De les van de Rechabieten
Soberheid zou gereformeerde-bonders passen
De christenheid van vandaag kan leren van de Rechabieten. In zijn openingswoord tijdens de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond, vorige week woensdag, stelde voorzitter ds. H.J. Lam deze oudtestamentische nomaden ten voorbeeld.
Ze spreken tot veler verbeelding: de Amish uit de Amerikaanse staat Pennsylvania, aan de oostkust van de Verenigde Staten. Sinds het begin van de achttiende eeuw wonen ze daar, geëmigreerd vanuit Zuid-Duitsland en Zwitserland, opdat ze in hun nieuwe land gevrijwaard zouden zijn van vervolging en verbanning. We weten hoe ze leven, min of meer in de sfeer en de stijl van de negentiende eeuw. Ze lopen in klederdracht, reizen met koetsjes, hebben geen telefoon, tv en radio, maken slechts spaarzamenlijk gebruik van elektriciteit, die ze zelf opwekken. We weten ook van ze dat ze tot hun veertiende naar school gaan en daarna niet meer; trouwen binnen de eigen kring; graag zingen, zij het zonder begeleiding. Ze hebben een hoge moraal en vormen een hechte, besloten gemeenschap. ’s Zondags komen ze als huisgemeenten bijeen.
En dat alles omdat deze afstammelingen van de mennonieten, de wederdopers, gegrepen zijn door het verlangen God te dienen volgens Zijn Woord, dat ze zo letterlijk mogelijk nemen.
Weinprobe
Je zou kunnen zeggen dat de Amish de hedendaagse uitgave van de oudtestamentische Rechabieten vormen. In Jeremia 35 ontmoeten we deze niet-israëlitische stam.
Het is omstreeks het jaar 600 v.Chr. Normaliter leven ze als nomaden in de steppe-achtige, achteraf gelegen streken van Palestina. Maar vanwege de dreiging die er uitgaat van de legers van Nebukadnezar, hebben ze tijdelijk hun toevlucht gezocht binnen de veilige muren van Jeruzalem. De Babylonische koning is namelijk bezig met een strafexpeditie tegen Juda. Daar in Jeruzalem vallen de Rechabieten op. Dat zal te maken hebben met hun gewaad en gelaat, hun praat en daad. Boerenmensen in een stad – dat was, nog niet eens zo lang geleden, een bezienswaardigheid. ‘Jeremia’, klinkt het op een dag van Godswege, ‘ga naar ze toe, breng hen in het huis des Heeren, in een van de zijzalen, en geef hun wijn te drinken.’ Jeremia doet wat hem gevraagd wordt. Hij neemt de Rechabieten mee naar de tempel, zet hun kannen met wijn voor en nodigt hen uit voor een Weinprobe.
Maar wat doen de Rechabieten? Ze laten zeer beslist de wijn staan. Hun motief ? ‘Onze voorvader Jonadab, de zoon van Rechab, heeft ons geboden, zeggende: u zult geen wijn drinken, gij, noch uw kinderen, tot in eeuwigheid. Ook zult u geen huis bouwen, noch zaad zaaien, noch een wijngaard planten of hebben. U zult in tenten wonen al uw dagen; opdat gij vele dagen leeft in het land waar u als vreemdeling verkeert.’
De Rechabieten koesteren eigenaardige ideeën. Terwijl degene aan wie ze in dezen gehoorzamen, Jonadab, al twee eeuwen geleden gestorven is. Maar voor God is dat juist een reden om de Rechabieten ten voorbeeld te stellen aan Zijn volk: ‘Heb Ik tot u, Israël, niet Mijn knechten, de profeten, gezonden en u gemaand: Bekeer u! Maar u hebt niet geluisterd. Dat deden de Rechabieten wel naar hún vader.’ En dat – bedoelt de Heere te zeggen – was niet eens een goddelijk gebod, slechts een menselijk voorschrift. Hoeveel te meer moest u Mij gehoorzamen.
De Rechabieten houden er een belofte aan over: ‘Zo zegt de Heere der heirscharen: omdat u aan het gebod van uw vader Jonadab gehoorzaam bent geweest, daarom zal het Jonadab, de zoon van Rechab, nooit ontbreken aan een man die voor Mijn aangezicht staat en Mij dient.’
Verwende christenen
Zou een Rechabitisch trekje voor ons als kerk, als christenheid ook niet goed zijn? Een zekere zelfbeperking en ascese, die door God geen eens van ons gevraagd wordt, maar die we vrijwillig op ons nemen. Daar zit een materiële kant aan, zoals bij de Rechabieten blijkt. Zou God dezer dagen door middel van de recessie die gaande is, ons, enigszins verwende christenen, daaraan niet willen herinneren? We hebben onszelf individueel grenzen te stellen, juist waar wij collectief gezien zozeer de rechte verhouding tot het schepselmatige goed der aarde zijn kwijtgeraakt.
Nee, God veroordeelt op geen enkele manier het drinken van wijn of het bezit van een akker of een huis. Integendeel, het hoort bij Zijn vaderlijke zorg om bij het wonen in je vaderland je eigen huis en haard te hebben en te zitten onder je eigen wijnstok. Maar vader Jonadab had destijds al voorzien hoe gevaarlijk het was om te leven in een cultuurland.
Zeker, de aarde is des Heeren en er is geen terrein des levens of Hij zegt: ‘Mijn!’ Maar geef daar eens handen en voeten aan zó dat de zuigkracht van een gesetteld bestaan je geen parten speelt. Een Rechabitische levensinstelling heeft dus niet alleen een materiële kant, maar zij heeft ook alles te maken met ons geestelijk welzijn; uiteindelijk met het wel of niet ontvangen van een plaats in het Vaderland hierboven. Het zou zo maar kunnen dat een Israëliet, gewend aan comfort, dat eerder ontglipt dan een Rechabiet, gewend aan soberheid.
Niet nestelen
Tien eeuwen na Jonadab was daar Augustinus, die zijn christenen leerde om deze wereld niet zozeer te genieten, maar te gebruiken en hen opriep te bedenken dat ze christenen voor de eeuwigheid zijn. Weer elf eeuwen later schreef Calvijn in zijn Institutie lange hoofdstukken over het kruis dragen en de overdenking van het toekomende leven. In de vorige eeuw hadden we de diepzinnige theoloog Noordmans, die pleitte voor een puriteinse levensinstelling.
Met andere woorden: steeds zijn er vaderen als Jonadab geweest die ons tot soberheid gemaand hebben. Niet als doel in zichzelf, maar omdat de kerk zonder een vorm van ‘Rechabitisme’ niet kan bestaan en wereldgelijkvormig wordt. Het is niet goed wanneer wij ons in de schepping nestelen. Het leven mogen wij slechts onder reserve accepteren. Want het staat als het goed is gericht op de eeuwigheid.
Ons gereformeerde kerkvolk heeft altijd aangevoeld dat de verborgen omgang met God niet alleen omtuind dient te zijn door een robuuste leer, met noties als verkiezing, Schriftgezag en soevereiniteit Gods, maar ook door een ingetogen leven, waarin ernst en eenvoud een voorname rol spelen. Ernst in de persoonlijke sfeer – gevouwen handen, lezing van de Heilige Schrift – en vooral de werking van de Geest in het hart, waardoor we in een regelrechte verhouding tot God staan en weten van de vergeving der zonden. En eenvoud naar buiten toe, waardoor nee wordt gezegd tegen alles wat ons afleidt van onze levenstaak, zoals nodeloze weelde, vermaak, opzichtigheid.
Rechabzuil
Ik denk dat een Rechabitisch trekje ook onze christelijke en reformatorische organisaties, zowel binnen als buiten de kerk, niet zal misstaan. Wie zijn ogen open heeft, ziet hoe er van alles gaande is waardoor ernst en eenvoud onder ons aan het wegebben zijn. Rechabieten zijn niet zulke organisators, maar anders zouden ze soms de neiging niet kunnen weerstaan om over te gaan tot het oprichten van de Rechabitische Omroep, het Rechabitisch Dagblad of een Rechabitische school – een rechazuil dus. Zou een Rechabitische levensinstelling ook niet goed passen bij ons, als leden van de Gereformeerde Bond, en bij onze hervormd-gereformeerde gemeenten?
Gelukkig is er onder ons nog het besef dat het gereformeerd belijden een grote greep heeft gedaan naar de diepte van de ziel, de geborgenheid van de gemeente en de wijdheid van de wereld. Wanneer we echter niet aan een bepaalde zelfbeperking doen, gaat dit besef wel teloor.
Waaraan ik denk? Bijvoorbeeld aan ascese in de liturgie. Daarin hoeft niet alles wat kan. Wanneer anderen de dingen anders doen, dan is dat goed. Een zaak van christelijke vrijheid. We veroordelen niet, zoals de nomadische Rechabieten de steedse Jeruzalemmers niet veroordeelden. Wíj houden het echter in de eredienst bij de Psalmen, omdat we bang zijn dat we anders geen stoere calvinisten blijven.
Ook met betrekking tot de vrouw in het ambt zou iets dergelijks op te merken zijn. Al is hier, gezien het Schriftgezag, veel minder speelruimte.
Grijze vereniging
Wanneer wij als Gereformeerde Bond onze eigenheid niet durven te bewaren, zijn we over tien jaar een grijze vereniging zonder uitstraling en zonder betekenis. De rechte smaak van een wijnloos staan in kerk en maatschappij zullen we dan kwijtraken. En men zal ons niet meer uitnodigen mee te gaan naar een van de zijzalen van de tempel om daar wijn te drinken.
We hoeven niet bang te zijn dat we door een Rechabitische wijze van gemeente-zijn te veel in onszelf gekeerd en geïsoleerd raken. Omdat we net als de Rechabieten, een belofte hebben? Als we de ascese waarvoor ik pleit, verbinden met de rechte prediking: ja. Want zulke soberheid komt de concentratie op het hart van de Schrift ten goede en zal zorgen dat de prediking onder ons en in het geheel van de kerk markante prediking blijft en opnieuw wordt. Met markante prediking bedoel ik een hartstochtelijke prediking van zonde en genade, waarin de zondaar gearresteerd wordt en gerechtvaardigd naar huis gaat. Zo kan hij in het leven van elke dag op zijn post staan, zo kunnen wij op onze post staan, als – naar een woord van Calvijn – schildwacht van de eeuwigheid.
Dan mogen we de belofte aan het eind van Jeremia 35 op onszelf toepassen, namelijk dat u, dat ik die man of vrouw ben die voor Gods aangezicht sta, nu nog hierbeneden, straks hierboven. Om Hem te roemen vanwege Zijn grote liefde en trouw. Ooit zal dat zijn in de klederdracht van de lange klederen, die wit gemaakt zijn in het bloed van het Lam.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 2009
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 2009
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's