringen, dat we de weg van het gebed te weinig betreden. Door onze biddeloosheid, ongeloof en kleingeloof, lauwheid en laksheid, door verwereldlijking worden geestelijke bronnen dicht gestopt.
Moest de kerk niet meer biddagen hebben?
Zouden we onderling geen gebedskringen moeten vormen? Zijn de geestelijke noden en ook wel persoonlijke noden in tijdelijk opzicht van broeders en zusters niet legio? Roepen deze ons niet op tot gemeenschappelijk gebed? Opdat het Woord Zijn loop moge hebben, Gods Koninkrijk moge komen en geestelijke opbloei aanschouwd mocht worden. Opdat er doorbraak moge komen, zoekers vinders werden, er meer vrijmoedigheid mocht komen tot het getuigen: 'Wiens ik ben en Wie ik dien'. Dat er ook persoonlijke lasten, die door deze en gene gedragen worden, er door verlicht mochten worden. Het ootmoedig gebed met geloof vermengd vermag zoveel. Het vermag wonderen.
Petrus zat in de gevangenis, stevig geboeid en ergens in een huis of verschillende huizen, ging een vurig gebed van de leden van Christus' gemeente op. En zie, boeien verbreken, gevangenisdeuren gaan open en engelen die, dit mogen we gerust zeggen, op het gebed door de Hoorder des gebeds zijn uitgezonden, verlenen hun beschermende medewerking.
Op het gebed: 3'/2 jaar geen regen.
Op het gebed: en lucht, na 3,5 jaar droogte, zwart van wolken en zware slagregens vallen neer.
Wonderen van genade
Op het gebed doet God grote wonderen. Grote wonderen, dat mag Gods kerk ter bemoediging worden toegeroepen. Grote wonderen, dat mag ook worden toegeroepen aan alle heilbegerigen. Wonderen van genade liggen in de beloften opgesloten. In die rijke beloften voor niets bezittenden. Hongerigen en dorstigen worden genodigd. Verloren zonen worden niet afgewezen. Aan armen wordt de parel van grote waarde aangeboden. De Blijde Boodschap, het Evangelie wordt hen verkondigd, dat er voor goddelozen de mogelijkheid is om gerechtvaardigd te worden om niet, door de genade die in Christus Jezus is. We mogen komen, mits we onze zonden van harte leren belijden, zoals we zijn en het klinkt ons tegen: Opent uwe mond, eist van Mij vrijmoedig op Mijn trouwverbond. Op het gebed wil de Heere alles wat ons ontbreekt, mild en overvloedig schenken.
Bidden. En zo de Heere vertoeft, verbeidt Hem, Hij zal gewisselijk komen. Niet altijd wordt op de eerste klop de deur geopend. Elia bad zevenmaal voordat het eerste wolkje als eens mans hand zich aan de blauwe hemel vertoonde. Maar hoe het ook zij. God is een Hoorder en Verhoorder van het gebed. Tot niemand heeft Hij ooit gezegd: zoek Mij tevergeefs.
God schenke ons allen de Geest der gebeden en des geloofs. Opdat we ons geloof mogen bouwen op Gods beloften. Bidden is antwoord geven op het Woord van God. Ja antwoorden, van harte, wanneer dat Woord ons veroordeelt. Ja antwoorden, wanneer we opgewekt worden te zien op het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Ja antwoorden, wanneer de Heere zegt: zoek Mijn aangezicht. En God beantwoordt ons gebed vaak weer door Zijn Woord. Gods antwoord ligt meestal in dat Woord, waarvan de dichter getuigt: Hoe wonderbaar is Uw getuigenis. Dat Woord geeft de moede kracht, de bidder hoop, versterking en vertroosting, het vernieuwt de jeugd. Ja het wordt in de volle zin des woords: het Woord des levens.
Heere leer ons bidden, opdat vensters voor ons open gaan, geloof, hoop en liefde mogen gaan opbloeien, we Christus gaan zien in Zijn noodzakelijkheid en dierbaarheid en Hij gestalte in ons hart verkrijge. Dan zal de lofzang in stilheid tot God, in Zion zijn en het beleden worden:
Gij hoort het gebed. Heere, leer ons bidden. En Jezus zeide: gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt.
’s-Gravenhage
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1975
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1975
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's