KERKELIJKE RONDSCHOUW
DE CHRISTUSPREDIKING EN DE MODERNEN.
De Modernen — of Vrijzinnigen, zooals ze zich zelf 't liefst noemen — willen het heel dikwijls voorstellen, dat het met hun Christusprediking nog al tamelijk in orde is en dat de orthodoxen daarmee maar rustig genoegen moeten nemen. Er is wel verschil, maar dat doet aan den geest en de hoofdzaak der belijdenis niet af, en zoodoende hebben dan ook de Modernen volop recht in de Ned. Hervormde Kerk te zijn en te blijven. Wie durft beweren — zoo vragen ze, niet zelden daarbij triumfantelijk rondziende onder de schare —dat de Modernen niet gelooven en belijden, dat Jezus Christus de eeniggeboren Zoon van God is ? Wij gelooven en belijden dat wèl — zoo zeggen de Vrijzinnigen !
Bij dat alles moeten we ons niet bij den neus laten nemen en we moeten maar rustig en eerlijk blijven beweren, dat zij het niet gelooven en belijden, 't Lijkt nergens naar ! En in de Ned. Hervormde Kerk met haar belijdenis, met haar Catechismus, met haar formulieren van Doop en Avondmaal, mét haar prediking en met haar lied, met haar confessie en liturgie — in de Ned. Her vormde Kerk moet het maar gezegd worden, dat de Christusprediking der Modernen zelfs in de verste verte niet beantwoordt aan de kerkelijken reglementaire eischen van „geest en hoofdzaak der leer" en van de bepalingen aangaande de verkondiging van het heilig Evangelie van Jezus Christus, enz. enz.
Vrij willekeurig nemen we maar weer eens een voorbeeld. En wel een voorbeeld van de laatste dagen.
In „Kerk en Wereld" 'van deze week (10 Mei 1935) komt een Stichtelijke Overdenking „Het Wijdingswoord" geheeten, voor van de hand van J. van der Tol, uit Drachten, de plaats waar de hoofdredacteur van „Kerk en Wereld" (orgaan van de Vereen, van Vrijzinnige Hervormden in Nederland) woont. Deze heer Van der Tol zal wel tot „het leekenelement" behooren, want een dominé is het niet. Maar dat „leekenelement" staat bij de Vrijzinnigen nog al hoog aangeschreven ; de „leeken" behoeven voor de dominé's niet onder te doen. De geest der profeten wordt ook wel onder niet-theologen gevonden !
In die Meditatie bovenbedoeld, schrijft de heer Van der Tol dan over : „Een Konlnklijke mislukking", wat ziet op de prediking en het leven van Jezus. En hij schrijft dan over Jezus, zijn prediking, zijn leven, zijn sterven en zijn voortleven op de volgende manier:
»Jezus — ik wil Hem. ontdoen van al het mystieke, het bovennatuurlijke, het goddelijke — Jezus, bezield met de beste bedoelingen, niets dan het heil der menschen op het oog hebbende, predikte het Evangelie onder de Joden«.
Aangaande dat Evangelie dat Jezus predikte zegt de schrijver dan :
»Hij sprak woorden van vrede en liefde, maar kon ook streng zijn in zijn oordeel. Hij sprak van adderengebroedsel en witgepleisterde graven, vol van doodsbeenderen en bederf. Wat Hij 't meest in de menschen afkeurde, dat was de schijnheiligheid. Veel liever was Hij in gezelschap van tollenaren en zondaren, dan in dat van Farizeërs. De gevallen vrouw hief Hij op uit het slijk, waarin men haar wilde neertrappen, maar de sjacherende kooplieden dreef Hij uit de tempel. !De scharen volgden Hem, verwachtende dat Hij zijn Koninkrijk zou stichten en Israël aan 't hoofd van alle volkeren zou stellen. Maar zijn Koninkrijk was niet van deze wereld. De vijanden spanden saam, één der zijnen verried Hem; ze namen Hem gevangen, hoonden en bespotten Hem en sloegen Hem, na een schijnproces, aan het schandehout. Zóó ging zijn leven onder, zoo was alle hoop vervlogen. En toch klonk daar uit zijn mond : „Het is volbracht!"
Ja, zijn taak was volbracht. Hij had het licht ontstoken en anderen moesten het verder dragen. En zij deden het. Zij verkondigden zijn Evangelie, de Blijde Boodschap. Hun aanhang werd grooter, 't Christendom breidde zich uit, veroverde de gansche beschaafde wereld. Het leven van Jezus is een „Koninklijke
mislukking" geworden".
„Als ik om mij heen zie in kleine kring of mijn oogen over de groote wereld laat gaan, wat zie ik dan veel, dat niet is, zooals het behoort te zijn. Wat is er nog weinig vrede en liefde". „Dat alles is niet de schuld van Jezus. Zijn leer is goed, verheven. Hij stelt ons idealen, die wij, zwakke menschen, niet kunnen bereiken, maar waar wij toch naar moeten trachten. Maar wij Christenen, wij nemen zijn woorden wel op de lippen, maar ze komen niet uit ons hart". „Er is nog o, zoo weinig, van wat Jezus verlangde, in toepassing gebracht, en in zooverre is zijn leven, dat Hij voor anderen gaf, een mislukking geweest. Maar dan een Koninklijke mislukking, want geen der menschen, vóór noch na Hem, stond zoo hoog als Hij, geen leer is zoo volmaakt als de zijne. En daarom, hoe we ook zijn afgedwaald, zijn leer blijve ons een baken op de woelige zee, een lamp voor onze voet. Richten allen zich naar dat baken, volgen allen dat licht, dan zal dat harde woord „Mislukking" niet meer uitgesproken werden, dan zal het nogmaals zijn : „Het is volbracht!"
Tot zoover de „Stichtelijke .Overdenking" of te wel „Het Wijdingswoord" in het Orgaan van de Vereen, van Vrijz. Hervormden in Nederland.
Wij hebben het woordelijk, van 't begin tot het eind (slechts enkele zinnen weglatend) overgeschreven. Geen ander begin, geen ander slot, geen andere wijding en geen andere toepassing staat er te lezen in het hoofdartikel van 10 Mei 1935. En nu durven wij te verklaren, dat er op deze manier niets, maar dan ook niets overblijft van de verkondiging van het heilig Evangelie, waarvan Jezus Christus, de Zoon dés levenden Gods, de inhoud is !
Het Woord, dat vleesch geworden is, is wèg Jezus Christus en die gekruisigd, is wèg.
De menschbeschouwing en de Chrlstusbeschouwing die hier gegeven wordt, is totaal in stryd met de leer der Kerk.
Dát is niet „Jezus Christus, de eeniggeborem Zoon van God, ontvangen van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; opgestaan uit den dood, opgevaren ten hemel, zittende aan de rechterhand des Vaders, vanwaar Hij wederkomen zal om te oordeelen de levenden en die dooden".
Wèg is de vergeving der zonden. Wèg is de Kerk. Wèg is alles! We hebben geen Koning — en een ieder doet wat goed is in z'n oogen!
Zal men kerkelijk opwaken ? En zal men geloof, moed, kracht bezitten om in Christus' Naam voort te gaan om te strijden den goeden strijd des geloofs, ook te strijden den strijd voor de Kerk van Christus ?
De Heere opene onze oogen en binde saam allen die den Naam belijden van Jezus Christus, dien eeniggeboren Zoon van God, die op aarde is gekomen om
Zijn volk zalig te maken van hunne zonden.
Op deze belijdenis zal' de Heiland Zelf Zijn Gemeente bouwen en de poorten der hel zullen Zijn Gemeente niet overweldigen.
Maar die een ander fundament legt zal verderfenis brengen en zijn werk zal niet bestaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1935
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1935
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's