Uit de pers
Kerk en belijdenis
Wat zijn onze woorden waard? Anders gezegd: Hoe zit het met het belijdend karakter van het spreken van de kerk? Over die vragen schrijft ds. A. A. Spijkerboer in de Kroniek van Kerk en Theologie van jan. 1975. Spijkerboer wijst erop, ho6 moeilijk het is woorden te spreken, die niet voor misverstand vatbaar zijn, die duidelijk het belijden vertolken, en niet willekeurig geïnterpreteerd kunnen worden. Toch is er in de kerk de noodzaak tot belijden. En Spijkerboer verbaast er zich over dat de discussie over het Getuigenis is opgehouden, alsof we het belijdend karakter van de kerk voorlopig wel weer een tijdje gegarandeerd kunnen achten. Ik meen dat dat waar is. Heerst er niet een soort 'windstilte'? Is het élan kort na het Getuigenis niet voor een heel deel verdwenen? Ligt er niet een matheid over veel kerkelijk bezig-zijn. En raken we niet gewend aan een kerk, waarin net als in een hotel elk zijn eigen kamer heeft? Ik pleit niet voor felle disputen. Maar niets is zo gevaarlijk dan een stilzwijgen, waarin in feite elk zijn eigen weg. gaat en we de ander niet meer proberen aan te spreken vanuit de wezenlijke inhoud van ons geloven en belijden. Spijkerboer noemt als van wezenlijk belang voor het belijden der kerk: Zondag 1 van de Catechismus, de Barmer Thesen over de openbaring Gods in Jezus Christus en de geschiedenis, de verbondenheid met Israel, het eenvoudige leven, het respect voor ambt en overheid.
Deze punten zijn nog wel met andere te vermeerderen. Ik vind het alleen zo dwaas om niet voortdurend bezig te zijn met de vraag naar het belijdend karakter van de Nederlandse Hervormde Kerk, Want dat is de vraag of we nog Kerk zijn. Of zijn dit nu vragen, die je alleen samen met de andere kerken mag bespreken, zoals tegenwoordig zo graag en zo vaak wordt gezegd? Ik dacht, dat dat mede afhing van de vraag, welke belijdenisgeschriften die andere kerken hebben, en ik dacht dat de Hervormde Kerk geen inbreng zou hebben, als ze zichzelf niet bezon. Tenzij je natuurlijk heil verwacht van de zoveelste babylonische-oecumenische spraakverwarring. Terug naar onze woorden. We moeten ons niet teveel illusies maken over het aanzien van de kerken in ons land. Ik denk wel eens, dat de 'dood van God' door zijn pregnante formulering, en door de enorme publiciteit, die hij gekregen heeft, een enorme ravage heeft aangericht, en dat honderdduizenden mensen in ons land ervan overtuigd zijn, dat de kerken op instorten staan, omdat de kerken zelf niet meer geloven. Vorige zomer ging ik naar een reunie van pacifisten, met wie ik in de zomer van 1947 een paar maanden puin heb geruimd, ter bevordering van de broederschap onder de volkeren en tot heil van de mensheid in het algemeen. Het gezelschap was geheid buitenkerkelijk, toen al en nu nog. Ze vroegen me: 'Ben je toch echt dominee geworden?' Maar kun je dat dan nu nog zijn, want dat is toch ontzettend moeilijk. Het geloof is toch weg? De vraag werd zonder een zweem van spot of kwaadaardigheid gesteld, want we mochten elkaar heus wel. Als je dan verder hoort, dat ene broeder Mattheus de wapens naar binnen heeft gesmokkeld, waarmee in Scheveningen een kerkkoor werd gegijzeld, moet je ook niet denken, dat de mensen dat niet merken of dat ze het gauw weer vergeten. Het zal voor hen een reden te meer zijn om te denken, dat er in de kerken op zijn minst een aantal warhoofden rondlopen. Ons 'image' is niet erg best. Ook dat dient een punt van overweging te zijn, wanneer we ons afvragen, wat onze woorden waard zijn.
Hoe zal de kerk weer een zoutend zout zijn in de samenleving? Dat zal zonder een nieuw reveil niet gaan. Een reveil door Woord en Geest. Een reveil waarin we ernst gaan maken, met de boodschap die we zeggen te belijden. Wanneer de kerk het aandurft met het Evangelie van Christus tot de mensen te komen en niet met een aangepast Evangelie zal ze ondervinden dat de eenvoudige gehoorzaamheid des geloofs zegen afwerpt. Voor haar eigen leven en voor de wereld. Daarbij hebben we niet naar anderen te kijken. De indringende vragen van ds. Spijkerboer raken ook ons. Reformatie dient dicht bij huis te geschieden.
De Marskramer is thuisgekomen
Onder deze titel schrijft Prof. C. Veenhof in Opbouw een sympathiek artikel ter nagedachtenis van Nico Baas, jarenlang bekend geweest als straatprediker in Amsterdam. Veenhof vertelt hoe deze evangelist van zijn vader de diepe liefde voor het evangelisatiewerk heeft meegekregen. Vader Baas had in gesprekken met mensen van allerlei slag over de eeuwige dingen als eenvoudige argumentatie: 'Mijn God zegt in Zijn Woord ...' In 1925 wordt Baas bijbelcolporteur-straatprediker in Amsterdam. Interessant is wat we horen over de verhoudingen in de Gereformeerde Kerken van Amsterdam omstreeks de dertiger jaren en daarna. De Graaf vangt de profetenmantel op, van Sikkels (de 'oude Sikkel' - CV.) schouderen gegleden, en Dirk Sikkel volgt zijn vader in diens priesterlijke ambtsbediening. Al leeft hij wat in de schaduw van De Graaf, die diepe sporen trekt, zijn kanselwerk is superieur van gehalte en, homiletisch bezien, veel beter dan dat van De Graaf. Na de brede oecumenische scholing, die ik van Wielenga heb ontvangen worden deze beide mannen — Sikkel en De Graaf — mijn innig geliefde leermeesters en tevens mijn vrienden. Het gaat niet ineens. Op de eerste commissie-vergadering, die wij samen hebben zullen Dirk Sikkel en ik als bisons met gebogen koppen op elkaar toerennen. Deze botsing is evenwel het begin van een trouwe vriendschap, die nooit zal worden verstoord. (Baas gaat Dirk Sikkel begroeten met een 'Dag Herder' en die zal hem riposteren met 'Dag Schaap'! - CV.). De Graaf zal langer een vraagteken achter mij blijven zetten totdat hij ineens — zoals hij tegenover een student verklaart — 'de aanleg voor theologie in mij ontdekt'. Het is overigens bij die aanleg gebleven! Wij werken vele jaren ten nauwste samen bij het concipiëren van richtlijnen voor de evangelisatie naar gereformeerd beginsel. Wij respecteren elkaar ten hoogste. 'Ze likken elkaar om het hardst', zal Harrenstein, schaterend van de lach op een commissie-vergadering uitroepen. Evenwel behoudt elk op vele punten zijn eigen inzicht; ik sta dichter bij de titaan Schilder dan De Graaf doet en veel dichter dan Sikkel. Maar dat alles speelt zich veel later af. Onder deze veranderingen functioneert het kerkelijk leven in Amsterdam maar traag. Heeft Hoedemaker reeds geklaagd: 'Amsterdam maakt lam en tam', dr. J. A. de Moor zegt in zijn afscheidspredikatie bij zijn vertrek naar Utrecht: 'Amsterdam is een arbeidsveld, dat teleurstelt'. Geen Amsterdammer vergeeft hem die volkomen, want we zijn trots op onze kerk ondanks de kamferballetjes. Wielenga ziet van zijn grootse conceptie van de evangelisatie weinig komen, Harrenstein loopt zich na 12 jaar dood op de grauwe ellende van een achterbuurt, waarin hij op een geheel eigen wijze gewerkt heeft. Zelf ren ik de eerste vijftien jaar door alle staketselen heen. Brutaal in de ogen van sommigen, handel ik alleen in het besef van mijn roeping. Langzaam krijg ook ik iets van het zwaarop-de-handse, dat kerkelijk Amsterdam van die jaren kenmerkt. Nieuwe predikanten met een eigen aanpak grom ik aan als een waakse hond. Tot ik na dertig jaar afknap...'
Over Baas als straatprediker schrijft Veenhof:
Baas gaat met zijn bijbelwagen-met-tent als 'Houder van handkarren in 2755' Amsterdam in. En hij spreekt op het Amstelveld temidden van 'standwerkers', 'marktkooplui' en 'zwemmers' — mensen die hun waren op de grond uitstallen en ze dan al redenerend en gesticulerend aanprijzen. Hij treedt op in de buurt van de 'koninklijk gebreveteerde tandarts' Japie de Hollander en de beroemde Cacadorus. Baas verschijnt op de 'Nieuwmarkt', waar ze hem het 'hemelmannetje' noemen, maar hen nooit kwaad doen, al maken ze het hem soms wel geducht lastig. Iedereen kent hem op het Amstelveld en de Nieuwmarkt. En ze luisteren graag naar de geboren verteller. Met markttrui aan en pet op staat hij op zijn 'zeepkistje'.
In 1925 wordt Baas 'gepromoveerd' tot 'bijbelcolporteur-straatprediker'. Hij moet een toespraakje houden waarvoor hij zich een half uur mag voorbereiden. Als hij bij het derde vak precies kan zeggen wat het verschil is tussen Afscheiding en Doleantie davert een lach door de zaal en weet hij dat de promotie een feit zal worden. Daarna komt het optreden in allerlei zaaltjes en zalen, in het Sarphatiepark en in heel het land.
Onder al deze bedrijven door studeert Baas hard! Hij doorkruipt, zoals hij vertelde E Voto van Kuyper en Calvijns Institutie vijf maal en verdiept zich in de werken van grote volkspredikers als Spurgeon, De Witt Talmage, Moody en Tinney e.a. — Baas kent ook talen! Hij mag tegen een vreemdeling wel eens zeggen: 'Setze sich. Sir please!', maar staat Fransen, Duitsers, Amerikanen en Engelsen behoorlijk correct te woord. — In zijn jeugd heeft hij gepluisd in oude boeken als 'Franckens Kern' (een dogmatiek je in zakformaat) en in Johannes a Marck's 'Merch der heylige Godgeleertheyt' in perkamenten band met gotische letters. Het bloed der afgescheidenen.verloochent zich daarbij in hem niet, noch zijn bijzondere voorliefde die hij als jongen had voor figuren als Buddingh en Ledeboer. Wielenga's woord: 'Onze kerken zijn ziek, zij zijn ziek op het punt der bekering' is hem uit het hart gegrepen. Later zal Schilder invloed op hem uitoefenen. Schilder, 'de scherpe geest, die de gevaren der komende tijden onderkend heeft als niemand anders. De strijder, die hem altijd doet denken aan het gedichtje van Willem de Mérode:
Van top tot teen één wapen,
staat hij in felle dos,
en trots versiert zijn slapen
de rode vederdos!'
Kortom: Baas is evangelisch, oecumenisch, agressief gereformeerd!
Baas heeft ook veel geschreven. Veenhof vertelt een en ander over een boekje, getiteld: De jonge arbeider en het oude geloof. Een boekje geboren uit bewogenheid met de arbeiderswereld, hun noden en vragen, tegelijk een evangelisatorisch geschrift dat duidelijk maakt, wat een christelijke levensvisie is.
En dan vooral een bijzonder boekje 'De jonge arbeider en het oude geloof'. Hij schreef het tijdens een ziekte. Het werd geboren, zoals hij vertelde, uit liefde tot hen die dolen als schapen zonder herder. Baas verstond de jonge arbeiders, vooral de jonge revolutionaire idealisten onder hen. Hij was toen hij schreef 26 jaar! Baas werd wel als spreker door hen uitgenodigd en hij koesterde sympathie voor hen. Hij wilde hen duidelijk maken wat een christelijke levensvisie is. De rijkdom, de schoonheid ervan.
Ik heb het na een halve eeuw opnieuw gelezen. En ik stond nog méér verbaasd dan in 1920 over dit meesterstuk van 'n jonge man die volledig autodidakt was. Het is een boekje van 140 bladzijden. Het bespreekt de vragen: Is de godsdienst een gevaar voor de arbeider? Wie ben ik? Vanwaar ben ik gekomen? Waarvoor ben ik op de wereld? Waar ga ik heen? Welke godsdienst is de beste? Al lezend raak je in steeds grotere bewondering voor de belezenheid, de frisheid van de taal, de geest en de scherpzinnigheid van de man die zo iets schrijft! En vooral van het blijde geloof en de brandende liefde tot de Meester en de verloren schapen.
Nico Baas noemde zichzelf de marskramer. Wie wel eens iets van hem gelezen heeft, weet hoezeer zijn toespraken vertolking waren van de kern van de bijbelse prediking van zonde en genade. Baas noemde de nood van de mensen bij de naam, wist in aansprekende taal de buitenkerkelijke mens te bereiken en schaamde zich het getuigenis van Christus niet. Daarom zijn we prof. Veenhof dankbaar dat hij aan deze markante figuur aandacht besteedt. Zijn naam zal velen weinig meer zeggen. We leven nu eenmaal snel en vergeten gemakkelijk. Grote namen uit de geschiedenis vragen onze aandacht. Dat mag. Mits we niet vergeten diegenen die misschien naar onze maatstaven (welke zijn dat? ) niet vooraanstaan en die toch door hun arbeid in dienst van het Evangelie zoveel betekend hebben op het erf van Gods gemeente, als getuigen van Zijn Koninkrijk. Want de kerkgeschiedenis wordt, niet alleen beheerst door concilies, theologen, kerkvaders en synoden, maar niet minder door de vele mannen en vrouwen die hun leven verteerd hebben in de dienst van het Evangelie. Daarom zijn we prof. Veenhof, die als weinig anderen thuis is in de geschiedenis van het Gereformeerde kerkelijk leven van de vorige en deze eeuw dankbaar dat hij in dit In Memoriam aandacht gegeven heeft aan leven en werk van Nico Baas, marskramer in dienst van het Evangelie.
Heropening bibliotheek van de Grote Kerk te Emden
Tenslotte nog iets over de bibliotheek van de Grote Kerk in Emden die op 20 november van het vorig jaar weer heropend is en waar het publiek terecht kan van 9-12 en 15-17 uur. Emden is één van die steden die met name in het begin van de Reformatietijd zeer belangrijk geworden zijn. Stad met een rijk kerkhistorisch verleden. De bibliotheek van de Grote Kerk is een indrukwekkend voorbeeld van de moeiten die men in vroeger eeuwen er voor over gehad heeft het Woord Gods voor de mensen doorzichtig te maken, aldus de superintendent Dr. Gerhard Northolt tijdens de openingsplechtigheid. We citeren voorts uit een artikel van ds. E. Lomberg (Leer)in het Kerkblaadje, het orgaan van de vrienden van Kohlbrugge van 28 febr. het volgende:
De hoofdvoorraad van de bibliotheek wordt gevormd door de omvangrijke theologische literatuur, die gedurende de tijd van de Reformatie en in de daarop volgende periode van de 16e eeuw is uitgekomen. Zo bevat de bibliotheek 58 boeken van Martin Luther in gedrukte uitgaven, zoals zij nog bij diens leven verschenen zijn.
Daarnaast zijn talrijke eerste uitgaven van boeken voorhanden, waarmee in de discussies van die tijd werd ingegrepen.
Gedurende lange tijd heeft de bibliotheek te Emden systematisch alle boeken en geschriften verzameld, die in Oost-Friesland werden geschreven. De omvangrijke voorraad laat duidelijk zien, dat er in vroeger eeuwen zelfs in de kleinste Oost-Friese dorpen mensen zijn geweest — hoofdzakelijk predikanten en leraars — die als schrijvers werkzaam, waren. In dit verband behoort dan ook de afdeling, waarin alle bereikbare boeken over de geschiedenis van de stad Emden zijn ondergebracht. Juist omdat overigens in Emden zo veel is verwoest, mag 't een bijzonder gelukkige omstandigheid worden genoemd, dat deze documenten bewaard gebleven zijn.
Zeer omvangrijk en vanwege hun ouderdom merkwaardig is ook een verzameling juridische (rechtsgeleerde) werken, die reeds in de 17e eeuw in het bezit van de bibliotheek kwam. Bovendien zijn talrijke werken over de kerk-en algemene geschiedenis, wijsgerige en taal- en letterkundige boeken hier ondergebracht. Tegelijk met het onderbrengen in het nieuwe gebouw zal nu ook het karakter van de bibliotheek worden veranderd. Uit een verzameling uit voorbijgegane eeuwen zal een moderne bibliotheek ontstaan, waarin predikanten, leraars, studenten en alle geïnteresseerde medeburgers boeken en tijdschriften kunnen inzien en lenen. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de Evangelisch-Gereformeerde Kerk in Noord-West-Duitsland heeft besloten, de bibliotheek der Grote Kerk uit te bouwen tot een bibliotheek van de Landskerk. De Raad van de Landskerk te Leer heeft daarom ook vele duizenden boekdelen vooral uit nieuwere tijd, die zich in zijn eigen bibliotheek bevonden, aan Emden afgestaan en slechts een kleine handbibliotheek voor zichzelf gereserveerd. Het onderhoud van de bibliotheek te Emden, de kosten voor twee medewerkers, die halve dagen werkzaam zijn, en het grootste gedeelte van de gelden, die voor de aanschaf van boeken benodigd zijn, worden door de Landskerk gefinancierd. Met de dubbele functie van de bibliotheek: oude boeken te bewaren en nieuwe aan te bieden, stemt de indeling der vertrekken overeen. De oude boeken bevinden zich in de compacte bergruimte op de eerste verdieping. Hieronder wordt verstaan, dat op een gegeven ogenblik twee tegenover elkaar staande metalen boekenrekken door een eenvoudig te bedienen mechanisme geheel en al bijeengeschoven kunnen worden, maar ook te allen tijde weer een vrije doorgang voor het gebruik gemaakt kan worden. De nieuwere boeken zijn in de leeszaal op de tweede verdieping opgesteld. Deze boeken zijn voor iedere bezoeker toegankelijk, terwijl de oude werken in de compacte bergruimte slechts onder deskundige leiding en hulp, die graag verleend wordt, kunnen worden ingezien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's