De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

Luthers verklaring van Paulus' Brief aan de Galaten

6 minuten leestijd

Het doel der Wet. Vers 19—29.

Hoofdstuk III.

Het doel der Wet. Vers 19—29.

Want zoovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Vers 27.

„Christus aandoen", kan op tweeërlei wijze verstaan worden.

We kunnen namelijk Christus aandoen op Wettische en Evangelische manier.

Romeinen 13 vers 14 handelt over het Wettisch aandoen van den Heere Jezus Christus. Deze tekst wil zeggen: volgt Christus' voorbeeld en deugden na; doet, wat Hij deed, en lijdt, wat Hij geleden heeft.

Dit staat ook in 1 Petrus 2 vers 21 : „Christus heeft voor ons geleden, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijne voetstappen zoudt navolgen".

We zien, dat in Christus de grootst mogelijke lijdzaamheid, zachtmoedigheid en liefde gevonden wordt, alsmede een bewonderenswaardige gematigdheid in allerlei opzicht.

Deze deugden van Hem moeten wij „aandoen", dat wil zeggen : wij behooren Hem hierin na te volgen.

Ook andere heiligen kunnen aldus door ons worden nagevolgd en nagewandeld. Het aandoen van Christus in Evangelisch opzicht geschiedt niet door navolging, maar door een nieuwe geboorte en door een nieuwe schepping. Ik moet namelijk bekleed worden met Christus zelf. Zijn onschuld, gerechtigheid, wijsheid, macht, heil, leven, enz., behooren ook in mij te worden gevonden.

Wij zijn allen verkocht onder de zonde en aan haar onderworpen; wij zijn schrikkelijk verblind en onwetend wat betreft het Wezen Gods; ook verachten en haten wij Hem. Bijgevolg zijn we vol van booze lusten, van onreinheid en gierigheid.

Deze onze verdorven en zondige natuur, welke door Paulus „de oude mensch" genoemd wordt, hebben wij krachtens onze geboorte van Adam gekregen. En deze oude mensch nu moet tezamen met de werken, die hij doet, worden lafgelegd, opdat wij van kinderen Adams kinderen Gods zouden worden.

Zulks lezen we in Epheze 4 vers 22 : „Te weten, dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mensch, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding".

Insgelijks ook in Colossensen 3 vers 9 : „Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mensch met zijne werken".

De verandering van ouden in nieuwen mensch is geen verwisselen van kleedingstuk; ook heeft zij niet plaats door middel van de Wet of onze eigen werken, doch door een wedergeboorte en algeheele vernieuwing, welke geschiedt door den doop, gelijk Paulus zegt: „Hij heeft ons zalig gemaakt naar Zijne barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes". (Titus 3 vers 5).

Behalve het feit, dat de gedoopten door den Heiligen Geest wedergeboren en vernieuwd worden tot een hemelsche gerechtigheid en het eeuwige leven, gaat in hunne harten ook een nieuw licht op, en wordt hun gemoed gekenmerkt door vreeze Gods, vertrouwen op Hem, hoop op Christus en een nieuwe gezindheid.

Dat alles nu is op echt Evangelische, wijze „Christus aandoen".

Door den doop worden de gerechtigheid, die uit de Wet is, en onze eigen werken ons niet tot een kleed, maar Christus wordt ons kleed.

Christus is dan ook geen Wet, geen wetgever, en evenmin een „werk" van ons, imenschen, maar een Goddelijk en onuitsprekelijk geschenk, hetwelk de Vader ons gegeven heeft, opdat Hij onze Rechtvaardigmaker, onze Levendmaker en Verlosser zou zijn.

„Christus aandoen'' wil dus, vanuit Evangelisch standpunt gezien, zeggen : de aanvaarding van een onschatbaar geschenk, dat bestaat in vergeving van zonden, gerechtigheid, vrede, troost, vreugde en blijdschap des Heiligen Geestes, behoudenis en leven : ja in Christus zelf!

Met het oog op allerlei dwalende geesten, moeten wij dezen tekst nauwkeurig overwegen, want er zijn lieden, die de heerlijkheid van den doop willen verkleinen en er op godonteerende wijze over spreken. Paulus daarentegen kent den doop een verheven naam toe, wanneer hij hem het bad der wedergeboorte en een vernieuwing des Heiligen Geestes noemt.

In Titus 3 vers 5 toch zegt hij als het ware over de gedoopten : gijlieden hebt door den doop m'aar niet een bloot uitwendig teeken ontvangen, waardoor ge zijt opgenomen onder het getal dergenen, die zich christenen noemen, gelijk vele dwalenden in dezen tijd leeren; doch ge hebt „Christus aangedaan", hetwelk zeggen wil: ge bevindt u niet meer onder de heerschappij der Wet, doch ge zijt opnieuw geboren. Ge hebt een ander Meed aan, te weten het kleed van Christus' gerechtigheid.

Volgens Paulus is dus de doop niet zonder meer een teeken, maar een aandoen, een kleed van Christus. Wat meer is : Christus zelf is ons kleed.

De doop is dus wel een zaak van belang en beteekenis!

Hebben wij derhalve Christus als het kleed onzer gerechtigheid en zaligheid „aangedaan", dan zullen wij Hem ook navolgen.

Daarin is noch Jood, noch Griek; daarin is noch dienstbare, noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij zijt allen één in Christus Jezus. Vers 28.

We zouden in dit verband nog meer namen, betreltkingen en verhoudingen, welke door God ingesteld zijn, kunnen noemen.

Men zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: in Christus is geen overheid, noch onderdaan ; geen leeraar, noch toehoorder ; geen tuchtmeester, nooh leerling, enz. Want in Christus hebben alle standen, rangen en onderscheidingen hun beteekenis verloren.

Man en vrouw, knecht en vrije, jood en heiden, koning en onderdaan : ze zijn schepselen Gods, hetwelk zeggen wil : wanneer het op het stuk der zaligheid aankomt, dan hebben alle schepselen Gods, tezamen met hun wijsheid, macht, gerechtigheid en godsdienstige overtuiging, niets te beteekenen!

De apostel doet met deze woorden de Wet dan ook wel heel sterk te niet. Waar Christus „aangedaan" wordt, zoo zegt Paulus, daar is geen jood meer, geen besnijdenis, geen tempeldienst en geen joodsche wetsbetrachting. Alles wat er op het gebied der Mozaïsche wetgeving bestond, is door Christus te niet gedaan.

Voor iemand, die in Christus gelooft, heeft de Wet met haar verschrikkingen en bedreiging afgedaan. Zulk een mensch is zelfs ten eenenmale vergeten, dat er eens een Mozes, een Wet of een jood bestaan heeft! Want Mozes en Christus komen in den grond van de zaak in geen enkel opzicht met elkaar overeen.

Mozes kwam met de Wet, de werken en uitwendige godsdienstige plechtigheden ; Christus daarentegen komt zonder Wet; Hij dringt niet aan op het doen van goede werken, doch Hij; schenkt slechts genade en gerechtigheid om niet.

Gelijk Johannes 1 vers 17 zegt: „De Wet is door Mozes gegeven; maar de genade en de waarheid zijn door Christus Jezus ons geworden".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's