Vragenbus.
Vraag. Wat is de beteekenis van profeet en profeteeren?
Antwoord. Profeteeren is niet allereerst toekomstige dingen voorspellen. Dat wordt wel vaak gedacht, maar dat is niet juist. Profeteeren is: door God ingeleid te worden in de kennis van Goddelijke zaken en daarvan dan, door Gods Geest geleerd en geleid, te mogen spreken en getuigen. Twee dingen hebben we dus bij de profeten: 1°. ze werden door God verwaardigd en geroepen en geheiligd om bij Hem, den Heere, op audiëntie te komen, in Zijn heiligdom te worden toegelaten en daar te ontvangen de ontsluiting van Zijn Raad; om daar uit Zijn mond Zijn Woord en Waarheid te vernemen. Dat was het eerste. En het tweede was: het overbrengen, het uitdragen, het prediken van het Woord des Heeren aan het volk, door het eerste (n.l. de mededeeling en de openbaring der waarheid door den Heere) mogelijk gemaakt. Zie o.a. Ex 33:11 waar staat, dat de Heere met Mozes spreekt „gelijk een man met zijn vriend spreekt."
Zoo bewoog zich de profeet, in zijn ambtelijken dienst, altijd om het Woord des Heeren: eerst om het te ontvangen en daarna om het te prediken en uit te dragen. Hierin is Jezus de hoogste Profeet: èn door 't aanzitten in Gods Raad èn door het verkondigen van de Waarheid Gods („Die ons den verborgen raad en wille Gods bekend maakt" zegt de Catechismus). En in en door Christus zijn de geloovigen, als gezalfden met den H. Geest, Die in alle waarheid leidt, óók profeten.
Door 't bloed van Christus staan ze niet meer van verre, maar zijn ze nabij gekomen, 't Is het ingaan in Gods gemeenschap; 't is het ontsluiten van Gods Waarheid voor hen, die Zijne kinderen zijn. In dien omgang met God ligt de bekendmaking met de heilgeheimen des Heeren. Wat dan niet bestaat in nieuwe openbaringen buiten en boven het Woord, maar in de ontsluiting van Gods Woord en Gods Waarheid; en door die zalving des Geestes en de ontsluiting der Waarheid (1 Joh. 2: 20 en 27) mogen en moeten ze dat Woord Gods dan ook uitdragen. Wie als profeet Gods Woord ontving, had het ook uit te dragen. Wee, indien men dat niet deed. (Jona). Zoo ook Gods kinderen nu. In 't bizonder ligt het profetisch ambt in het leeraarsambt: ontvangen van het Woord Gods; en dan brengen het Woord Gods. Daartoe heeft Jezus Zelf ze gegeven. Maar verder wil de Heere de ontsluiting van Zijn Waarheid aan Zijn kinderen geven, aan Zijn dienstknechten en dienstmaagden; en daaruit moet voortkomen het uitdragen, het verkondigen van Zijn deugden, van Zijn woorden, van Zijn wondere werken, hier en elders!
Mozes heeft zuchtend gebeden: „Och, of al het volk profeten waren". Welnu, onder de N. Testamentische Bedeeling wil de Heere al Zijn kinderen inleiden in de Waarheid (1 Joh. 2: 20 en 27) en nu zijn al Gods kinderen geroepen Zijn eer, Zijn lof te vermelden en Zijn Woord te prediken overal; de groote werken Gods, in Christus, alom bekend te maken. Eerst ontvangen, dan uitdragen wat men ontving. Gelooven en daarom spreken; weten en daarom getuigen; alles naar Gods Woord en door Gods Geest; dat is profetenwerk.
OPMERKER.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's