Kun je nog predikant zijn in deze tijd? 1
De dominee met de burgemeester, dokter en notaris hoorden nog niet zo lang geleden thuis in het stereotype garnituur van het dorp, trouwens eveneens in de ietwat uitgebreider set van de stad. Elke waardigheidsfiguur had zijn eigen taak, de predikant geenszins de minste, onmisbaar als hij was in het leven, dat bepaald en gedragen werd door het Woord, waarvan hij dienaar was. Men ging ervan uit, dat zonder deze dienst het leven geen leven meer zou zijn. Het verdwijnen van de dominee zou hetzelfde wezen als de ondergang dezer wereld.
Thans vragen we ons af of je met fatsoen nog wel eens predikant kunt zijn in de tegenwoordige tijd. Met fatsoen ja, in een samenleving, die amper weet wat fatsoen is, laat staan dat ze het heeft. Voor een fatsoensrakker van professie als de predikant is niet veel plek meer. Een anachronisme, dat nog op twee benen rondloopt, stevent naar rand of zelfkant om daar nog zo goed en zo kwaad een figuur te zijn. Een douanier op de grens van een vorstendommetje, dat een mengsel is van scherts, meewarigheid en survival. Een sociologische grootheid gegroeid en gevormd in de loop van vele jaren, met typische hebbelijkheden en onhebbelijkheden, ondanks duizend variaties toch één en dezelfde en onmiddellijk herkenbaar; zo gemaakt door adoratie van tallozen en thans zo gekraakt door afkeer van even zovelen.
Kun je nog predikant zijn in deze tijd? Pastorale wijsheid bejegent een vraag met een wedervraag. Denk er slechts aan dat de Bijbel vraagt of het uit wijsheid geschiedt, dat navraag plaatsvindt én of inquisiteurs van de man, die eindelijk en voor het eerst van zijn leven kijken kan, grondig informeren om ook Jezus' discipelen te willen worden! Zijn we geïnteresseerd om verstandig te adviseren in kwesties van beroepskeus of is er diepe verontrusting over de toekomst van kerk, ambt en evangelie?
We hebben gelukkig het kerstfeest vlak achter ons en de geweldig gedreven wind van het Geboorte-evangelie in de rug. In 'de volheid van de tijd is in zekere zin het predikambt herbegonnen. De engel zeide: 'Ik verkondig u grote blijdschap'. Blijdschap verkondigen is leven meedelen, want terecht vertolkt de catechismus, dat het eeuwige leven is dezerzijds beginsel van vreugpe en hierna zalige blijdschap, die geen oog zag, geen oor hoorde en in geen stout verbeeldend hart ooit rees. De kerstgeschiedenis legt het fundament bloot, het gaat nergens minder om dan om der wereld het leven te geven, zoals de Schrift zegt.
Niettemin kan de vraag opkomen of men met fatsoen wel predikant kan zijn of worden. Dit laatste werkwoord klinkt in de richting van onze jongeren, die we met grote aandrang en klem, doch niet met kracht en geweld, en nochtans wel met de Geest willen opwekken het wondere ambt te ambiëren. Ik schreef dat begrijpelijkerwijs de vraag kan opkomen, want evenzeer komt soms met mateloze kracht de vertwijfelde verzuchting over de lippen of 'Gods Zoon, als Hij komt, geloof zal vinden'. Derhalve ligt het in de lijn evenzo te informeren naar de aanwezigheid van medewerkers van geloof en blijdschap in tijden van ongekende verkoeling. De investering van leven en vreugd in uitgebluste harten van mensenkinderen zal echter voortgang hebben zolang de wereld meegaat. Sterke, allersterkste beloften, staan garant.
Onderwijst al de volken, maakt discipelen en Ik ben met ulieden tot de voleinding van de wereld, heeft Christus gezegd bij wijze van testamentaire beschikking. Zo waarachtig Hij met de predikers is tot de voleinding van de wereld zullen zij blijven tot dan toe.
In Romeinen 10 lezen we een hechte genetische keten, een reeks van wording van het één uit het andere. Zoals er meer van die wordingen genoemd worden, bijvoorbeeld over begeerte die zonde baart en zonde die dood baart; en over geloof, dat bevinding voortbrengt en bevinding beproefdheid en zo verder. In Romeinen 10 lezen we o.a. dat geen geloof bestaat zonder horen en geen horen mogelijk is zonder die predikt. Wanneer er geloof zal zijn, zullen ook de predikers voorhanden wezen.
Tenslotte de toezegging dat de poorten der hel de gemeente niet zullen overweldigen. We mogen, dacht ik, volledigheidshalve veronderstellen dat de gemeente onoverweldigd zal blijven voortbestaan inhaerent ambten en ambtsdragers.
Ik beperk me tot deze drie beloften. Twee of drie getuigenissen is voldoende. Ten aanzien van de laatste belofte wil ik prof. Kuitert citeren. In zijn pocket 'Om en Om' staat een opstel onder de titel: 'De Kerk moet blijven'. In dit artikel wordt de problematiek aangesneden die bekend staat onder de vraag of het einde van het conventionele christendom gearriveerd is. Dus vrijwel identiek aan wat ons thans bezighoudt. Kuitert is nog niet toe aan het afscheid van de bestaande vormen van christendom. De godsdienst heeft tenslotte een institutionele vorm nodig en we hebben en kennen geen alternatieven en zolang die er niet zijn kunnen we ons niet de luxe permitteren om de kerk af teschaffen. Ik vraag me af, wanneer Kuitert spreekt van alternatieven of hem iets van die andere vormen voor de geest staat of hij daar iets bij kan denken. Dit tussen haakjes. Kuitert vindt dat de kerk moet blijven evenals (niet zo vleiend) Artis. Er moet gepraat, gepreekt en verkondigd worden om de noodzakelijke mentaliteitsverandering aan te kweken; daar zijn predikers en vormingsleiders voor nodig. Kuitert noemt predikanten en vormingsleiders in één adem.
Dr. Kist maakte onlangs in een interview een exclusief verschil tussen beide soorten mentaliteitsveranderaars. Dr. Kist gaf te kennen dat deze tijd vraagt om agogen. Agogen, want 'de traditionele rolverwachting, die men van predikanten heeft, maken hem daarvoor ongeschikt'. Deze uitspraak laat de predikant beduidend minder armslag in de toekomst!
Kuitert gaat echter voort en zegt dat kabouters het alleen niet afkunnen, zij waren ook weer veel te vlug verdwenen. Als de kerk maar een beetje aandoet, meent Kuitert, is ze van levensbelang voor de mensheid.
Vandaar: 'De kerk moet dus blijven, de opleiding tot predikant moet blijven, de gemeentetoerusting moet blijven, alles moet blijven. Niet alleen natuurschoon, maar ook de kerk'. De opleiding tot predikant dan blijft er ook voor prof. Kuitert wat te doen.
Volgens prof. Kuitert zijn er dus wel mogelijkheden in de toekomst om predikant te zijn.
Wel moet nog gezegd, dat deze auteur blijkens dit artikel de taak van de kerk erg partieel ziet. Hij gaat uit van Calvijns bekende devies: Terar dum prosim, dat niet alleen geldt voor één persoon, voor de individu van reformator of predicator, maar ook voor een collectief als de kerk, de kerk als geheel dus. Kuitert vertaalt Calvijns zinspreuk erg vrij als volgt: ik ga er met genoegen aan, als ik maar van nut ben. De kerk heeft in zijn opvatting een aanzuigende en een uitstotende functie. De kerk zuigt mensen aan, die niet op eigen benen kunnen staan, die gekneusd en geknauwd zijn om deze mensen vervolgens op te kalefateren. Zodra ze opgeknapt zijn kunnen ze weer het leven in, het levenvan het kerkeloze christendom. Blijkt na verloop van tijd dat het opnieuw niet gaat dan kunnen ze altijd voor een poosje weer terugkomen. In deze gedachtegang is de kerk een soort kliniek, een zenuwinrichting; geen huis om in te wonen tot in lengte van dagen, geen blijvende woning voor allen die de Heere willen dienen voor de tijd dat ze hier op aarde zijn. Kuitert kent twee verschijningen naast elkaar met - als we zagen - grensverkeer. Hij onderscheidt het kerkelijke en daarnaast het kerkeloze christendom.
Uitgesloten is het geenszins, al kunnen we voorshands niet zonder, dat al dat institutionele verdwijnt. We houden het kerkeloze over. Het is niet de taal van de belijdenis die uitspreekt, dat de kerk, die in zijn kwaliteit van 'deze ware kerk' niet zonder ambt en ergo niet zonder dienaren, ouderlingen en diakenen kan, er altijd zal wezen, aangezien Christus de eeuwige Koning niet zonder onderdanen kan zijn. Is het te boud om te stellen, dat de Koning, Die niet zonder onderdanen kan wezen evenmin dienaren kan ontberen; die Hem, dank zij zonderlinge genade, bijstaan om zijn dienende heerschappij uit te oefenen in het midden van Zijn eeuwige gemeente?
Dr. Spanjaard is op zoek gegaan naar de dominee in het brede veld van de moderne literatuur. Hij is daarvoor ook over de grenzen van ons taalgebied gegaan.Het ging hem daarbij om de sociologisch gegroeide en gevormde verschijning waarover ik het hierboven had. Soms wordt de dominee gewaardeerd, met name wanneer hij erg humaan optredt. Meermalen wordt hij als een huichelaar ongenadig te kijk gezet en naar de zijkant gejaagd. Het functieverlies - titel van het eerste hoofdstuk van zijn boek: Domineesspiegel - is onmiskenbaar. Na de uitvoerige verkenningstocht besluit schrijver met een laatste beschouwing onder het veelzeggend opschrift: 'Predikantenschemering of terugkeer tot domineesland'. 'Zoals ééns de ondergang van de goden in de 'Götterdammerung' is bezongen, zo zou men ook van 'predikantenschemering' kunnen spreken', Na de schemer de nacht dat er geen predikanten meer zijn.
Of zouden we mogen hopen op een morgenschemering, zodat we nog geen afscheid hoeven te nemen van het domineesland? Terugkeer tdt domineesland dus.
Dr. Spanjaard meent dat de predikant, op wien zoveel afstormt in deze tijd, 'aan zijn predikantschap een geheel nieuwe inhoud en vorm kan geven. Ook dit is een mogelijkheid. Maar zou daarin niet iets van een verraad kunnen liggen aan een traditie, die ook thans nog haar goede recht van bestaan kan laten gelden? ' Dr. Spanjaard ziet wel degelijk de urgentie van het predikantschap. Alleen het 'ook thans' is wat zwak. Kan er een tijd komen dat 'het goede recht van bestaan' niet meer aanwezig blijkt?
De laatste woorden van zijn boek zeggen echter wel duidelijk dat de predikant pas, wanneer God een einde maakt en Zijn dienaar roept, afscheid mag nemen van domineesland.
Ik veronderstel dat dit niet geldt voor de prediker individueel, maar ook voor het instituut van het predikantschap.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1973
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1973
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's