MEDITATIE
Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt*. Johannes 1 vers 29. (Vervolg en slot).
Is het wezen van het Lam, de Persoon van Christus aangegeven in het woord „Lam", als de meest beminnelijke, laat zich niemand in den hemel of op aarde aanwijzen om naast Hem genoemd te worden, zingt niet de Dichter zijn ziele uit: „Wien heb ik nevens U in den hemel ? Nevens U lust mij ook niets op aarde" niet minder is dit waar, om wat Hij voor de Zijnen heeft teweeg gebracht.
Wat staat er n.l. : „dat de zonde der wereld wegneemt".
Lees ik dat wel goed ? Staat daar „zonde" en niet „zonden" ?
Ja toch, ge zult aanstonds zien, dat hier een goddelijk bedoelen op den voorgrond treedt.
Zonden zijn de uitspruitsels uit den stam. Het zijn de kinderen, die voortgebracht zijn uit de moederschoot.
Zonde is veel verschrikkelijker dan wat wij met den naam „zonden" betitelen. Huiveren wij vaak niet, doen wij niet telkens een schrede achterwaarts, .als wij ze merken bij anderen ? Wanneer wij den gruwel der ongerechtigheden gadeslaan onder de volken en de botsingen der zondige machten ons van alle kanten benauwen, zoo zeggen we reeds : „hoe vreeselijk".
En toch zijn deze niet meer dan scheuten uit den wortel, niet meer dan kinderen, die uit een welige moederschoot voortkomen.
De zonde is 1000 maal 1000 meer dan de zonden.
't Is verre van denkbeeldig, dat de vruchten der zonde zoo bitter zijn, dat men aan deze zoekt te ontkomen, ook zelfs zonder iets van Gods heiligheid te hebben gespeurd, uit pure eigenliefde. Doch als Gods heiligheid een enkele straal uitschiet over de donkere wegen, waarop hij zich beweegt, dan komt er een oprechte begeerte om van deze zonden verlost te worden. Wat een ijver ontwaakt dan, met welk een lust wordt hij dan bevangen om deze zonde te weren en dien bij den wortel af te snijden, doch het is alles te vergeefsch. Hij staat voor een wanhopige arbeid; want hij ziet, dat hij enkel spruiten afkapt, terwijl de stam blijft staan. Ja, wat het wanhopige van het geval nog wanhopiger maakt, deze stam vormt met zijn wezen, met zijn geaardheid, een eenheid.
Hoe zal hier nu verlossing worden verkregen ? Het antwoord luidt : „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt".
Diezelfde God, tegen Wien hij gezondigd heeft, moet hem ook verlossen.
Zie hier de beteekenis van Christus Jezus, als de eenige Verlosser u geteekend.
Daar staat Hij.
Mogen wij u Hem eens voorstellen, zoo volgt ons in den geest. In den eeuwigen vrederaad werd over dit wondere stuk reeds gehandeld. Hier werd aan dezen zelfden Zone Gods de vraag voorgelegd, of Hij dit werk op zich wilde nemen: de volmaakte eischen Gods volbrengen en de schuld van den overtreder voor Zijn rekening nemen. Het antwoord luidde : „Uwe Wet is in het midden van Mijn ingewand. Ik heb een welbehagen om al Uw wil te doen". Ik zal vrijmaken. Mijn Naam zal zijn niet anders dan Jezus, want Ik zal Mijn volk zalig maken van hun zonde.
Zie nu dien Christus nog eens aan, zooals Hij hier staat voor Johannes, als het Lam Gods. Het kruis moge zich nog niet afteekenen, toch is de eerste schrede gezet op dien donkeren weg, waar het Hem zeker wacht. Hij draagt de zonde reeds. Toen Hij nederlag in de kribbe, droeg Hij reeds de windselen der zonde. Elke voetstap die Hij doet brengt Hem nader tot Zijn doel. De Zoon des menschen - zoo getuigt Hij Zelf - is gekomen om Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.
Zoo zag Johannes Hem reeds. Vandaar dat hij geen ander woord kon aangeven : zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
Zulk een wijde spanboog trekt de Zelf offerande van den Christus Gods, dat geen volk zoo ver kan weg wonen en geen zondaar zoo ver kan wegdwalen of daarheen wordt de Evangelieboodschap uitgedragen: „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt"|
Daarin schuilt een wonder geheim, daaruit klinkt de wonderlijkste aller klanken omhoog.
Hoe kan dat worden geduid ?
Dan moet er een ruiling plaats hebben, een overdracht. Dit Lam heeft geen zonde, de zondaar, die behouden zal worden, enkel zonde. Geen vezel zijnerzijds bleef vrij.
Wilt ge het nu zien hoe dat plaats heeft, dan zult ge met ontblooten voet dienen te naderen. Let eerstelijk eens op de schaduwachtige handeling van wat in Israels heiligdom plaats greep.
In het Heilige der heilige woonde God tusschen de Cherubim. De voorhang sneed alle .gemeenschap af. Daar buiten stond, de schuldige natie. Wie wordt er nu tusschen geplaatst ? De Hoogepriester met het lam; Door den Hoogepriester wordt op het hoofd van het dier gelegd de schuldige hand, terwijl de; belijdenis van zonde zich laat hooren. Zoo wordt de schuld overgedragen
Doch let nu op. Nu moet het Lam den dood in. Nu is er geen vrijsprekend vonnis mogelijk. Zoo onschuldig als^et was van te voren, zoo schuldig was het thans geworden. Lees maar eens na wat er staat in Leviticus 16 en ge verstaat er iets van.
Het Lam Gods, boetende voor de zonde van heel Gods Kerk, de heele wereld over.
Nooit kan deze waarheid in duidelijker licht worden geplaatst dan in deze woorden : „Die geen zonde heeft gekend, heeft God tot zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem".
Merkt er wel op, lezer, het Lam Gods was enkel tot zonde gemaakt. Ge ziet het, zooals Hij kroop in Gethsémané's hof, ge hoort het, als Hij zuchtende de klacht slaakt : „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten". En dat alleen, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Zou de zonde worden weggenomen, zoo moest het Lam Gods tot enkel zonde worden gemaakt. In dit Jicht laat zich volkomen verstaan, wat de Apostel zegt in de Hebreënbrief: „door één offerande heeft God in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden". Evenzoo wat ge leest bij den profeet: „Ik zal de ongerechtigheid dezes lands op éénen dag wegnemen". Weg, üi eeuwigheid volmaakt. .Spel eens deze beide klanken. Niet eens meer : „Hij heeft de zonde achter Zich geworpen". Niet enkel verzonken in de zee, maar weg, geheel weg. Zij zijn in de overgave van het Lam, in Zijn zoenbloed opgelost.
Allen en een ieder, die nu niets meer over hielden, op niets anders zagen dan dit Lam Gods alleen, mogen het blijde jubellied aanheffen :
Zoo hoog Zijn troon moog' boven d' aarde wezen. Zoo groot is ook voor allen die Hem vreezen. De gunst, waarmee Hij hen wil gadeslaan. Zoo ver het West verwijderd, is van 't Oosten, Zoo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten, Van ons de schuld en zonden weggedaan.
De Zondelooze werd tot enkel zonde gemaakt, en de zondaar vrijgesproken. Zie hier het wonder des behouds.
Kom, treed nog enen keer naar voren, lezer, en beschouw nog-éénmaal dit wonder van naderbij.
Gij hebt evengoed als ik wel opgemerkt, hoe huiverig de mensch is om ook maar eenige schuld, van wien ook, over te nemen. Zedelijke schuld nog sterker dan geldelijke. Niets wordt verder afgeschoven. Zelfs .als de schijn ons zou treffen, doet het ons blozen. Ja, ik ga nog één stap verder : de mensch staat nog niet eens voor zijn eigen schuld. Hij erkent m.a.w. zijn eigen kinderen niet als echt.
Staat hij niet telkens met verontschuldigingen klaar .als : „men heeft er mij laten inloopen. Ik ben verleid geworden. Ik heb wel verkeerd gedaan, maar " M.a.w. : hij wil voor zijn eigen zonde nog niet eens boeten, laat staan nog veel minder voor die van anderen.
Dat heeft de Christus Gods wél gedaan. Hij, de vlekkeloos Heilige, heeft het hoofd wél gebogen, den schouder wél gekromd onder den reuzenlast der zonde van al Zijn kinderen. Geheel vrijwillig en geheel gewillig. Wij herhalen het nog eenmaal : „Als een Lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzoo deed Hij Zijn mond niet open".
Zóó deed Hij, zoo deed het Lam Gods. Maar hoe deden nu de Zijnen, hoe waren de .gangen van hen, wie dit alles wordt toegerekend, en hoe zijn ze nog ?
Moeilijk kan het juister worden weergegeven dan de Profeet het aangaf in Jesaja 53 : „Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg".
Zoo is het, doch let er nu wèl op, wat achter deze teekening, deze juiste aanduiding onzer doolgangen onmiddellijk volgt. — „Doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen".
Wij dwalende — Hij het hulpelooze Lam.
Wij moesten de straf gedragen hebben, die Hij droeg — en worden vrijgesproken.
Hoe moet dat alles nu heeten ?
Welke naam zal daaraan worden gegeven ?
Toch nooit anders dan gadelooze ontferming, dan goddelijke liefde.
Is het nu niet vlak voor de hand liggende, dat de sluitgedachte van dit woord, wordt saamgevat in dit korte woord : Zie.
Daartoe dient de prediking.
Daartoe stond een Johannes de Dooper aan den oever van de Jordaan. Hij liet de prediking hooren van een heilig God, van een rechtvaardigen Rechter, van een toekomend oordeel. Hij predikte als de wegbereider, doch als daar roering komt in de doodsbeenderen, als de vraag wordt gehoord: „wat moeten wij doen ? ", is het eenige antwoord, dat volkomen uitkomst schenkt, dit : „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt''.
Hebt gij wel eens gebeefd, lezer, bij de gedachte voor een heilig God te zullen moeten verschijnen? De kleinste onzer zonden snijden ons reeds den
toegang af. Ge kunt dus niet naderen. En ook al zou dat onmogelijke nog mogelijk zijn, uw klop aan de hemelpoort zou niet worden verstaan.
Alleen de stem van het Lam klinkt hier door. Wanneer de Borg hen aandient — dat zijn die dwaalzieke schapen, die Hij heeft opgezocht en op Zijn sterke schouders heeft gelegd — hen aandient met deze woorden: „Ik heb voor dezen verzoening gevonden. Ik wil niet, dat dezen in het verderf komen", zoo is een blijde inkomst verzekerd.
De zoen-en kruisverdienste van den Borg geldt hier alleen. Wie nu op dezen Borg mag zien, die het den Dichter mag nazeggen
»Welzalig, Heer! die op U bouwt En zich geheel aan U vertrouwt«,
aan dien bevestigt Hij Zijn belofte : „Ik zal u Mijn heil doen zien".
Weet ge, vanwaar de gevaren dreigend naderen ? Van welke deze in dien regel komen ? Van Satan en uw vleesch, in bond met heel de wereld, welke u van alle kanten omsluit.
Als het schijnsel van Gods Woord, verlicht door den Geest des Heeren, valt in het donkere hart, zoo wordt het alles zonde. In het voorste gelid staat Satan zelf en hij roept het boven alles uit: „hier is geen hope ; zie eens naar binnen". „Ge paait uzelven met een onmogelijke uitkomst. Gij behouden worden ? Dat weet ge zelf wel beter. Uw vroomheid is voorgewend, uw gebed niet dan ijdel bedrog".
Welk een bangheid daaruit voortvloeit weet alleen de ziel, die het zelf ondervindt.
Weet ge wat hiertegen alleen geldt: gehoorzaamheid aan het bevel des Heeren. Zie van alles af, ook van uzelven, doe evenals het van de slangen gebetene Israël, zie naar de opgerichte slang. Geef gehoor aan het woord des Heeren : „Zie op Mij en leef". Let op wat onze tekst u heden toeroept : „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt".
Wat ik eens gelezen heb in de levensbeschrijving van een godzaligen prediker, wil ik u ter voorlichting eens voorleggen.
Op zijn legerstee zag hij zich van alle kanten besprongen, 't Was duister van , alle zijden. En ziet, daar komt de Geest des Heeren hem voor en toont hem het geslachte Lam met dit woord, dat als een bemoedigende en vertroostende waarheid hem duidelijk in de ooren klonk : „Is dit Lam voor u voldoende ? "
Voldoende, geheel.
Wat zal dat een moment zijn, als de poorte wordt opengedaan en ge moogt Hem aanschouwen als het Lam Gods, het geslachte Lam, en ge hoort niet anders : ,, en Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed".
Dan zal het gelden : „Zij zullen niet meer hongeren en zij zullen niet meer dorsten en de zon zal op hen niet vallen, noch eenige hitte. Want het Lam, dat in het midden van den troon is, zal ze weiden en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren, en God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen. En het Lam zal de kaars zijn".
Dan zal het in werkelijkheid zijn : Aller oogen zijn op U, o Heere.
Dezen Koning te zien in Zijne schoonheid zij ons hoogste verlangen. Hem de eere toe te brengen met reine lippen, eeuwiglijk.
Utrecht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1935
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1935
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's