Uit de pers
Armenië
Ditmaal wil ik uw aandacht vragen voor een tweetal artikelen die ik tegenkwam en die beiden ingaan op de zware weg van het Armeense volk. Het betreft een bijdrage van dr. J. v. d. Linden in het Centraal Weekblad van 13 januari en een uitvoerig artikel in het maandblad One World van de Wereldraad van Kerken. Het is een gedeelte uit een rapport dat opgesteld is naar aanleiding van een bezoek van een van de functionarissen van de Wereldraad ter gelegenheid van de viering van de tachtigste verjaardag van de leider van de Armeense apostolische kerk, Vaskas I, de Catholicos van deze kerk, zoals zijn officiële titel luidt.
Een onvoorstelbaar zware weg… aldus de kop van het artikel van Van der Linden. De schrijver doelt daarbij op drie dingen: 1. de geschiedenis van de Armeense christenen die een geschiedenis is van verdrukking; 2. De botsingen tussen Armeniërs en Azerbeidzjani om (een eventuele teruggave aan Armenië van) Nagorno Karabach en 3. de verschrikkelijke aardbeving die Armenië in december van het afgelopen jaar getroffen heeft. Het bericht in One World is geschreven vóór deze laatste gebeurtenis, zodat dit artikel met name ingaan op de onder 2. genoemde problematiek.
Over de geschiedenis een enkel woord. U vindt de gegevens in het nog altijd instructieve artikel Armenië in de Chr. Encyclopedie, zij het ook dat dit artikel aanvulling behoeft voor wat betreft de periode na 1956.
Volgens de legende zou het Evangelie hier het eerst gepredikt zijn door de apostelen Addai, Thaddeus of Bartholomeus. De eigenlijke apostel van Armenië was Gregorius de Verlichter, die koning Tiridates I (omstreeks 280) wist te bewegen om met zijn volk het christelijk geloof aan te nemen. Armenië werd daardoor reeds in 301 een land waar het christendom staatsgodsdienst werd, dus voor de bekering van Constantijn de Grote en de overgang van het Romeinse keizerrijk tot de erkenning van het christendom als officiële godsdienst.
Lijdensgeschiedenis
Van der Linden wijst erop hoe de geschiedenis van Armenië en met name ook van de Armeense christenen gestempeld is door lijden en verdrukking.
'Het Armeense volk bleef onder dit alles zichzelf, trouw aan zijn Meester. Dat bleeft het ook onder de stormachtige opmars van de islam. Waar heel Noord-Afrika zich gewonnen gaf aan de godsdienst van de profeet Mohammed, hielden de Armeniërs vast aan hun belijdenis, dat Christus alleen de Hoogste Profeet is. Hoe anders zou de geschiedenis van dit volk geweest zijn, als het zich toen had laten meesleuren door de vloedgolf van de islam. Dan zou geen vervolging of volkerenmoord hen hebben bedreigd. Maar zij hebben de verleiding doorstaan tot op de dag van vandaag, nu moslim-Azerbeidzjani's pogroms op touw zetten tegen de christen Armeniërs die onder hen wonen.
Vooral onder de Turken in het Ottomaanse rijk hebben de Armeniërs geweten wat Jezus' woorden voor hen betekenden: "In de wereld zult ge verdrukking hebben." In die tijd stonden zij bloot aan zware vervolgingen, waarachter zich al vertoonden de demonische trekken van wat later voor het joodse volk zou betekenen "die Endlösung", de totale vernietiging.
Opdat wij niet vergeten
Turkije weigert nog steeds de schuld van de toenmalige Turkse regering en het Turkse volk aan een bloedbad te erkennen, een bloedbad dat zijnsgelijke niet kent in de geschiedenis. Men strijdt zelfs bij ons nog over het aantal slachtoffers. Dat is inderdaad nog nooit officieel vastgesteld. Maar ook al zou de helft maar waar zijn van wat de kronieken vertellen, dan nog zou men moeten toegeven dat geen christelijk volk ooit zoveel had te doorstaan.
Het hoogtepunt van die worsteling op leven en dood blijft voor de Armeniërs wat zich heeft afgespeeld rond de Musa-Dagh: de Mozesberg in Syrië. Vijfduizend Amieniërs, mannen, vrouwen en kinderen uit de vlakte, waren deze berg opgevlucht om te ontkomen aan de bloedbaden door de Turken aangericht in de vlakte. Wekenlang weerstonden de dapperen de aanvallen van Turkse politie en militie.
Frans Werfel schreef er zijn machtig boek over: Veertig dagen op de Musa-Dagh. Het wer het nationale epos van het Armeense volk. Jaarlijks viert dit volk feest ter herdenking van dit historisch gebeuren, dat ook in het heden de weerstand onder hen staalt. Sterk is het nationale besef van de Armeniërs. Sterk is ook nog hun wantrouwen tegen alles wat hen herinnert aan Turks islamitische vijandschap.'
Ook de schrijver van het artikel in One World wijst op de verschrikkingen die met name ook rond de Eerste Wereldoorlog over Armenië gegaan zijn. Men moet deze geschiedenis weten om de achtergrond te begrijpen van wat zich vandaag de dag afspeelt rondom Nagorno Karabach.
Nagorno Karabach
Toen na Wereldoorlog I deze gebieden onder Sovjet-bewind kwamen streden zowel het (islamitische) Azarbeidzjan als Armenië om Nagorno Karabach. Aanvankelijk leek de claim van Armenië gehonoreerd te worden. In juli 1921 besliste het politbureau van de communistische partij van Transkaukasië dat Karabach een deel van Armenië zou worden. Maar het was Stalin die – uit willekeur? of om de Turken tegemoet te komen? – die beslissing ongedaan maakte en de christelijke enclave Karabach onder Azerbeidzjaans bewind stelde. Vermoedelijk speelde ook mee dat hij het christelijke volk van de Armeniërs klein wilde houden.
Intussen bleeft het Armeens nationalisme ondergronds sluimeren. Karabach bleef van dat nationalisme een symbool. Gedurende het regiem van Chroesjtsjow beklaagden de inwoners van Karabach zich erover dat zij in feite onder strenge Azerbeidzjaanse controle stonden, dat de Armeense taal werd onderdrukt en dat hoger onderwijs ontbrak. In de loop der jaren werd het nationalisme dat trouwens in heel de Sovjet Unie opleefde, steeds sterker. De maatregelen van Gorbatsjov, de Perestroika van de afgelopen jaren, wakkerde deze nationalistische gevoelens aan.
De Armeniërs eisten, dat Nagorno Karabach teruggegeven zou worden aan Armenië. Perestroika moet huns inziens ook betekenen rechtzetting van misstanden. Maar de zaak is gecompliceerd. Op zich is het geen religieuze kwestie, maar er spelen wel degelijk godsdienstige sentimenten mee: de Armeniërs zijn vanouds christenen, de Azerbeidzjani Moslims. Het laatste wat de Sovjet autoriteiten willen is een religieus conflict, met de aanwezigheid van 50 miljoen Moslims in dat deel van de Sovjet Unie, en dat in een tijd van herleving van de Islam. Van der Linden schrijft:
'Voor Gorbatsjov een hachelijke zaak, want komt hij de Armeniërs tegemoet, dan jaagt hij de islam tegen zich in het harnas. Dat is spelen met vuur, want de islam in de Sovjet Unie kijkt toch al wantrouwend naar de atheïstische communistische partij, die in Moskou de lakens uitdeelt. De nieuwe vrijheid die de Armeniërs zagen dagen toen Gorbatsjov hun vensters leek open te stoten, heeft het Armeense volk nieuwe hoop gegeven. Hun gemeenschappelijk lot smeedde dit volk hechter aaneen dan ooit.
Door de eeuwen heen hebben zij hun traditie weten te handhaven, bewaarden hun eigen schrift en hun cultuur, zelfs in de laatste jaren onder de hegemonie van het communistische Rusland. Moet in dit volk een grote innerlijke kracht schuilen, een diepe bron waaruit volgende generaties steeds weer kunnen putten. Zo kon dit volk zijn weg voortzetten, net als dat andere, dat joodse volk ondanks alles wat over hen kwam.'
Wie de dagbladen en tv-uitzendingen varf het afgelopen jaar gevolgd heeft weet hoe de spanningen hoog zijn opgelopen in de loop van 1988. Bloedige conflicten waren en zijn daarvan het gevolg. Over en weer heerst angst en neemt het wantrouwen toe.
De aardbeving
En in die situatie van conflict en strijd vond de catastrofe van de aardbeving plaats. Ik geef nogmaals het woord aan Van der Linden. Hij schrijft:
'Zoals ook nu weer. Nog eer het pleit om Nagorno Karabach kon worden beslecht, kwam over Armenië een catastrofe als nooit tevoren. Wij hier konden nauwelijks de beelden verwerken, laat staan hoe het met hen gesteld was, die deze catastrofe overleefden. In enkele seconden sloeg het onheil toe. Verwoesting, ontzetting, ellende. Het levensgeluk van zovelen voor altijd vernietigd. Alsof zij nog niet genoeg geleden hadden onder de bloedbaden en de botsingen met de vijandige Azerbeidzjani's, kwam de dood onaangekondigd binnen.
Een Russische reporter, die zes uur na de ramp ter plekke was, kon haast geen woorden vinden voor wat hij zag. "Verwoest werden alle hoogbouwhuizen. Verscheidene scholen zijn ingestort, terwijl de lessen aan de gang waren. De stad Ieninakan: stad van lenin, staat onder shock. Om kampvuren hurken overlevenden, die aan de dood de voorkeur zouden hebben gegeven. Overal schreiende mensen. Overal zijn straten en bruggen vernield. In de stad Spitak hetzelfde beeld. Deze aarbeving gaat in haar verschrikkingen vele andere teboven."
Het aantal slachtoffers van deze ramp is nog niet bekend. Maar reken maar, dat er geen Armeense familie is of zij weet van verdriet en rouw. De blik op de Arraat waar Noach zich geborgen wist na de grootste catastrofe die ooit de wereld trof, zal niet in staat zijn de tranen te drogen. Wie wel eens een aardbeving meemaakte, blijft zich bewust dat absolute veiligheid hier op aarde een droom blijft. Dat ondervond ons broedervolk.
De schok van deze aardbeving ging de wereld door. De jammer van het Armeense volk heeft overal in de wereld mensen voor de onontkoombare vraag gezet: "Waar was God?" Dan herinner ik mij dat er Eén is geweest, die deze vraag nooit heeft gesteld en ons voor die bange vraag heeft willen behouden. Hij heeft de Zijnen een beeld gegeven van de geschiedenis van onze wereld, waarin Hij was gekomen, door Zijn Vader gezonden: Gij zult horen van oorlogen en geruchten van oordelen en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.
Dat heeft Hem, Die eens het Kind was in de kribbe, niet onzeker gemaakt, niet afgehouden van Zijn opdracht. Hij heeft deze wereld, deze zuchtende, benauwende wereld, aangezet tegen de oneindige barmhargtigheid van Zijn Vader. Van die barmhartigheid was Hij Zelf taal en teken, ook in onze tijd. Vandaar de vreugde van het kerstfeest, nu wij weten dat het Woord in deze wereld kwam, dat rusteloos de eeuwen voortdrijft.
Wie zich aan dat Woord gewonnen geeft, zal zich geborgen weten voor nu en later en daarom langs de Ararat en de "Mozesberg" blijven uitzien naar Zijn toekomst.'
Het zijn ingrijpende zaken die de schrijver in het slot van zijn artikel aan de orde stelt. Ze raken het leerstuk van de voorzienigheid Gods, het geheim van de geschiedenis, als ook de vraag naar de zin van de geschiedenis. Wie Christus belijdt als de zin van de geschiedenis bedenke dat deze Christus de Gekruisigde is. Zeker, de Gekruisigde is opgestaan. Daarin is de christelijke hoop verankerd. Maar juist vanwege die hoop kunnen we ons nooit losmaken van de geladen woorden van Paulus over het lijden van de tegenwoordige tijd en het zuchten van de schepping. We zullen, denkend aan de zware weg van het Armeense volk, er nooit in slagen de vragen in een sluitend gedachtensysteem onder te brengen. Daarvoor weegt het lijden te zwaar. Wat blijft is de roep om ontferming, de klacht uit de diepte van Psalm 130, een psalm die ook getuigt van de hoop op de Heere en Zijn Woord.
A. N., Ede
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1989
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1989
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's