Uit de pers
Bijbel-misbruik
In het blad Opbouw (nummer van 12 september) signaleert ds. C .P. Plooy enkele voorbeelden van bijbelmisbruik in de moderne theologie. Het gaat dan maar niet om allerlei teksten die betrekking hebben op bepaalde ethische vragen (en ieder weet, hoe gemakkelijk ook op dit punt ons Schriftberoep fout kan gaan), maar om het centrale van het christelijk geloof, nl. de Persoon van Jezus Christus. Plooy wijst erop hoe in veel huidige theologie de mensheid van Christus overbelicht wordt. Jezus is dan de model-mens. Plooy citeert dan uit een niet nader genoemd r.-k. werk:
En nu een 'tekst' daarbij: ik citeer letterlijk: 'Vandaaruit kan het duidelijk worden — Maria Magdalena wist het reeds — dat de tuinman gewoon Jezus is.'
Maria Magdalena was de moderne theologen dus al ver vooruit — zij wist het al!
Jammer, dat Johannes in zijn evangelie ronduit zegt: ze vergiste zich, ze méénde, dat het de tuinman was, maar het was de verrezen Heer! De tuinman was Jezus niet. Het was helemaal de tuinman niet. Het was Jezus !
Wat een verdraaien van de feiten ! Natuurlijk met bepaalde bedoeling. Tendentieus lezen van de Bijbel. Men wil ermee zeggen: in de gewone man, een tuinman maar, of een herder, of een arme, in ieder geval nooit in een rijke, aanzienlijke, hooggeplaatste, kom je Jezus tegen.
Natuurlijk denken we dan ook meteen aan een woord van Jezus zelf: voorzover ge dit aan de minste mijner broederen gedaan hebt, hebt ge dat aan Mij gedaan, — te drinken gegeven, te eten gegeven, gekleed, geherbergd, bezocht toen hij ziek was of gevangen zat.
Hoewel Jezus in dat verband schijnbaar identificeert: ge hebt Mij bezocht en te drinken gegeven, enz. vereenzelvigt Hij zichzelf toch niet met de zieke, arme, gevangene... Hij maakt duidelijk onderscheid tussen Zichzelf en de minste Zijner broederen. 'Voorzover ge dit aan hem gedaan hebt... hebt ge dat aan Mij gedaan'. Dat is toch wel wat anders dan: de tuinman is Jezus.
De r.-k. schrijver zegt op een gegeven ogenblik 'uit kracht van de gemeenschap, waarin ik groot geworden ben, is Jezus voor mij het oriëntatiepunt geworden. Maar een houvast geeft hij (kleine letter h) niet. Integendeel, hij wijst mij juist van zichzelf weg en verwijst mij naar mijn eigen vrijheid, als hij zegt: noem mij geen heer en meester; de mens is er niet voor de sabbat, maar de sabbat is er voor de mens, en hij verwijst mijn vrijheid naar het eigenlijke referentiepunt: de geringste mijner broederen.
Zo'n leven zal zich waar moeten maken, het kan zich niet terugtrekken op de verrijzenis van Jezus, het heeft geen andere garantie dan dit leven zelf, in dienstbaarheid aan de anderen. Geloven in de verrijzenis van Jezus is anders niet dan geloven in een leven, zoals hij dat geleefd heeft en het mij heeft overgeleverd.'
Maar wanneer heeft Jezus gezegd: oem mij geen heer en meester ? Vermoedelijk zweefde de schrijver voor de geest wat Jezus gezegd heeft bij de voetwassing. Joh. 13 : 13, maar wat zei Hij toen ? 'Gij noemt Mij Meester en Heer en gij zegt dat .terecht, want Ik ben het'. Hier wordt dus al weer een bijbelwoord precies omgedraaid. Terwijl Jezus zegt, dat Zijn discipelen Hem terecht hun Heer en Meester noemen, maakt men ervan, dat we Jezus niet meer eer en meester moeten noemen. Dat woord over de sabat heeft Jezus inderdaad gezegd, maar het is wel typerend, dat weggelaten wordt wat Hij óók van de sabbat gezegd heeft: de Zoon des mensen is Heer van de sabbat (Matth. 12 : 8). De bedoeling is weer duidelijk van deze moderne theoloog: de sabbat is voor de mens en Jezus is hoogstens zo'n mens, voor wie de sabbat is, maar hij is niet 'héér van de sabbat'.
Er zijn geen 'heren' meer, er zijn alleen maar 'mensen', met hun 'vrijheid', waarbij ze alleen maar 'de ander' moeten dienen, maar niet de Heer van de sabbat behoeven te dienen. De tuinman is immers Jezus, — Jezus is niet de Heer en Meester. Wat zal men dan van zijn verrijzenis anders meenemen, dan het leven, zoals hij het geleefd heeft en wij het moeten naleven ? Houvast geeft hij niet, hij wijst mij van zichzelf weg, hij verwijst mij naar mijn eigen vrijheid en laat me daarmee in de kou. Wat een arm 'geloof'!
Inderdaad wordt de mens hier op zichzelf teruggeworpen. Dat heeft ook gevolgen voor het handelen. Geen wet meer waaraan we te gehoorzamen hebben; de vrije mens moet zich waar maken in een leven van liefde. Nu is de liefde tot God en de naaste ontzaglijk belangrijk, maar deze liefde is de vervulling der wet. Daarom mag men het gebod en de liefde niet door elkaar halen.
Ds. Plooy wijst ook op de Godsleer die achter deze moderne beschouwingen over Jezus zit.
Achter dit motief van de moderne theologie staat haar visie op en interpretatie van de 'menswording van God'. Ik citeer weer letterlijk:
'God is mens geworden in Jezus. Maar... dit is Jezus slechts ten dele gelukt. Want een mens alléén kan zoiets niet volbrengen. Zo'n historisch gebeuren laat zich niet door een enkeling ineens realiseren. God moet daarom nog steeds méér mens worden. Zolang Hij nog niet geheel en al mens geworden is, is Hij nog niet dood en hoort Hij tot de werkelijke problemen, waarmee we ons bezig moeten houden. Of God werkelijk mens wordt, hangt daarom ook van het geloof of ongeloof van leerlingen af toen, en nu van óns welslagen of mislukken. We moeten alles in het werk stellen om de concrete omstandigheden, die God nog in leven houden, te veranderen. Dergelijke omstandigheden zijn o.m. armoede, onderdrukking, onrecht, geweld, enz. waardoor de onderliggende mens nog iets van God verwacht, en zo door zijn verwachting eti gebed God nog in stand houdt'. Ziedaar, de moderne visie van de menswording van God.
Zodra deze menswording voltooid is, is God ter ziele. En blijft alleen de mens over. Geen wonder dat er tegenwoordig boeken kunnen verschijnen onder de titel: 'Theologie is anthropologie'. Geen wonder dat onder aankomende studenten de animo voor sociologie en annexe studies veel groter is dan voor theologie. En welke mens komt zo langzamerhand in het middelpunt ? Zou het niet zijn de mens der wetteloosheid, die Paulus ziet opduiken en domineren in het tijdbeeld van het laatst der dagen ? (2 Thess. 2). Spits uw oren en onderscheid de geesten !
Onderscheiding der geesten is broodnodig. En daarom is een eerbiedig en nauwgezet omgaan met de Bijbel nodig. Geen eigenmachtige uitleg, maar een uitleg die gebaseerd is op aandachtig luisteren. Karl Barth moet eens gezegd hebben: Exegese, en nog eens exegese is nodig. Barth bedoelde dit pleidooi voor de bijbeluitleg tegen een machtige theologie die heerst over het Woord. Me dunkt, we hebben die waarschuwing ook vandaag dubbel hard nodig.
Bijbelse catechese
De overgang naar het volgende stuk is niet zo groot. Het gaat over de bijbelse catechese, preciezer gezegd over de plaats die vraag en antwoord in het godsdienstig onderricht in Israël gehad hebben. We kennen die vraag-en antwoordvorm uit vele leerboekjes, vooral de Heidelbergse Catechismus moet hier met ere genoemd worden. En naast de geformuleerde vragen en antwoorden kennen we de gespreksmethode, waarbij vragenderwijs dingen aan de orde gesteld worden, waar de groep een antwoord op zoekt. Dr. B. Maarsingh, docent voor de oudtestamentische vakken aan de RU Utrecht, schrijft hier op boeiende wijze over in het Hervormd Weekblad van 11 september. Hij zegt in dit artikel:
Aan de hand van enkele voorbeelden uit het Oude Testament willen we eens nagaan welke plaats vraag en antwoord hebben gehad in het godsdienstig onderricht binnen het volk Israël. We beginnen met Ex. 12 : 26, waar sprake is van de viering van het Paasfeest. Een gebruik waarvan men veronder ' stelt dat het reeds vóór de uittocht uit Egypte bekend was bij bepaalde herdersstammen. In Israël echter neemt het zo'n grote plaats in en is het ook zo opvallend, dat het geen wonder is, wanneer een kind er vragen over stelt. Zeg eens, waarom vieren we dit feest eigenlijk ? Wat is de betekenis ervan ? Vervolgens Ex. 13 : 14. Dit vers heeft betrekking op de overgave van de mannelijke eerstgeborenen van het vee aan de Heer. Iets dergelijks zou men ook elders kunnen verwachten, maar in Israël is het een bindend voorschrift dat vooral doelt op de offerbare dieren, terwijl het streng verboden is kinderen, eerstgeboren zoons, te offeren, hetgeen bij andere volken wel gebeurde. Weer komt er van de kant van kinderen de vraag: waarom is dit nu verplicht ?
Voorts Jozua 4 : 6 en 21. Bij de plaats Gilgal, in de buurt van de Jordaan, bevond zich een twaalftal stenen op een opvallende wijze gestapeld. Deze steenhoop zal ongetwijfeld de aandacht van kinderen trekken en ze zullen hun verwondering in een vraag tot uitdrukkig brengen net zo gbed als degene die met zijn kinderen de Drentse hunebedden bezoekt erop moet rekenen dat erover doorgevraagd zal worden: Wat betekenen deze stenen ? '
Tenslotte Deut. 6 : 20, waar kinderen ingelicht willen worden over de geheel eigensoortige voorschriften die God aan Zijn volk heeft gegeven. Door de vele vondsten uit het oude Nabije Oosten zijn er heel wat zogenaamde wetboeken aan het licht gekomen die in sommige opzichten een treffende gelijkenis met de geboden in het Oude Testament vertonen, maar toch blijken de verschillen bij nader toezien groot en van principiële aard te zijn. Vandaar ook de vraag aan ouders of leermeesters voorgelegd: Wat betekenen al deze wetten toch die de Here juist ons heeft opgelegd ? '
Blijkbaar is één van de wijzen waarop men binnen het Volk van God de godsdienstige vorming tot stand bracht, die van vraag en antwoord. Het kind ziet iets wat zijn verwondering opwekt, het maakt gebruiken mee waarvan het de zin niet vat, het hoort de geboden en kan deze in hun bedoeling niet begrijpen. En dan komen — gelukkig ! — de vragen los. Tegen deze achtergrond is het volkomen verantwoord op de catechisatie de methode van vraag en antwoord toe te passen. Laat de leerlingen maar loskomen. Ze worden door middel van de krant, de radio en de televisie met de neus op heel wat dingen gedrukt waar ze geen weg mee weten. Een lesuur waar niemand iets vraagt is naar mijn gevoel vermoeiend. Je weet niet wat er in de leerlingen leeft en dan moet je altijd afwachten of onze eigen woorden wel begrepen en opgenomen worden. Bij het onderricht is het uiterst belangrijk de leerlingen te kennen en te weten hoe ze denken en voelen. Ze zijn nu eenmaal aan onze zorg toevertrouwd.
Hoewel de aangehaalde teksten allemaal een geheel verschillende achtergrond hebben is het opvallend hoeveel overeenkomsten er zijn tussen de antwoorden. In Ex. 12 : 27 wijst het antwoord naar de ontzagwekkende daad van Godsverlossing waarbij Hij Zijn volk spaarde doch Egypte onder het oordeel door deed gaan. In dezelfde richting gaat het antwoord in Ex. 13 : 14, 15.
Ook daar is een nauw verband te zien tussen Gods oordelend en verlossend handelen enerzijds en de overgave van de eerstgeborenen van het vee anderzijds. In beide gevallen gaat het over mannelijke eerstgeborenen. In Jozua 4 staat eerst het bevel twaalf stenen uit de rivierbedding mee te nemen en vervolgens de uitvoering van het gebod. De, betekenis gaat blijkens het antwoord ver uit boven de eenvoudige daad van het opeenstapelen. Het is een altijd durende herinnering aan Gods machtige redding. Dwars door de rivier heen, over een drooggevallen pad leidde Hij Zijn volk het beloofde land binnen. De steenhoop is een vinger die naar boven wijst.
Merkwaardigerwijs is het antwoord in Deut. 6 nagenoeg gelijk aan die op de zojuist besproken vragen. Weer een verwijzing naar de daden van God. De geboden gingen niet voorop. Gods verlossing ging voorop. Dat moet het kind goed weten. En juist op grond van wat Hij deed door Israël uit Egypte te leiden en het beloofde land binnen te brengen heeft Hij Zijn wetten en voorschriften gegeven. Wil men werkelijk een zinvol en gezegend leven leiden dan is in Gods bevelen een richtsnoer voor het rechte handelen gegeven.
De antwoorden in het Oude Testament geven ons de lijn aan die het catechetisch onderricht het beste kan volgen. Ze bewaren ons voor twee ontsporingen. De ene is éen eindeloos en op de duur vervelend doorzagen over talloze vragen waar we nooit uit zullen komen. De andere is letterlijk overal een pasklaar antwoord op te kunnen en te moeten geven, zoals indertijd in radio-uitzendingen waarbij de beantwoorder overal iets beslissends meende te moeten zeggen. Neen, onze taak op de catechisatie is het te laten zien hoe het centrum van de bijbelse boodschap ligt in de verlossing. Daarover spreekt degene die op de vragen van de jeugd ingaat.
Overal in het Oude Testament stuiten we erop. Of het nu gaat over de gebeurtenissen van het verleden dan wel of men spreekt over de toekomst, voorop staat hetgeen God gedaan heeft en doen zal. In de besproken teksten is het de uittocht en de intocht, in Jesaja 40—55 komen we telkens uitdrukkingen tegen die herinneren aan deze twee grote gebeurtenissen en daar spreekt de profeet over de toekomst. Het onderricht handelt over God.
Nuchter, dankbaar, helder, blijmoedig. Wat kunnen we onze jeugd beter meegeven dan een duidelijke weergave van hetgeen Oude en Nieuwe Testament ons leren over Gods verlossing ? Daarvoor gaat men immers naar de catechisatie.
En nauw hiermee verbonden zijn de leefregels die God ons in de geboden gesteld heeft. Jaren geleden reed ik eens met iemand mee in de auto naar een vergadering. Op de terugweg kwamen we in dichte mist terecht waardoor we slechts een paar meter voor ons uit konden zien. Midden over de weg echter was een witte streep. Daar en daaraan alleen hield de bestuurder zich en we kwamen veilig thuis. Onze jeugd zit in de mist. Maar God heeft ons de witte streep gegeven. Die mogen we op de catechisatie laten zien.
Oktober nadert weer. En dat betekent dat de catechisaties weer begonnen zijn of gaan beginnen. Een uiterst belangrijk stukje kerkewerk. Want dit heilig onderricht van de kerk, zoals het wel genoemd wordt, bedoelt immers de jongeren der gemeente in te leiden in de schatten van Gods beloften en geboden. Ook hier gaat het om het rechte bijbelgebruik. En het is goed om met de belijdenis van de kerk de jongeren in te leiden in de rijkdom van de Schrift. Maarsingh waarschuwt terecht voor de ontsporingen, nl. overal een pasklaar antwoord op weten of eindeloos doorzagen over kwesties waar je niet uitkomt.
Bijbelse catechese begint bij de daden van God, bezint zich op het antwoord van geloof en liefde. En zo krijgen we ook de actuele problemen in het vizier. Want Gods Woord is bij de tijd, ook anno 1975.
De werkwijze van de hervormde synode
Tenslotte te uwer overweging een kort stukje uit Hervormd Utrecht (van 12 september) van de hand van ds. M. Groenenberg die in 'Zin en onzin uit de kerk' op een wat speelse manier, zoals we dat van hem gewend zijn, inhaakt op het door mevr. Cl. Dales gepubliceerde rapport over de methodiek en werkwijze van de synodevergaderingen. U hebt o.a. ook in Trouw over dit rapport kunnen lezen. Mevr. Dales oefent nogal kritiek op de gangbare vergadertechniek, en geeft verschillende voorstellen tot verbetering. Onder meer uit ze de wens dat er een voorberaad zal zijn van de synodeleden, ingedeeld naar modaliteiten, een soort kerkelijk fractieberaad dus. Groenenberg schrijft hierover het volgende:
Ik heb om zo te zeggen een 'wetenschappelijk bezwaar' tegen het rapport. Het deelt de synodeleden in naar modaliteit. Dat doet het rapport niet op eigen houtje, maar op grond van een vragenlijst die aan de synodeleden werd voorgelegd. Een aantal van mensen wenste geen enkel etiket te dragen. Mijn bezwaar is dat het rapport daarna de gereformeerdebonders en confessionelen onder één noemer brengt, namelijk 'rechterzijde'. Ik heb al het land aan die uitdrukkingen rechts en links en nog meer aan de verfijningen: rechts van het midden en links van het midden. Maar daar schijn je niet van af te kunnen. Men kan m.i. deze twee stromingen niet onder één hoedje vangen zonder ze onrecht te doen. En ook kerkelijk een onjuiste tekening te geven. Het ligt veel bewegelijker dan dat je deze vereenvoudiging mag aanbrengen. Ze zullen wel eens eender stemmen maar even vaak anders. En ook vrijzinnigen en gereformeerdebonders stemmen wel eens samen !
Maar waar ik een groot bezwaar tegen zou hebben is tegen de suggestie van het rapport om te bevorderen dat er een voorberaad zal zijn van deze modahteitsgroepen. Alsjeblieft niet! Dan ontstaan er blokken en die verharden zich. Men spreekt vantevoren af hoe te stemmen en iemand die anders stemt wordt als afvallig gezien. Men hoeft dan niet meer te vergaderen en de Heilige Geest weet ook geen raad meer met zo'n vergadering. Is er dan nu niet de mogelijkheid dat mensen elkaar opbellen voor een vergadering ? Natuurlijk, dat zal ook wel eens gebeuren, maar dat moet men niet in de hand gaan werken. Het valt me toch al op dat de predikanten van de G.B. de neiging hebben om bij de maaltijd aan één tafel te gaan zitten en samen te gaan wandelen. Dat gebeurt niet vanuit enige kliekjesgeest, maar als je elkaar kent uit de studententijd, misschien wel vrienden bent en je raakt samen in de synode, dan is het leuk om eens even bij elkaar te gaan zitten en bij te praten. Maar toch is het jammer. Als het niet noodzakelijk was om aan één tafel te zitten als moderamen ging ik - steeds ergens anders zitten en liefst bij mensen die ik niet kende. Dat bevordert dan iets meer het onderlinge contact. Ik hoop dat we bewaard worden voor enige fractievorming in de synode. Eén stap in die richting en er staat wel iemand op die nog weer een stap verder wil en vraagt dat men ook als fractie bij elkaar wil zitten. En dan zijn we een heel eind uit de koers en krijgen we een parlement en houdt de synode op te bestaan.
Over de werkwijze en vooral ook de samenstelling van de synode is al meer gezegd en geschreven. Het is te hopen dat het rapport van mevr. Dales de kritische aandacht krijgt die het verdient. Of er veel aan te veranderen valt, zal de tijd leren. Het zou bovendien de moeite waard zijn de 'hervormde' werkwijze eens te vergelijken met de opzet van de vergadering van de geref. synode, die na een officiële opening op een bepaalde plaats enkele dagen bijeenkomt, en dan maanden uiteengaat en dan weer een week wordt voortgezet enz.
En wat de modaliteiten betreft, ds. Groenenberg kan een hekel hebben aan al die namen, de realiteit van de modaliteiten of richtingen laat zich niet wegdringen. Waarmee niet gezegd is dat we de kant van het rapport op moeten. Dat ben ik met Groenenberg hartelijk eens: een synode is geen parlement.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's