Hier en Heden
predikant als reisleider
’s Predikants nevenwerkzaamheden zijn nog wel eens vanuit heel uiteenlopende en dan toch soms 'samenlopende' invalshoeken punt van af en toe zelfs heftige discussies. Een classis van een onzer kerken besprak dezer dagen of het reisleiderschap zich verdraagt met de 'deftigheid' (Titus 2:7) van het ambt. Deftigheid beduidt de manier waarop, die ernstig en waardig moet zijn. Het begrip is tamelijk subjectief. Allebei is mogelijk. Men kan die waardigheid op de steilste spits drijven, maar ook aan de laars lappen. Dat laatste gaat evenmin. Waarheid en weg liggen hier wel in het midden.
Een dominee als reisleider is een trekpleister. Zijn naam is een sticker. De reisbureau's die beslag leggen op de meest geliefde leraren, spekken hun brandkasten. De commercie spant de theologie voor het karretje.
Het is een weeldeprobleem. De dagen kunnen en zullen mogelijk komen dat voorgangers op profane wijze met eigen handen in hun nooddruft moeten voorzien. Het partime-predikantschap beweegt zich al in die koers. De vraag zal wellicht nog eens andersom klinken. Kan een reisleider predikant zijn? Heden hoeven wij hierop nog geen antwoord te zoeken. Paulus was tentenmaker en apostel. Oude tijden komen terug.
Nu zitten wij nog met al die dominees die uitzwermen naar alle landen en dat soms twee-of driemaal per zomer. Voor ik antwoord citeer ik even het bekende roomse grapje. Kloosterlingen vroegen hun geestelijke autoriteit of ze tijden het brevieren mochten pijproken. Dat mocht vanzelf niet. Pijproken tijdens het brevieren! ? Wie schets de verbazing van de afgewezenen, toen ze collega's zwaar dampend zagen brevieren. Hé, mogen jullie wel en wij niet? Dat kan toch niet? Ja, luidde het laconieke bescheid, maar wij hebben gevraagd of wij onder het pijproken mochten brevieren. Ik wil maar zeggen dat de kwestie van twee kanten is te benaderen.
Moet een herder nu hoognodig met een aantal mensen op stap, terwijl er in zijn gemeente toch ook zoveel geestelijke arbeid ligt te wachten? Dat is één kant van deze medaille. Mag een dominee ook eens een reisje maken als iedereen in zijn gemeente er op uittrekt en moet hij dan per se met zijn gezin of mag hij ook nog eens een keertje zich aansluiten bij een gezelschap en wat is er dan eigenlijk op tegen dat hij enige leiding geeft en de gelegenheid te baat neemt om grijp waar 't rijpt pastorale zorg te oefenen? Is absoluut uitgesloten dat het 'Voeg u bij deze wagen' niet eens een touringcar kan gelden?
Ik dacht dat de pastor het niet moet overdrijven. Hij moet zich niet als een geknipte reisleider ontpoppen, die zomers heel Europa doet. Ook moet hij niet erop uit zijn allerhande vakantietripjes vrome tintjes te geven. Vroomheid kan ook godslasterlijk gemaakt zijn. De Bijbel, die uitdrukkelijk deftigheid noemt, wil evenwel evenzeer dat wij, , de dominee niet uitgesloten, nuchter blijven. Ik meen op zeer bevindelijke gronden dat anderzijds juist tijdens een reis, wanneer in de natuur en op het domein van de cultuur, plots grote perspectieven zich openen, een predikant heel gewoon en onopgesmukt herderlijke zorg kan oefenen op een manier waarvoor hij in eigen parochie lang niet altijd zo'n prachtige gelegenheid geboden krijgt. Er echter geen zomers beroep van maken. Heel wat is geoorloofd, mits het sticht. Genoeg staat vrij, mits wij vrij blijven en ons niet onder een macht laten knechten. Zie maar wat u doet en vooral hoe u doet.
predikant als werknemer
Wat al een problemen hier en heden. Een andere kerk zat in de knoop met de opzet van de wetgever om kerkelijke ambten onder vigeur van arbeidswetgeving te brengen. Onlangs hield de Tweede Kamer zich met een argeloos lijkend wetje bezig. De discussie bracht onverhoeds kerkelijke funktionarissen in geding en ziedaar de wet hangt nog steeds tussen regeringen volksvertegenwoordiging. Het ministerieel beraad en - naar alle waarschijnlijkheid - het overleg met die kerken zijn nog niet afgesloten.
Vele kerken gunnen de Overheid liever niet te vergaande zeggenschap over de rechtspositie van kerkelijke ambtsdragers. Een arbeidscontract bijvoorbeeld is tot dusver geen gebruikelijke overeenkomst. Taboe zelfs.
Anderzijds moeten wij ons afvragen hoever wij willen gaan met artikel 36 waar staat dat de Overheid de hand heeft te houden aan de heilige kerkedienst, en waar wij blijven met zondag 38 van de Catechismus. Antwoord 103 zinspeelt duidelijk op een positieve taak van de macht die over ons gesteld is. Waarschijnlijk zal hier tevens wel iets gelden van 'niet alleen de goeden, maar ook de kwaden'.
Verhelderend is tot op zekere hoogte de onderscheiding dat de Overheid wel rondom de kerkelijke aangelegenheden nodige taken en roepingen heeft, doch niet intern, daar de kerk baas is in eigen huis of liever door de ambten de Meester laat regeren. Zeg nu maar op welke breedte 'omtrent', of vreemd gezegd: circa ophoudt, en waar 'intern', dat is intra, begint.
Daarover zal verschil van inzicht ontstaan. Sommigen staan uiterst snel op de strepen van de kerk en anderen zullen met Kohlbrugge zeggen 'diep, heel diep in het vlees' als consequentie van de vleeswording des Woords. Christus is gekomen om te dienen en Hij wilde in alles de mensen gelijk wezen.
We mogen er niet vanuit gaan dat de Overheid per defenitie het kwade wil. Wilt gij de macht niet vrezen, die het goede en gij zult lof van haar hebben. Zij is Gods dienaresse, u ten goede. Wanneer de kerk volgens de regels handelt behoeven wij niet terstond inmenging te duchten. Wanneer wij zoveel mogelijk doen en laten van de kerk aan Overheidsbemoeienis wensen te onttrekken kan dit terecht verdenking oproepen. Het is trouwens de vraag of de autoriteiten er voortdurend op uit zijn om zich in te laten met wat voluit van de kerk is. Als er geschil is 'over een woord en namen en over de wet, die onder u is, zo zult gij zelven toezien, want ik wil over deze dingen geen rechter zijn'. Dat zei Gallio. Of hij het bij het juiste eind had in zijn geval is nog de kwestie. Gallio is ook thans geenszins gestorven.
Ik wil nog even verder gaan. Er bestaat een principiële fundamentele vrijdom voor de kerk en voor de zonen van Gods huis. De zonen zijn vrij, zei de Heere Jezus. (Mattheus 17 : 26). Het kan echter geboden zijn om niet op rechten en vrijheden te staan. Er is immers een heel andere overweging. Een overweging die, zoals ik hierboven uiteenzette, samenhangt met de consequenties van de vleeswording des Woords en de begeerte om aller Dienaar te willen zijn. Die overweging luidt als volgt: maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen naar de zee en werp de angel uit. Geen aanstoot geven. Dat is een heel duidelijk motief.
Daarom moeten kerken zeer degelijk overwegen alvorens te zeggen dat iets eigen domein is, waarop de Overheid geen enkele controle of bemoeienis toekomt. In de oorlog zijn soms wel veel verdergaande concessies gedaan, doch toen waren verzet en protest niet zonder risico. Als u begrijpt.
Wanneer de macht wezenlijk het eigen recht van de kerk bedreigt is het hoogste tijd om zich standvastig op te stellen. Niet eerder niet later. Nooit eigenmachtig een aanstoot. Een aanstoot slechts in levende verbondenheid en gehoorzaamheid des geloofs met de Rots der ergernis. Ware zelfkennis leert dat wij vaak present zijn als het niet hoeft en mankeren, wanneer het appèl weerklinkt. Hoezeer hebben wij elkaar nodig om geen wet te zeggen, waar het Evangelie moet zijn, en Evangelie waar het Wet is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1975
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1975
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's