Over de verhouding van geloof en bevinding II
Het verstand
De Geest werkt als vrucht van de rechtvaardigmaking öok in en aan ons verstand. Het is niet juist, dat het verstand altijd maar wordt neergezet rnet woorden als: Het zit een voet of wat te hoog'. Wat dan te denken van 'uw redelijke godsdienst' ófwel: uw logische eredienst, uit Rom. 12 : 1? Het verstand is óók geschapen door God, en het bijbelse woord hart-als-levenscentrum bevat tevens het denken en het overleggen, zoals blijkt uit een uitdrukking als: de overleggingen van het hart. Wie het verstand uit de bevinding schrapt, doet God oneer en de Heilige Geest, Die dat verstand wil verlichten, droefheid aan. Daar is een orde van het heil. Daar is het geloof als een zeker wéten. Daar is de begeerte van Paulus om liever vijf woorden met het verstand te spreken, dan tienduizend in een vreemde taal. Daar is het onderzoeken van alle dingen door de Geest van God, zoals de geest van de mens weet wat in de mens is. Dit zijn allemaal zaken, die wij leren als vrucht van de verlichting van ons verstand door de Geest van God en als vrucht van de vernieuwing van ons denken (Rom. 12 : 1; niet 'gemoed', zoals de Statenvertaling weergeeft), opdat wij mogen beproeven de wil van God: het goede, welbehagelijke en volmaakte.
Een verlicht verstand is tot stichting der gemeente en voor de orde in het persoonlijke leven absoluut noodzakelijk. Het is ook noodzakelijk, willen wij zien dat de zonde gevolgen heeft, en willen wij een afkeer van de zonde krijgen en vragen naar Gods wezen en wil.
Het lichaam
Daarmee ben ik gekomen bij wat de Heilige Geest met ons lichaam doet. Ook hierin is het werk van de Heilige Geest, dat Hij Christus verheerlijkt door het uit het Zijne te nemen en het ons te verkondigen. Hij neemt namelijk de kracht tot herschepping van onze lichamen uit de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Vandaar dat na Pinksteren in Handelingen juist het Paasevangelie centraal staat. Christus is niet het minst in Zijn opstanding de tweede Adam, de Heere uit de hemel inclusief het lichaam dat Hij in Maria aannam en dat Hij verheerlijkte door Pasen en in de hemel bracht in de troon van Zijn Vader. Wat nu de Heilige Geest doet met de kracht van Zijn opstanding is: ons rechtvaardigen en ons Hem in die kracht doen kennen door gelijkvormigheid, zodat óok onze lichamen worden voorbereid op 'onze zalige opstanding' en reeds hier tot tempels van de Heilige Geest worden gemaakt. Zo doden wij onze 'leden' die op de aarde zijn. De christen leeft dus tijdens deze bevinding ofwel beproefdheid van het werk van de Heilige Geest in zijn lichaam, maar ook geheel in een zekere tweeslachtigheid, zoals Oscar Cullmann die op de leer van Christus van toepassing zag. Hij is niet meer van de zonde en van de dood, en hij is nog niet volmaakt. Zijn lichaam ervaart de kracht van de herschepping, terwijl hij anderzijds de zonde nog dagelijks moet afsterven. Daarom kunnen wij in deze bevinding niet glorieëren en nog minder experimenteren met hemelse gaven, alsof we al 'in de hemel zijn', maar mét ons burgerrecht dat in de hemelen is, leven in het dienstzijn van de gerechtigheid, in de vrijheid van de kinderen Gods, niet in het minst in de tempel van de Heilige Geest, dat is ons lichaam. Zie 1 Kor. 6. En daarom is het gebezigde woord tweeslachtigheid wel wat koel.
Geloof en bevinding
Nu kom ik aan de verhouding van geloof en bevinding. Het is ons gebleken, dat bevinding evenmin een vaagheid is als het geloof. Moet een mens bevindingen hebben, eer hij gelooft? Men bedoelt dan, dat er eerst iets krachtdadigs moet gebeuren of toeleidende wegen moeten bewandeld worden, willen wij geloven in de drieënige God. Of men bedoelt dat de bevinding van Gods Wet, heiligheid en recht tegenover onze zonde en schulden voorafgaat aan het geloof in Christus en het Evangelie der belofte, terwijl de Geest Die impliciet, als het ware incognito, van de toeleidingen gebruik maakte, expliciet geopenbaard wordt op het geloof in Christus tot verzoening en rechtvaardigmaking. Zonder hier iets ten gunste of ten nadele van te zeggen, zou ik dat toch na het voorgaande overzicht niet voetstoots bevinding willen noemen. Dat het Woord voor u gaat leven, is geen bevinding in de zin van beproefdheid, zoals Paulus die bedoelt. Alszodanig komt de bevinding nadat wij tot geloof komen, om het te versterken en opdat de Geest het bewaart. Maar het trieste is dat wij door de zware lading, die wij aan het woord 'bevinding' meegeven, het woord en de zaak 'geloof' hebben genivelleerd tot een mening, een beschouwing, een ongewisse overtuiging-zonder-bekering-en- wedergeboorte. En dat komt weer, doordat wij de eenvoudige zin: Ik geloof in God, niet verstaan en kennelijk trachten te vervangen door: Ik geloof dat dit zus en dat zo is, en dat dat niet, maar dit wel waarschijnlijk is. Om aldus onze onzekerheden uit te drukken. 'Ik geloof dat...' is niet het christelijk, doch een heidens geloof, dat een onzalige invloed uitoefent op de inhoud en beoefening van de bevinding. Het geloof echter als wedergeboorte en als bekering — en dat is het geloof in God! — draagt de zekerheid, de sterkte, de vastheid van Gods wezen, Woord en werken in zich en is zó in onze betekenis van het woord, 'bevinding' tevens. Waar wij mank aan gaan, is dat wij bevinding als beproefdheid van Gods eigen werk in ons hart en lichaam, bevinding als de weg waarlangs wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods en niet anders, zo slecht verstaan. Welnu, die heiligmaking, dat ingaan door veel verdrukkingen, die beproefdheid en kastijding van God is de ware bevinding. Jaagt naar de heiligmaking, schrijft Paulus.
Waar is deze bevinding wel? Overal waar het oprechte geloof in God is, dat Hij beproeft. Opdat de beproeving van ons geloof zal blijken te zijn tot lof en heerlijkheid van God. Want niet wie zichzelf prijst, maar wien de Heere prijst, die is beproefd. Het is een van de themata van de Katholieke Brieven, dat niet genoeg uitgezegd kan worden ... terwille van de zekerheid van het geloof en omwille van de bevinding als werk en merk van God. Het Nieuwe Testament gebruikt nog een ander woord voor beproeven, dat zowel beproeving (door God) als verzoeking (door de duivel) betekent. Wanneer wordt iemand door God beproefd? Als Christus, zijn of haar Middelaar, de verzoeking van de duivel wegneemt.
Kanttekeningen
Wat is in het leven de zeer lichte verdrukking, die welhaast voorbijgaat? Hierover nog enkele opmerkingen.
1. Christus verwijt de Joden dat zij geveinsden zijn, omdat zij 'deze tijd' niet beproeven. Een door Gods Geest verlicht mens moet zich niet laten leven, maar de geesten beproeven of zij uit God zijn. Dat kan zodanige distantie ten opzichte van de wereld en de 'tijd' meebrengen, dat verdrukking ons' deel wordt, doch daarin is de hand van God met ons.
2. In Rom. 2 : 18 en 12 : 2 gaat het om de verandering en vernieuwing van de mens om tp beproeven de wil van God. 'Gij weet Zijn wil en beproeft de dingen, die daarvan verschillen, zijnde onderwezen uit de Wet', zegt Paulus van de Joden. Hoeveel te meer mag dit gevraagd worden van een christen in de practijk, opdat hij niet naar het vlees zal kijken of Gods wil wel in ons leven past, maar naar de Geest zal beproeven of zijn leven wel past in Gods wil.
3. 'Onderzoekt uzelf of gij in het geloof zijt, beproeft uzelf. Of kent gij uzelf niet, dat Jezus Christus in u is? ' 2 Kor. 13 : 5. God beproeft ons niet alleen, maar Hij herschept mensen die ook zichzelf beproeven en van zichzelf distantie nemen, omdat zij aan Gods kant zijn komen te staan. Het is de geestelijke mens uit 1 Kor. 2, die alle dingen onderscheidt, zonder zelf door iemand te worden onderscheiden. Het is de mens die zichzelf beproeft onder de ogen en in de adem van God, zonder zelfs zichzelf te oordelen. Dat is, opdat wij met de wereld niet veroordeeld worden. Wanneer wij nauwkeurig de Brieven bestuderen, dan komen wij dit beproeven, dat verwant is aan onze enige levensmogelijkheid in de zeer lichte verdrukking, herhaaldelijk tegen:1 Kor. 3 : 13, 2 Kor. 8 : 8, Gal. 6 : 3-4 en zomeer. Genoeg hierover. Het is wellicht de grootste troost in de beproevingen, dat de Heere ons beproeft, doch ook dat wij Hem. mogen beproeven, en Zijn werk in ons leven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's