De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

FINANCIEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FINANCIEN

11 minuten leestijd

Ja, je weet toch niet waar een mensch toe komen kan. Daar ben ik me nu twee achtereenvolgende weken in Den Haag geweest. De vorige week over een zaak waarvan gij ook nog wel nader iets hooren zult. En nu van de week alweer, 't Is maar goed dat Den Haag nogal groot is en dat ze je daar zoo gauw niet opmerken. Anders zouden ze al gauw gaan denken dat ik me alvast eens liet zien om, als. er eens een vacature kwam nu ja, ge begrijpt me verder wel. Maar neen hoor, zulke hooge aspiraties heb ik nooit gehad en voorzover ik me zelf ken — maar zelfkennis is ook al een vak waarin een mensch nooit uitgestudeerd komt —geloof ik dat ik daar ook wel nooit last van zal krijgen. Neen, dan moet je veel beter van de tongriem gesneden zijn en moet je je mannetje beter kunnen staan. Verbeeld je vanaf zoo'n deftigen preekstoel of in zoo'n deftigen kerkeraad het woord te moeten voeren, zoo'n boerendominé zou immers alléén maar uitgelachen worden. Neen, hoor, 'k ben heusch niet in Den Haag geweest om eens te zeggen : zie je me wel ? Of dat dan wel eens gebeurt dat de dominé's zich zoo eens laten „kijken" ? Nou, ik denk het haast niet, maar daar zijn soms wel booze tongen die het beweren. Zoo hoorde ik laatst eens vertellen dat er een dominé was die knap gepikeerd was omdat demand met zijn gaven en talenten nog niet stond in Rotterdam, Amsterdam of Den Haag. Hij was nu maar niet alleen van gemeente, maar ook van richting veranderd en hoopte nu ja, dat vertelden zij, hoor, maar ik denk dat het wel weer leugen en laster geweest is, zooals ze van ons, arme dominé's, zoo dikwijls dingen vertellen die in strijd zijn met het 9de gebod.
Maar nu zoudt gij zeker wel eens willen weten wat ik dan wél twee achtereenvolgende weken in Den Haag ben wezen doen? Nu, over dien eersten keer zal ik u de volgende week eens wat vertellen, maar nu deze week ben ik met mijn vrouw mee geweest. Ja, gerust, zij mag wel eens met mij mee, maar ik mag ook wel eens met haar mee. En dit laatste was nu van de week het geval. Gij moet n.l. weten dat mijn vrouw — schrik niet, hoor ! — het onlangs in haar hoofd heeft gehaald om lid te worden van den Nederlandschen Christen Vrouwenbond. Ja, als ge haar dat een paar jaar geleden zoudt gezegd hebben, dan zou ze je zeker aangezien hebben met een gezicht van „wat heb ik nou aan de hand". Maar daar zie je alweer dat een mensch niet weet waartoe hij komen kan. Daar waren hier n.l. een paar dames die dat zaakje op touw hebben gezet. O, zeker van die geëmancipeerde tantes, hoor ik u zeggen. Neen, heelemaal niet. Twee eerbare huisvrouwen, hoor, aan wie menigeen, die misschien lachend de schouders ophaalt, een voorbeeld kan nemen. En ja, dan weet je net hoe de vrouwen zijn. Toen deze twee dames, die heusch niet de eersten de besten zijn, het zaakje aan 't rollen hadden gebracht, hadden zij in een minimum van. tijd een afdeeling van meer dan honderd leden uit den grond gestampt. Ik was er jaloersch op en heb al eens gedacht of ik deze twee soms niet zou kunnen uitzenden om hier en daar ook een afdeeling van den Gereformeerden Bond te gaan oprichten Zij kwamen natuurlijk ook bij mijn vrouw, en ja die had eerst nog al wat bedenkingen over uithuizigheid, enz. enz., maar er hielp niets aan, hoor, zij moest er ook aan gelooven, en eer zij het goed wist was zij niet alleen lid, maar bleek zij zelfs al Bestuurslid te zijn. Nu, je weet ook wel, dat je als man in zoo'n geval niet veel anders hebt in te brengen als leege briefjes. Dus ik vond 't maar goed. Ach ja, ik weet wel dat je wel met allerlei bezwaren kunt komen aandragen en dat je dan b.v. kunt zeggen dat de roeping der vrouw in de eerste plaats in het huisgezin ligt. En heusch, hoor, daar ben ik het van harte mee eens en ik denk dat al de Veensche leden van den Vrouwenbond het daar ook van harte mee eens zijn. Maar ik geloof toch, dat we ook in dezen niet eenzijdig mogen zijn, en dat je er niet mee af ben door eenvoudig maar te decreteeren : een vrouw hoort in huis. Wanneer met het oog op de gewijzigde tijdsomstandigheden voor ons mannen de toepassing der dieper liggende levensbeginselen zooveel anders en zooveel moeilijker is dan vroeger, zou dat voor de vrouw dan soms niet zoo zijn ? En wanneer wij mannen telkens weer samenkomen om op allerlei gebied de toepassing der in Gods Woord liggende beginselen met elkander te bespreken, waarom zouden de vrouwen dat dan ook niet mogen doen met het oog op de plaats en de taak die God haar juist in de eerste plaats voor het gezinsleven gegeven heeft. Neen, daarmee sta ik heelemaal niet op het standpunt van de feministische beweging van onzen modernen tijd, daarmee verdedig ik heelemaal niet het standpunt dat een vrouw alles mag doen wat een man doet en alles mag zijn wat een man is. Het is alleen maar mijn bedoeling om te zeggen dat juist door onderling met elkander aan de hand van Gods Woord de dingen van het veelzijdige menschenleven eens te bezien en te bespreken, de vrouw zich daardoor des te klaarder zal bewust worden van de dure roeping die zij, hetzij dan in den gehuwden of in den ongehuwden staat, heeft te vervullen. Uit dat oogpunt verheugde ik mij er in dat mijn vrouw niet alleen lid van den Christen-Vrouwenbond werd, maar dat zij ook naar de Algemeene Vergadering wilde, die op Donderdag 1.1. in „Seinpost" te Scheveningen gehouden werd. En kijk, dat vond ik nu een bewijs dat het haar heelemaal niet te doen was om haar eigen man niet te vra­gen. Ze wou hebben dat ik ook mee zou gaan. Nu, ze doet mij ook wel eens een pleizier. Dus ik dacht : de liefde kan niet van éénen kant komen. En zoo zaten we dus Donderdagmorgen n.b. om 6 uur — we wisten haast niet dat de wereld dan ook al bestond — al in de auto, met nog twee vriendinnen van haar, die mij ook geen kwaad hart toedragen, en reden we dus met ons vieren via Leiden naar .Den Haag en Scheveningen. Daar waren er intusschen nog een 30 van het zwakkere geslacht uit 't Veen per trein aangekomen, en waren de dames dus om 10 uur binnen. Wat daar binnen gebeurd is, weet ik niet, want daar mocht ik natuurlijk niet komen, maar toen zij er uit kwamen merkte ik wel dat zij allen genoten hadden en had ik de eer om ze allemaal naar 't strand te brengen. Jongen, jongen, daar heb ik mijn handen vol aan gehad, maar 'k heb het er zonder kleerscheuren afgebracht, 's Middags heb ik nóg eens voor deurwachter gespeeld en toen de vergadering om 4 uur was afgeloopen en wij terug reden over Den Haag, waar we nog even in het allervriendelijkste gezin van mijn medebestuurslid van onzen Bond, den heer Verbeek Wolthuijs, vertoefden, hoorde ik uit den mond mijner reisgenooten een en ander over „de roeping en de zelfkennis" der vrouw, waarover in de middagsamenkomst door een Professor gesproken was. En toen ik 's avonds in de krant nog èen eenigszins breeder verslag las van wat op die vergadering behandeld was, had ik er heelemaal geen spijt van dat mijn vrouw er geweest was en wenschte ik dat er nog meer vrouwen waren die zich op die wijze wilden laten voorlichten over dingen die de diepste roerselen van 't vrouwenleven raken We hadden dus op die manier 'n goeden en gezegenden dag, die besloten werd met het afleggen van nog drie vrienden-en familiebezoeken in Delft, Ouderkerk en Schoonhoven, zoodat we den dag maar vol maakten en het 's avonds 11 uur was eer we den bodem van ons goede Veen weer onder den voet hadden.
Nu moet ge weten, dat we op onze heenreis gereden waren door Utrecht en op onze terugreis door Rotterdam. En nu voelt ge misschien wel waar ik heen wil. Toen we 's morgens door Utrecht reden en 's avonds door Rotterdam, dacht ik : hoe zou het hier nu zitten ? zouden ze hier misschien ook iets weten van die twee verdwaalde schepen, die altoos nog zoek waren ? Wilt ge wel gelooven dat mijn hart goed was om eens even af te stappen en eens even te informeeren of ze misschien ook iets gezien of gehoord hadden ? Maar „uwe bescheidenheid zij allen menschen bekend". Omdat ik tegen dat woord niet zondigen wou, ben ik maar doorgereden en 't was maar goed ook, want Vrijdag is het eene en Zaterdagavond, net nog vóór den Zondag, is het andere verdwaalde schip uit het Westen binnengekomen en neen, zij vielen geen van beide tegen, hoor. Het tot moe wordens toe wachten werd schitterend beloond.
Vrijdagavond dan kwam er een brief uit Rotterdam van de Commissie voor de Paaschcollecte aldaar, zijnde de h.h. G. J. Gerbscheid, Z. H. de Groot, Jb. Bot en J. W. Koudstaal, met de verblijdende mededeeling dat de Paaschcollecte in Rotterdam met zijn onderhoorige plaatsen had opgebracht het respectabele bedrag van ACHT HONDERD EN VIJF GULDEN EN EEN EN NEGENTIG CENT (ƒ805.91).
De verdeeling was als volgt : Rotterdam ƒ 286.56 ; Kralingen ƒ 65.60 ; Delfshaven ƒ 130.— ; Feijenoord ƒ106.25 ; Charlois ƒ 156.— en IJsselmonde ƒ 61.50. En nu zouden er nog enkele gespecificeerde nagiften volgen. Nu, die hoop ik dan den volgenden keer wel te vermelden, maar het hoofdbedrag vind ik zóó schitterend, dat ik niet kan voldoen aan het nagekomen verzoek om het deze week nog niet te vermelden. Nee hoor, deze Rotterdamsche affaire is werkelijk wel waard dat we er door eventueele nagiften een volgende maal nog eens op terug moeten komen. Ik ben de Commissie dan ook hoogst dankbaar voor den arbeid, ook nu weer door haar verricht, waaraan dit schitterende resultaat zeker voor een niet gering deel te danken is, en ik dank voorts allen hartelijk die aan het verzamelen van dit bedrag hunne medewerking hebben betoond. Het is een bewijs dat, als het maar aangepakt wordt, er ook in onze steden nog wel wat te bereiken is. Datzelfde bewijst ook Utrecht, vanwaar ik Zaterdagavond 'n briefkaart ontving van mijn vriend Bankers met de heugelijke tijding, dat de Paaschcollecte aldaar opbracht het schitterende bedrag van
DRIE HONDERD GULDEN (ƒ300.--).
Nu ja, zegt ge, 300 is geen 800, maar ge moet niet uit het oog verliezen dat het bedrag van Rotterdam is met en dat van Utrecht zonder onderhoorige plaatsen, en dan geloof ik dat gij het met mij eens zult zijn als ik zeg dat ook Utrecht boven onzen lof is en als ik ook den Utrechtschen vrienden hartelijk dank zeg voor deze prestatie, met den hartelijken wensch dat de hoop van den heer Drinkers vervuld zal worden dat de stijgende lijn ƒ 187.—, ƒ230.— en nu ƒ300.— zich het volgend jaar weer in opwaartsche richting bewegen zal en dan van 300 op 400 geklommen zal zijn. Dat zijn dus de twee schepen, waarop ik nog wachtte en waarvan ik haast wel zeker wist dat zij nog komen zouden. Nu zijn er nog een paar, waarop ik niet zóó vast durf rekenen, maar waarop ik toch ook altoos nog wel een hoopje heb. Het is intusschen maar goed dat deze twee juist deze week zijn binnengevallen, want anders was het ditmaal magertjes geweest. Dan was ik bitter gauw uitgepraat geweest. Genemuiden, van den heer J. S. Brouwer een bedrag van ƒ 12.50 voor het Studiefonds, zijnde een deel van een gift van ƒ50.—, die aldaar op Zondag 18 Mei onder de prediking van den oud-leeraar, ds. Luteijn, in de collecte gevonden was.
Monster, van den heer A. van der Kooij een gift van ƒ2.— voor de beide Fondsen.
's-Gravenmoer, van ds. Bolkestein een dankoffertje van ƒ3.— voor het Studiefonds, gecollecteerd op Zondag 18 Mei.
KraIingen, van ds. Pott van Z. voor den Gereform. Bond een gift van ƒ 1.—. Alles bij elkaar genomen echter is het de moeite van het optellen best waard, want dan kom ik tot een eindbedrag van
f 1124.41
waaronder, immers niet zonder reden, een „dankbaar en voldaan" geschreven kan worden. De Penningmeester Veenendaal. Ds. M. JONGEBREUR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

FINANCIEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's