OECUMENISCHE BEWEGING
Wij raakten in ons vorig artikel aan de geschiedenis van de „oecumenische beweging", nadat wij hadden ongemerkt, dat deze beweging haar initiatief nam niet bij de kerken, maar veeleer van personen en groepen in de zending, de jeugdbeweging en organisaties van sociale en politieke aard uitging.
Op een of andere wijze stonden deze personen en groepen weliswaar in relatie met de kerk en zij deden gewoonlijk ook een beroep op de kerken, richtten hun streven op de oecumenische ontwaking der kerken, maar — en dat is reeds duidelijk uit dit laatste — de „Oecumenische beweging", kwam op uit het particulier initiatief en was geen beweging der kerken.
Deze aangelegenheid bepaalt tot op heden de situatie van de ,,Wereldraad der kerken", en zijn dubbelslachtig karakter. Dat wordt trouwens door ,,insiders" ook wel gevoeld. Vooreerst wat de voorgeschiedenis van de ,,Wereldraad" betreft.
De vraag doet zich n.l. voor : Kan men in betrekking tot die voorgeschiedenis met recht van oecumenische beweging spreken, of worden wij bepaald bij strevingen naar intertationale saambinding van krachten in een wereld, die wordt bedreigd door het gemis van een machtige oecumenische openbaring der kerk.
Daarmede is niet gezegd, dat het begrip oecumenisch alleen kerkelijke betekenis zou hebben. Ook niet-kerkelijke bewegingen of instituten kunnen wel oecumenisch zijn, b.v. een wereldrijk. Aan de andere kant is het wel juist, dat de oecumenische beweging een oecumenische openbaring der kerk bedoelt te bevorderen, zowel in de tezaambrenging der kerken als in een gemeenschappelijke houding en activiteit in wat men noemt de huidige ,,wereldproblemathiek".
Wij zien, dat deze beweging dan ook uit die ,,wereldproblemathiek" is opgekomen, welke bij de verachtering van het kerkelijk leven in oecumenische zin reeds gedurende langer dan een eeuw verschijnselen vertoonde, die op een crisis wezen.
Haar geschiedenis toont dan ook aan, dat. de Oecumenische beweging uit verschillende organisaties is ontstaan, die ieder voor zich een doelstelling hadden gekozen, welke zij in internationale verbanden trachtten te verwezenlijken. (Vgl. dr. H. van der Linde. De Wereldraad van kerken. Nijkerk 1948, bladz. 29).
Zoals gezegd, het gemis van een gewenste eenheid en oecumenische openbaring der kerk is een van de sterkste impulsen der Oecumenische beweging. Dat zulks bij haar leidslieden ook werd gevoeld, kan reeds blijken uit het streven, hetwelk in de Wereldraad thans vaste vorm heeft aangenomen, om de kerken wakker te schudden, bij haar oecumenische taak te bepalen en bij elkander te brengen.
Wij staan hier dus voor een organisatie, die zich wel „Wereldraad van kerken" noemt en wegens het feit, dat verschillende kerken zich bij hem aansloten, ook noemen kan, maar het is en blijft een organisatie, welke als zodanig naast en tegenover de kerken opgekomen, deze voor haar oecumenische taak wil stellen. Hiermede is weer niet gezegd, dat zulk een organisatie, als de kerken in gebreke blijven, geen profetische roeping zou kunnen volbrengen. Doch wèl willen wij er op wijzen, dat wij in de „Oecumenische beweging" en in de ,,Wereldraad van kerken" een voortzetting zien van het particulier initiatief, hetwelk op het terrein van inwendige en uitwendige zending ter hand nam, wat de kerk verzaakte, hoewel het haar roeping was. In zoverre geeft de ,,Wereldraad" uiting aan de decadentie der kerken.
De Wereldraad is een niet-kerkeiijke instantie en ontleent haar enig recht om de kerken uit te nodigen aan het feit, dat de kerken oecumenisch zijn ingedommeld en niet alleen oecumenisch, maar ook in andere opzichten verzwakt en ziek zijn, zodat zij werkeloos bleven. De Wereldraad heeft dan ook geen bevoegdheid als kerk, concilie of synode.
Uit de aard der zaak kan de ,,Wereldraad" ook desondanks aanleiding en middel zijn of worden, dat de kerken tot oecumenische vergaderingen worden gewekt en gebracht, doch als dat zou geschieden, heeft de „Wereldraad" in dit opzicht uitgediend. En als een groep van kerken, ja, één kerk, de leiding nam en zich tot taak stelde om de kerken der wereld tot oecumenisch besef en oecumenische arbeid óp te roepen, zou de „Wereldraad", althans in dit opzicht, hebben uitgediend en rechtens moeten verdwijnen.
Velen zullen dat niet toegeven en ook niet wensen, maar uit een oogpunt van kerkelijk oecumenisch leven beoordeeld, zal men de juistheid van deze stelling niet kunnen betwisten. Deze Wereldraad heeft generlei kerkelijk gezag.
Dat wordt trouwens van die kant ook niet beweerd. Integendeel, men wijst er telkens met nadruk op, dat de Wereldraad geen super-synode is. (Wij laten dit, woord voor rekening van de uitvinder). Aan de goede trouw twijfelen wij niet en, hoewel de Wereldraad geen zodanig gezag kan doen gelden, zijn er toch verschijnselen, die daarmede niet overeenkomen. De Wereldraad vertoont een dubbelslachtig karakter.
Als de Wereldraad geen synode is, wat is zij dan wèl ?
Een ontmoetingsplaats voor de kerken, waarheen zij worden uitgenodigd om met elkander over haar oecumenische taak en roeping te spreken, teneinde elkander daarin te vinden — zo zal men u antwoorden.
Dat kan, en daartegen kan men op zichzelf geen bezwaar inbrengen. Het zou voor verschillende kerken, met name voor die, welke aan dè gereformeerde Confessie getrouw wensen te blijven, gemakkelijker zijn haar medewerking te verlenen en aan het gesprek deel te nemen, indien de Wereldraad zich inderdaad tot deze zaak bepaalde.
Met name de kerken der Reformatie zouden- belangrijke arbeid kunnen verrichten, indien zij zich gezamenlijk konden bezinnen op de geestelijke kracht, waaruit zij geboren werden, en op haar geloof, dat in de historie zijn waarlijk oecumenische doorwerking op de saamleving heeft bewezen.
Het oecumenisch karakter toch is aan het waarachtig Christelijk geloof eigen, wijl de kerk op aarde openbaring is van het lichaam van Christus. Eén doop, één geloof, één Heere.
De verdeeldheid der kerken kan deze waarheid niet ongedaan maken, al schijnt zij soms ganselijk verborgen. Zo waarlijk de Heere Zijn kerk in stand houdt, ook als zij schier geen openbare verschijning meer heeft, zo waarlijk spreekt ook haar oecumenisch karakter, wijl allen, die van Christus zijn in het geloof de gemeenschap Zijns lichaams ontdekken en daaruit leven.
Die oecumenische kracht is nimmer werkeloos, en naarmate het kerkelijk leven door een krachtig geloof wordt gedragen, gaat zijn kracht en invloed uit naar buiten. Doch ook omgekeerd zal de inzinking van het geloofsleven worden weerspiegeld in de verwereldlijking van de kerk en de ontkerstening van de saamleving. Wij vinden dit bevestigd in het beeld van de kerkelijke situatie in onze tijd. Het gebrek aan waarlijk oecumenische kracht der kerken wijst terug op innerlijke verzwakking der kerken zelf, op verachtering en verzaking van het geloof.
Juist uit dien hoofde is het vóór alles zaak, dat de kerken zich bezinnen op haar reformatorische belijdenis en zich onderzoeken of zij wel getrouw zijn aan datzelfde geloof, dat zijn kracht in het leven der kerk heeft bewezen. Maar daarom ook zou het niet kwaad zijn, als de kerken, uit de Reformatie gesproten, dat gezamenlijk deden, maar dan ook van haar reformatorische belijdenissen uit.
Geen voet moet gegeven aan tendenzen om naar de oude Christelijke kerk terug te gaan. Wij staan veel verder af van die eerste eeuwen dan van de Reformatie en zijn veel meer vervreemd van wat er in de eerste eeuwen onder de mensen leefde. Bovendien is daarin zoveel, dat tot verroomsing van de kerk heeft geleid en hetwelk veeleer moet bestreden, dan gezocht. En wat van het meeste gewicht is, zou mèn willen vergeten, of miskennen, dat de Reformatie een werk des Heilige Geestes is geweest ?
De mannen van de Wereldraad is het zeker niet ontgaan, d|t de grond en de kracht van de oecumenische openbaring der kerk in het geloof schuilt en zij hebben daaraan uitdrukking gegeven in de geloofsformule : Jezus Christus onze Heere en Zaligmaker.
Over deze formule zelf en naar aanleiding daarvan valt nog wel het een en ander op te merken, dat wij ditmaal laten rusten.
Het is echter niet zo duidelijk, waarom de Wereldraad een oecumenische geloofsformule als grondslag stelt, indien hij waarlijk alleen maar bemiddelaar van een gespreksgemeenschap der kerken bedoelt te zijn. Dan toch zou het op zijn weg liggen, zo spoedig doenlijk op de achtergrond te treden en zijn taak aan de kerken over te dragen.
Ook de bepaling van de oecumenische grondslag is een zuiver kerkelijke taak en als bemiddelaar van een interkerkelijk gesprek zou de Wereldraad zonder zulk een formule minder bezwaar ondervinden.
Het beweren, dat de Wereldraad geen soort super-synode wil zijn, wordt niet sterker met die geloofsformule. En dit wordt er niet beter op, als men de organisatie en de actie van de Wereldraad in aanmerking neemt. Niemand zal kunnen ontkennen, dat een en ander toch vormen heeft aangenomen, die verder gaan dan de instelling van een spreektribune.
De functie, welke de Wereldraad al of niet met goedkeuring van de aangesloten kerken, daarin vervult, wekt toch de indruk. dat wij met een lichaam van doen hebben, hetwelk zich een leidende en uitvoerende macht der kerken toekent.
Indien dat zo is, en dat schijnt toch wel zo te zijn, dan dragen de aangesloten kerken willens of niet willens mede verantwoordelijkheid voor wat de Wereldraad doet, voor de geest, waarin die arbeid geschiedt, en voor het doel, dat daarbij wordt gesteld.
De Wereldraad vertoont, zo gezien, weer de allure van orgaan der kerken, als ware hij door de kerken in het leven geroepen en gemachtigd.
Men behoeft zich dus niet te verwonderen, dat de kerken van gereformeerde confessie niet zó maar konden besluiten om zich aan te sluiten bij de Wereldraad en dat zij aanleiding hebben om zich over deze vraag ernstig te bezinnen.
Een volgende keer verder.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1949
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1949
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's