De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Staat en maatschappij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en maatschappij

7 minuten leestijd

BEZUINIGINGEN OP DE MARINE-UITGAVEN.
Wij hebben de vorige week het een en ander medegedeeld uit het Verslag van de Commissie-Idenburg, dat betrekking had op de beperking der uitgaven voor de Landmacht; thans moeten we nog iets zeggen over de voorstellen der Commissie, voor wat betreft de bezuinigingen op de uitgaven der Zeemacht.
De algemeene indruk, die deze laatste voorstellen maken, is dat het bezuinigingsmes veel dieper is gezet geworden in de uitgaven van de vloot, dan in die van het leger.
De aanleiding daartoe vond haar grond in de opdracht der Commissie, die op i\het eindcijfer der marineuitgaven een vermindering had aan te brengen van het dubbele bedrag van wat voor de weermacht te land was gesteld geworden.
Daarbij werd de taak der Commissie niet weinig bemoeilijkt door het feit, dat de eindbedragen van de Rijks-en de Indische begrootingen voor het jaar 1933 (het jaar, dat de Commissie voor hare becijferingen tot grondslag diende) gunstiger zijn voorgesteld geworden, dan zij in werkelijkheid waren, doordat in de laatste jaren op deze begrootingen veel te geringe bedragen voor nieuwbouw uitgetrokken werden, n.l. in totaal 1.8 millioen, terwijl het minimum, dat bij de saamstelling van het bekende vlootplan was overeengekomen, inhield, dat voor de instandhouding van het moderne materiaal jaarlijks een bedrag van circa 8 millioen voor nieuwen aanbouw noodig was. Voorts waren in tiet bijzonder na het jaar 1930, wegens gebrek aan de noodige middelen, allerlei maatregelen ter beperking van de vlootuitgaven getroffen, die de marine in een toestand van geleidelijke verzwakking had gebracht.
De Commissie, die zich op het standpunt plaatste, dat een vloot in normaal bedrijf ter sterkte van de defensiegrondslagen een vermeerdering van uitgaven behoeft van ± 2 millioen en bovendien voor nieuwen aanbouw over een bedrag van rond 6 millioen moet kunnen beschikken, kwam bij hare overwegingen tot de conclusie, dat de aan haar gegeven opdracht zoodanig moest worden opgevat, dat niet slechts 13 millioen ten opzichte van de begrooting van 1933 behoorde bespaard te worden, doch dat 13 - |-2 H-6 = 21 millioen bezuiniging op de organisatie der vloot moest worden gevonden, zoodat de kosten der vloot niet hooger dan 24 millioen mochten komen.
Dit was de zware taak : beperking der vlootuitgaven met rond 21 millioen, waarvoor de Commissie-Idenburg zioh geplaatst zag.
Teneinde nu deze bezuiniging te verkrijgen, nam ze de volgende maatregelen in beschouwing: Ie. vermindering der materieele exploitatiekosten met behoud der vlootsterkte ; 2e. vermindering der personeelsuitgaven met behoud der vlootsterkte ; en 3e. vermindering der vlootsterkte.
Bij de overweging van deze maatregelen kwam de Commissie tot 't ontwerpen van twee plannen. Het eene systeem, aangeduid als plan I, gaat in hoofdzaak uit van het beginsel, dat het huidig stelsel, de verdeeling van de vloot over Nederland en Indië met over en weer dienend Europeesch beroepspersoneel behouden moet blijven.
Het tweede systeem, ontworpen als plan II, is gebaseerd op het beginsel, dat — daar de defensie-taak der vloot voor het allergrootste deel in Indië ligt — de vloot en dus ook het personeel blijvend in Indië moet worden geconcentreerd.
De Commissie - en dit blijkt reeds uit het bovenstaande - geeft de voorkeur aan plan I, omdat de practijk uitgewezen heeft, dat alleen het aflossingssysteem, het over en weer dienen van het Europeesch beroepspersoneel in Nederland en Indië, de personeelsvoorziening waarborgt.
Daarmede handhaaft de Commissie de ééne en ondeelbare Staatsmarine.
Echter zal de vloot in plan I bij de verdediging van Nederland geen rol meer spelen. De maritieme verdediging van Nederland zal bestaan uit mijnversperringen met onderzoekings-en bewakingsdiensten.
Is dit de eerste en groote bezuiniging, die op de vlootuitgaven wordt aangebracht, daarnaast wordt een tweede versobering voorgesteld in het afvoeren van het oude materiaal, zoowel hier te lande als in Indië.
Een andere groote beperking der uitgaven betreft de vervanging van een deel van het beroepspersoneel door dienstplichtigen.
De Commissie denkt zich hierbij drie categorieën :
Ie. alleen in Nederland dienende zeemilitie met een eersten oef en tijd van 14 maanden ; 2e. zeemilitie voor Nederland en Indië, dienende 2'/2 jaar, waarvan 1 jaar in Indië ;
3e. dienstplichtigen, alleen in Indië dienende, gedurende 14 maanden.
De voor deze drie categorieën der zeemilitie vastgestelde diensttijden zijn te beschouwen als een minimum. De dienstplichtigen dienen, als gezegd, ter vervanging van beroepspersoneel bij de bemanning der vloot.
Evenals bij de Landmacht acht de Commissie het, voor de categorie dienstplichtigen onder 2e. genoemd, billijk, dat aan deze, die aanmerkelijk langer onder de wapenen is dan de beide andere categorieën dienstplichtigen, eenige voordeden worden toegekend. Als een der voordeelen wordt ook hier genoemd de invoering van een z.g.n. capitulantenstelsel.
Met de vervanging van het beroepspersoneel door dienstplichtigen gaat voorts gepaard een lagere salariëering en beperking van de rangen.
Verder zal het huwen minder gemakkelijk worden gemaakt en zal het alleen bij uitzondering zijn toegestaan bij het dienen in Indië de gezinnen mee te nemen.
Als verdere bezuinigingen worden voorgesteld afschaffing van de muziekkorpsen en opheffing van het korps Mariniers.
Intusschen komt de Commissie met al deze bezuinigingen toch nog tot een uitgave voor de vloot van ƒ 31.800.000.— of bijna 8 millioen meer dan het gestelde begrootingscijfer van 24 millioen gulden. Om dit bedrag alsnog op de marinebegrooting te vinden gaat de Commissie er toe over om voorstellen te doen tot vermindering der vlootsterkte.
Hoe dergelijke voorstellen overeen te brengen zijn met den eisch, die door de Regeering is gesteld geworden, dat aan de doelstellingen van de vloot niet mag worden geraakt, is ons een raadsel.
Zooals wij de zaken zien, zal de vloot niet meer haar taak kunnen vervullen en loopt de defensie van Nederland en van Indië gevaar. Dat daartegen ernstige bezwaren zijn, hopen wij de volgende week nader uiteen te zetten.

PRINCIPIEEL VERZET.
Naar de bladen berichten, zal de antirevolutionaire Kamerclub de wijziging van de Winkelsluitingswet, waarbij verruiming van den verkoop op Zondag in de winkels van consumptieartikelen wordt mogelijk gemaakt, met kracht bestrijden en ten slotte haar stem aan het wetsontwerp onthouden.
De Standaard, die van dit bericht melding maakt, voegt aan dit feit nog toe : In dit verband lijkt het velen vreemd, dat de Minister van Economische Zaken in zijn Memorie van Antwoord twee mededeelingen doet, die niet duidelijk zijn.
De eerste is deze, dat het Kabinet in zijn geheel achter deze wijziging staat. Dit behoeft niet te beteekenen, dat alle Ministers hoofd voor hoofd voor de voorgestelde wij­ ziging waren. Meer kunnen wij er niet van zeggen.
De tweede mededeeling is, dat de Minister van Economische Zaken, ook op een desbetreffende vraag, antwoordt, dat overleg met den Minister van Binnenlandsche Zaken is gepleegd.
Dit houdt weer niet in, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken geen bezwaren opperde. Hij kan er zich in dat overleg vierkant tegen hebben verklaard.
Het wil ons voorkomen, dat zulke mededeelingen een ietwat diplomatiek karakter dragen, iets wat wij elders, op zijn plaats, beter kunnen waardeeren dan hier.
Hoe dit echter ook zij, een feit is, dat onze Antirevolutionaire Ministers de indiening van het ontwerp niet konden voorkomen. En dat is voor ons een reden van teleurstelling.
Wij zijn toch van oordeel, dat dit ontwerp op het terrein ligt, dat door het Kabinet zelf verboden terrein werd genoemd.
Hoe dit echter ook zij, het standpunt dat onze Partij inneemt is duidelijk. Het wordt bepaald door het bezwaar, dat in het wetsvoorstel zelf ligt. Wij willen de verkregen Zondagsrust zooveel mogelijk behouden.
Het zal ons benieuwen, hoe groot de afmetingen van het verzet tegen de wijziging van de Winkelsluitingswet in de Tweede Kamer zijn zal.
Het mag verwacht worden, dat naast de Antirevolutionairen ook de Christelijk-Historischen, de Staatkundig Gereformeerden en de eenling der Herv. Geref. Staatspartij hun stem aan het wetsontwerp niet zullen geven.
Doch hoeveel stemmen van Kamerleden verder tegen de verruiming der Winkelsluiting op Zondag zich zullen verklaren, valt op dit oogenblik niet te zeggen.
Het wetsontwerp staat op de agenda der Kamer.
Wij zullen dus spoedig kunnen vernemen of meerderen zich bij het verzet hebben aangesloten.
Misschien is er nog een klein kansje, dat het voorstel der Regeering wordt verworpen.
Mocht dit gebeuren, dan zullen wij er ons van harte over verblijden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Staat en maatschappij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's