DE INSTITUTIE VAN CALVIJN
EERSTE BOEK.
[Kort Overzicht].
OVER DE KENNIS VAN GOD, DEN SCHEPPER.
HOOFDSTUK VII.
De Schrift ontleent haar gezag niet aan de Kerk, maar wordt bevestigd door het getuigenis des Heiligen Geestes.
1. Een verderfelijke dwaling is het te meenen, dat de Heilige Schrift, waarin het God beliefd heeft Zijne waarheid tot eeuwige gedachtenis te geven, voor de geloovigen haar autoriteit of gezag te danken heeft aan de Kerk. Alsof de eeuwige, onschendbare waarheid Gods gegrond ware op het goeddunken van menschen ! (Zie Art. 7 Ned. Geloofsbelijdenis).
2. Ook de Kerk heeft te staan onder de Schrift, gebouwd op het fundament van profeten en apostelen. Als de Kerk die Schrift aanneemt, maakt zij haar niet geloofwaardig, maar geeft haar slechts de eere die haar toekomt, luisterend naar de stem des Heeren. De Heilige Schrift is zelf het getuigenis der waarheid, welke goddelijke waarheid door den Heiligen Geest in onze harten opgeklaard en verzegeld wordt.
3. Wanneer Augustinus, ter bestrijding van de Manicheën, die de Schrift verwierpen en hunne onbewezen waarheden op hun eigen gezag wilden geloofd hebben, zich op de Kerk beroept, bedoelt hij, dat hij, als vreemdeling van het geloof, door de Kerk tot kennis der waarheid is gebracht en de overeenstemming der algemeene Kerk was voor hem van de grootste beteekenis. Hij zegt: „ik zou het Evangelie niet geloofd hebben, indien de Kerk het mij niet geleerd had". De Kerk moet de schatbewaarster zijn van het Woord, maar het Woord ontleent z'n autoriteit niet aan de Kerk.
4. Het bewijs voor het goddelijk gezag der Heilige Schrift moet in iets hoogers dan de redeneeringen en beoordeelingen der menschen gezocht worden, en wel in het inwendig getuigenis van den Heiligen Geest in onze harten. Testimonium Spiritus Sancti. Dat getuigenis is uitnemender dan alle redeneering en bewijsvoering. Ons hart zal Gods Woord ook nooit recht toestemmen, verstaan en aannemen, dan door dat goddelijk getuigenis. De Geest Zelf moet ons overtuigen van de goddelijkheid en vertrouwbaarheid van het. geschrevene. Jesaja 59 vers 21 : „Mijn Geest, die op u is en Mijne woorden, die Ik in uwen mond gelegd heb, zullen van uw mond en van den mond uws zaads in eeuwigheid niet wijken". Tenzij de Heilige Geest de harten verlicht, blijven wij altijd onzeker door vele twijfelingen. Hij is het onderpand en zegel tot bevestiging van het geloof der godzaligen. Efeze 1 vers 23 ; 4 vers 30. En de Heilige Geest gebruikt daartoe altijd Zijn eigen boek. Zelf uitlegger der Schriften zijnde.
5. Laat dit dus vast blijven, dat zij, die door den Heiligen Geest onderwezen zijn, op den vasten grond der Heilige Schrift rusten, en dat er geen waarachtig geloof is, dan hetgeen door Zijn zegel in onze harten verzegeld wordt. Jesaja 43 vers 10 ; 54 vers 13.
Allen, bij wie zoo groote onwetendheid en onverstand op te merken is, zijn niet te verontschuldigen. Deut. 30 vers 10 ; Jesaja 53 vers 1.
HOOFDSTUK VIII.
Bewijzen ter bevestiging van de geloofwaardigheid der Schrift.
1. Indien de verzekerdheid door het getuigenis des Heiligen Geestes in ons niet aanwezig is, zullen alle andere bewijsgronden niet genoegzaam zijn. Het boek des Heiligen Geestes wordt alleen door den Heiligen Geest geloovig aangenomen. Maar is die verzekerdheid in ons, dan zijn vele andere dingen zeer geschikte hulpmiddelen om het Goddelijk gezag der Schrift voor ons te bevestigen ; want de goddelijkheid der Heilige Schriftuur blijkt uit vele dingen.
Welk een Goddelijke wijsheid blinkt in haar uit. Dat is geen menschelijk geschrift, maar Gods Woord, en hemelsch is de leer. Hoe schoon is ook de onderlinge harmonie van al hare deelen. Het Woord des Heeren is volmaakt, den eenvoudige wijsheid leerend. Hoe onopgesmukt komt de hooge verborgenheid van het rijk der hemelen in een zoo nederigen vorm van woorden tot ons ; opdat haar vrucht niet aan menschelijke, maar aan Goddelijke kracht zal worden toegeschreven, 1 Cor. 2 vers 4. De Heilige Schriften ademen iets Goddelijks; ze zijn begeerlijker dan goud.
2. En deze eenvoud, als kenmerk van 't ware, is niet, omdat de Heilige Geest niet in zeer verheven taal, op schoone en sierlijke manier kan spreken; want Hij beschikt over alle gaven. Maar God wil in de taal des menschen tot ons spreken, opdat de eenvoudigen wijsheid zullen leeren.
3 Ook de oudheid der Schrift is van groote beteekenis. Zoo veel dat bestaat in verband met den godsdienst, is van veel later datum. En wat Mozes schrijft, is geen verzinsel van een nieuwen God en van een nieuwe religie, maar hij predikt hetgeen de Israëlieten van de vaderen door een lange en ordelijke overlevering van den eenigen waren God verkregen hadden.
4. Wel willen de Egyptenaren het voorgeven, dat hun geschriften dateeren van 6000 jaar vóór onze tijdrekening der schepping der wereld, maar zelfs de heidensche dichters hebben daarmee den spot gedreven. En dat Mozes waarlijk door God verordineerd is en door den Heiligen Geest gedreven is in zijn spreken en schrijven, blijkt wel uit het feit, dat hij de schandelijke zonden van zijn huis niet verzwijgt (Genesis 49 vers 5, 6) en het goddeloos murmureeren van zijn broeder Aaron en zijn zuster Mirjam meedeelt. Het teekenen van de zonden en het vermelden der ongerechtigheden, ook van de vromen, is mee een bewijs dat de Heilige Schrift uit God is en door den Geest der Waarheid ons geschonken. Ook is een bewijs van de echtheid der Schrift, dat Mozes het recht van het hoogepriesterschap niet aan zijn eigen zonen, maar aan die van Aaron geeft en zijn eigen zonen verlaagt tot de geringste plaats. Dat schrijft geen fantast.
5. Daarenboven bevestigen vele en groote wonderen en teekenen zijn wet en leer; van welke wonderen en teekenen Mozes getuigt in de ver gaderingen des volks, dat hem zou hebben tegengesproken en tegengestaan, indien dit leugens en verzinsels waren geweest.
6. Wel zijn er, die bij de wonderen en teekenen van Mozes hebben gesproken van de zwarte kunst, maar een bedrieger spant zich in om door tooverij bij het volk naam te verkrijgen, maar dat behoefde Mozes niet te doen, die kennelijk de knecht des Heeren was. Hij beval juist, dat de toovenaars en waarzeggers zouden gesteenigd worden. Door wat tooverij zou het manna uit den hemel kunnen regenen en het water uit den rotssteen vloeien en een droog pad worden gemaakt door de zee.
7. Nog iets. In Genesis 49 vers 10 wordt aan Juda de opperheerschappij toegekend en het was nog 400 jaar vóór dat er van een scepter in Juda sprake was (David). Is hier dan niet de Geest der profetie, gelijk ook Jezus spreekt van Mozes ? Ook heeft Mozes 2000 jaar te voren verkondigd, dat de Heidenen in het Verbond zouden worden opgenomen. Spreekt hier dan niet de Geest Gods, die de verborgenheden bekend maakt aan Zijne knechten ?
8. Bij de overige profeten is dit nog veel klaarder, dat zij door den Geest Gods en niet door den geest des menschen, hebben gesproken van de toekomende dingen, alsof zij daarbij tegenwoordig waren geweest. Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël enz.
9. Wel zeggen nu velen : is 't geen op Mozes' en der profeten naam staat, wel door hen geschreven ? Ja zelfs : „is er wel ooit een Mozes geweest ? " Maar moet niet de roede gebruikt worden voor de uitzinnigen, die zeggen, dat Cicero, Plato of Aristoteles nooit hebben bestaan ?
En al is de Wet van Mozes door de achteloosheid der priesters voor een tijd als begraven geweest, door Gods voorzienigheid is zij weer aan 't licht gebracht, niet als iets nieuws, maar als het van ouds bekende Woord des Heeren, en Hij heeft het bewaard ten spijt van alle aanslagen der vijanden.
10. En al heeft de Maccabeër Antiochus Epiphanes bevolen al de boeken te verbranden, door de bijzondere zorge Gods zijn de Wet en de Profeten bewaard en ook de vijanden hebben later niet geleerd, dat het ondergeschoven boeken waren. De Grieksche overzetting van het Oude Testament, kort daarna verschenen, is door de geheele wereld verbreid geworden.
11. Ook het Nieuwe Testament is vol van allerlei getuigenissen, dat hier de Geest Gods aan 't woord is. 't Zijn de Evangelieverhalen die het getuigen, bijzonder wat Johannes ons bericht en Petrus en Paulus. Hemelsche majesteit ligt over alles. Goddelijke heerlijkheid en waarheid spreekt er uit. 't Zijn alle teekenen, dat het heilige menschen Gods zijn, in wie de Heilige Geest werkt. Mattheüs, die te voren een schrapende tollenaar was ; Petrus en Johannes, die eenvoudige visschers waren ; Paulus, een bloeddorstige vijand en vervolger — 't toont alles, dat God Zelf hier de Werkmeester is.
12. Ook het eendrachtig gevoelen der Kerk door alle eeuwen, is niet zonder groote beteekenis. Fel en onvermoeid bestreden, heeft de Schrift steeds haar hoofd omhoog gehouden, gelijk de palmboom groeit onder verdrukking. De wetenschap en de aardsche machten hebben ten slotte niets tegen haar vermocht. Geen vervalsching en verdraaiing heeft haar van haar Goddelijke waarheid kunnen berooven. En de autoriteit der Schrift komt uit in het leven van allen, die godzalig wandelen mogen. Dat kan alleen hemelsche kracht bewerken.
13. Ten slotte : hoevele martelaren hebben d< J leer der Schriften met hun bloed bezegeld, en dat niet in dwaze geestdrijverij, maar in blijdschap en eenvoud des geloofs !
Maar zijn al deze getuigenissen en bewijzen van de Goddelijkheid der Heilige Schrift van groote waardij, ten slotte gaat het om de inwendige overtuiging des Heiligen Geestes. Aan ongeloovlgen kan niet bewezen worden, dat de Schrift Gods Woord is. Door den Heiligen Geest wordt het geleerd, in het geloof wordt het aanvaard en beleden. Augustinus zegt: „De godzaligheid en de vrede des gemoeds moeten voorafgaan als de mensch van zulke dingen iets begrijpen zal". Het Boek des Heiligen Geestes wordt eerst recht door de werking van den Heüigen Geest verstaan. „Doe Uw aangezicht lichten over Uwen knecht en leer mij Uwe inzettingen".
(Wordt voortgezet).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1935
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1935
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's