De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

6 minuten leestijd

Stoere werkers! Kerkbouwers!
In het jaar 1931 zal de tienjaarlijksche stemming weer moeten gehouden worden over de vraag, of er in de gemeente Kerkeraad of Kiescollege zal zijn. En de uitslag van die stemming kan natuurlijk, vooral voor sommige gemeenten, van het grootste belang zijn. Daarom is ook de komende kiezerslijst van groote beteekenis. En daaraan aandacht te schenken, nu reeds, is verklaarbaar. Er kan zooveel op 't spel staan.
De Vrijzinnig Hervormden te Oudshoorn beginnen tenminste al bang te worden. Het jaar 1931 staat als een schrikbeeld hun voor oogen. De Kerkeraad, die alles te zeggen heeft, is vrijzinnig. En wanneer er een Kiescollege kwam, zou dat wel eens anders kunnen worden. Natuurlijk zijn de Vrijzinnigen eigenlijk vóór een Kiescollege; want zij zijn tegen alléén-heerschappij van een College als de Kerkeraad is. De Vrijzinnigen zijn nog al democratisch en verwachten van het volk nog wel wat; daarom zijn zij voor allemanskiesrecht en wel voor mannen zoo goed ais voor vrouwen.
Maar — als de kat in 't nauw zit, doet zij wel eens rare sprongen. En daarom zijn b.v. de Vrijzinnigen in Boskoop er maar voor, dat bij de verkiezing voor Notabelen de vrouwen geen stemrecht krijgen. Anders, zoo vreezen ze, konden ze 't wel eens gaan verliezen. En macht gaat natuurlijk boven recht!!
Zoo zal dan in 1931 de stembus moeten beslissen in Oudshoorn of het Kerkeraad dan wel Kiescollege zal zijn. En nu zitten de Vrijzinnigen in de war. Vergelijkt men het aantal kerkgangers bij de modernen en die bij de rechtzinnigen, dan zijn de laatsten verre in de meerderheid. De belangstelling voor de Kerk, voor de Hervormde Kerk en het Evangelie van Jezus Christus daar gepredikt overeenkomstig Gods Heilig Woord, is bij de orthodoxen veel grooter dan bij de modernen. Dat kan Boskoop getuigen, dat kan ook Oudshoorn getuigen. In zooverre zou het dus recht en billijk zijn, wanneer de rechtzinnigen in de Hervormde Kerk konden samenkomen en de Vrijzinnigen in een gebouw van den Protestantenbond.
Maar — macht gaat boven recht. Hoe moeten de Vrijzinnigen het nu aanleggen, om het in 1931 toch te winnen? Wel — het oude, beproefde middel: om een 50- of 60-tal mannen en vrouwen lidmaat te maken! Als dat nu nog vlug in elkaar gezet wordt, dan kunnen ze mooi 't volgend jaar meestemmen.
Nu moet natuurlijk in de Kerk van Christus het toetreden tot het lidmaatschap naar geestelijke beweegredenen geschieden. Gods Woord en het Heilig Evangelie van Jezus Christus komt daarbij natuurlijk in 't geding. De begeerte om Christus te belijden en met de gemeente zich te scharen rondom het Woord en aan te zitten aan des Heeren tafel bij brood en beker. Daar is de Kerk Kerk voor. Anders kan men wel lid worden van èen of andere Vereeniging tot nut van 't algemeen, enz.
De Vrijzinnigen zijn echter in deze niet kieskeurig. Jan en alleman is welkom. In de kerk te komen, is niet noodig. Over godsdienst, geloof en dergelijke dingen wordt, wanneer men het verlangt, niet gesproken. Als men maar „aangenomen" wil worden, dan komt alles terecht! 
Wat is er op dit gebied door de Vrijzinnigen al dikwijls schandelijk geknoeid! Ergerlijk niet zelden. En het moet hun telkens weer in 't aangezicht geslingerd worden dat ze, bij al hun mooie praatjes, zich in deze jaar op jaar bezondigen, tegen beter weten in. Zóó zelfs, dat uit den kring van de Vrijzinnigen zelf nu en dan een heftig protest en een scherpe aanklacht gehoord wordt, 't Loopt dan ook de spuigaten uit!
Nu moet men weer lezen de Circulaire, die in Oudshoorn door den Kerkeraad (dr. J.P. Cannegieter, voorzitter), de Kerkvoogdij, de Notabelen, enz. enz. verspreid is.
't Zal er in 1931 om gaan, schrijft men „in welken geest onze kerkelijke Gemeente voortaan bestuurd en geleid zal worden: in den geest van vrijheid en verdraagzaamheid, dan wel in dien van de alléén-heerschappij eener uiterst starre rechtzinnigheid met uitsluiting van elke mildere gedachte!"
„Onze kerkelijke gemeente is in de Rijnstreek vooralsnog het éénige bolwerk der vrije en verdraagzame geestesrichting en indien deze voor onze Kerk ten prooi zou vallen aan de starre orthodoxie, zou dat een der zwaarste slagen beteekenen, welke aan het vrije geestesleven in heel deze omgeving zou kunnen worden toegebracht".
„Intusschen is het ons bekend, dat het dreigende gevaar van het „omgaan" der gemeente zéér groote afmetingen begint aan te nemen".
„Een zeer nauwkeurige berekening heeft ons tot de overtuiging gebracht, dat wij bij de verdediging onzer Kerk niemand zullen kunnen missen".
„Wij hebben ons nu vereenigd om een ernstig en dringend beroep te doen op allen, van wie wij meenen te mogen verwachten dat zij het groote belang van wat hier op 't spel staat, zullen inzien".
„De eerste stap nu, welke tot het behoud der goede richting zal gedaan moeten worden is deze: te zorgen dat niemand van degenen, die ons zouden willen steunen, van de stemgerechtigdheid in 1931 zal zijn uitgesloten".
„Met grooten aandrang verzoeken wij U dus bij deze wel ernstig te willen overwegen U als lidmaat te willen laten aannemen. Heiliger be­weegreden daartoe dan den geest in ons midden mede te willen beveiligen tegen de hem dreigende verstikking in den boei eener alles onderdrukkende leer, zal zich wel moeilijk voor U kunnen voordoen". 
In dien toon wordt dan nog verder geredeneerd en de korte inhoud is weer hetzelfde als van ouds:  dood aan de fijnen; leve de verdraagzaamheid! Moest men zich niet schamen, om zóó voor de Kerk van Christus te strijden? En helaas! zijn er altijd weer tientallen te vinden, die zich om de Kerk niet bekommeren, die zich voor den godsdienst niet druk maken, maar die bij de stembus wel willen mee helpen om de fijnen klop te geven. In de loochening, in de ontkenning der bijbelsche waarheid is men dan sterk, In het belijden is men zwak. En wat men ons volk tenslotte geeft, is steenen voor brood!
Men heeft ons volk zoo arm en zoo ongelukkig gemaakt door het heiligste en heerlijkste weg te nemen, te loochenen en te bestrijden. 
En met dat sloopingswerk wil men nog niet eindigen. Met hand en tand zal men zich blijven verzetten tegen de waarheid, die naar de Schriften is. En intusschen staat de Kerk daar eenzaam en verlaten en gaat ons volk verloren! Dan spreekt men toch van een „bolwerk".
't Is het bolwerk wèl!
De Rijnstreek is er gelukkig mee. Op elk gebied is het te zien. En al die „bolwerken" saam zijn een zegen voor Nederland, van Friesland tot Limburg — in Noord-Holland en Gelderlands Achterhoek; overal! 
Gelukkig, dat Gods Woord sterker is dan al die „bolwerken" saam, en we moeten maar niet vertragen, ook niet moedeloos worden. Macht gaat dikwijls boven recht. De Vrijzinnigen hebben nooit anders gedaan èn in de Kerk èn op schoolterrein, ook op maatschappelijk gebied. Maar het recht is toch sterker dan de macht. De waarheid za1 zegevieren!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's