De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

5 minuten leestijd

EERBIED VOOR DE WET
De voorstanders van een democratisch; Staatsbestel, in tegenstelling van hen, die een autoritair gezag voorstaan, zullen zich ongetwijfeld verblijd hebben over den uitslag der \ verkiezingen van 26 Mei, toen deze uitslag twee voordeden ten gunste van het parlementaire stelsel opleverde.
Het eerste voordeel was de nederlaag van de extremistische partijen, welke nederlaag een duidelijk bewijs leverde, dat de overgroote meerderheid der kiezers zich zoowel van het Communisme als van 't Nationaal-Socialisme had afgekeerd en waarmede het Nederlandsche volk tevens toonde, dat het zijn tegenwoordige Staatsinstelling in stand wil houden.
Het tweede voordeel betrof den teruggang van de kleine partijen en belangengroepen, waardoor aan het proces der versnippering, dat zich bijzonderlijk in de laatste jaren als een groot kwaad had vertoond, een einde kwam. De toenemende verbrokkeling bracht toch het gevaar met zich, dat eerlang in het parlement geen meerderheid meer zou kunnen worden gevormd, waarop een kabinet zou kunnen steunen.
Toch meenen de voorstanders van een democratisch Staatsbestel niet, dat de democratie, om zich op den duur te kunnen handhaven, kan leven van voordeden, die haar zoo nu en dan in den schoot vallen. Integendeel ! zij zal zich moeten gedragen naar beginselen, die de democratische Staat heeft na te leven, op straffe van zijn invloed op het volk te verliezen.
Een van de groote beginselen nu der democratie is, dat er eerbied zij voor de Wet.
Wij wijzen juist op dat beginsel, mede in verband met hetgeen wij onlangs schreven over de Zondagswet en de Begrafeniswet. Terwijl b.v. artikel 4 van de Zondagswet bepaalt :
„Dat geen openbare vermakelijkheden, „zooals schouwburgen, publieke danspartijen, concerten en harddraverijen op de „Zondagen en algemeene feestdagen zullen gedoogd worden ; zullende het aan „de plaatselijke besturen worden vrijgelaten hieromtrent een uitzondering toe „te staan, mits niet dan na het volkomen „eindigen van alle godsdienstoefeningen"
en artikel 1 van de Begrafeniswet voorschrijft :
„Elk overleden persoon en doodgeboren „kind wordt in een gesloten kist begraven op een begraafplaats, overeenkomstig deze wet aangelegd", handelen groote groepen der bevolking, die zich nota bene uitgeven als de beschermheeren der democratie, alsof de Zondagswet en de Begrafeniswet niet bestaan.
Van de Zondagswet zegt men dan, dat zij verouderd is, en van de Begrafeniswet, dat zij niet meer past bij de vooruitstrevende beginselen van onzen tijd.
Hetzelfde geldt van de echtscheiding, ten aanzien waarvan een practijk bestaat, waardoor feitelijk bij onderling goedvinden een echtscheiding tot stand kan komen. Nu verbiedt het Burgerlijk Wetboek zulks. En toch gebeurt het. Hoe dit mogelijk is ? Daarvan zegt De Nederlander: „Doordat de ééne partij de andere beschuldigt van overspel en op dien grond echtscheiding vraagt, terwijl dan de andere partij (in strijd met de waarheid) het overspel uitdrukkelijk of stilzwijgend bekent. Bekentenis is in een civielrechtelijke procedure bewijs".
Zoo worden èn de Zondagswet èn de Begrafeniswet èn het Burgerlijk Wetboek op het stuk der echtscheiding door groote groepen der bevolking telkens overtreden.
De Wet wordt opzij de gezet. Is de Wet niet goed, welaan, dan heeft men te ijveren, dat de Wet gewijzigd wordt. Maar zoolang die wijziging niet is tot stand gekomen, is eerbied voor de Wet plicht.
Zoo behoort het toe te gaan in een democratische Staat, waar de Wet tot stand komt in samenwerking van Overheid en Staten-Generaal.

EEN OVERTREDING VAN DE ZONDAGSWET GESTRAFT.
Dat de rechter nog wel degelijk met de Zondagswet rekening houdt en overtredingen van de Wet straft, blijkt telkens.
Een treffend staaltje daarvan deelde onlangs de Nieuwe Provinciale Groninger Courant mede. Het blad schrijft onder het opschrift : „Een goed vonnis" :
De burgemeester van Winschoten is van meening, dat de Zondagswet moet worden gehandhaafd. Namelijk voor zooveel dit hem mogelijk lijkt.
En daarom heeft hij voor den Zondagvoormiddag in werking gesteld het verbod van artikel 4 der Zondagswet, dat aldus luidt : „Dat geene openbare vermakelijkheden zooals schouwburgen, publieke danspartijen, concerten en harddraverijen op de Zondagen en algemeene feestdagen zullen gedoogd worden; zullende het aan de plaatselijke besturen worden vrijgelaten hieromtrent een uitzondering toe te staan, mits niet dan na het volkomen eindigen van alle godsdienstoefeningen".
De burgemeester van Winschoten was dus al zeer weinig eischend, toen hij zeide : op Zondagochtend tijdens de godsdienstoefeningen geen voetbalwedstrijden, waartoe publiek tegen betaling van entree wordt toegelaten.
Hij trad zelfs met de besturen van Voetbalbonden in overleg ter verzachting van zijn verbod, omdat hij wel wilde toelaten, dat er op den Zondagvoormiddag werd gespeeld, waarbij ook donateurs toegang tot het veld zouden hebben, als maar het groote publiek werd geweerd.
Het bestuur van de Winschoter Voetbalclub wilde echter nu eens probeeren of de Zondagswet nog geldend is. Het gaf order tot een wedstrijd op den Zondagvoormiddag en overtrad op provoceerende wijze het verbod van den burgemeester.
Zoo wil men in vrijzinnigen kring het gezag eeren en duidelijk maken, wat gehoorzaamheid beteekent.
De bedoeling was een proces-verbaal uit te lokken, wat ook volgde.
De zaak kwam nu voor den kantonrechter,
En deze ging direct vonnis wijzen. De zaak was z.i. zeer eenvoudig. Het houden van voetbalwedstrijden in het openbaar is verboden bij artikel 4 van de Zondagswet. De wet is wel oud, maar dat is geen reden om er niet de hand aan te houden, als er vervolging wordt ingesteld. Als kantonrechter was hij dus verplicht om te veroordeelen, wat hij dan ook deed.
Hooger beroep is niet mogelijk. Men kan alleen cassatie van het vonnis vragen. Wij willen hopen, dat heel de rechterlijke macht het eenig mogelijke standpunt van den kantonrechter inneemt.
De wetten des lands moeten worden gehandhaafd. En het feit, dat een wet oud is, heft den plicht tot gehoorzaamheid niet op.
Aan de conclusie van het Groningsch blad, dat hier de kantonrechter een goed vonnis wees, hebben wij niets meer toe te voegen. De Zondagswet is nog zoo kwaad niet.
 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's