De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Schuldbesef 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schuldbesef 2

Pastorale overwegingen

8 minuten leestijd

Erf schuld en erf smet

We hebben de vorige keer gezien hoe we de zonde naar bijbels licht als schuld voor God hebben te zien. De wortel van de zonde ligt in mijn moedwillige en vrijwillige afval van God mijn Schepper. Die wortel kunnen we ook onge-hoor-zaamheid noemen. Daar zit de gedachte in van het niet-horen-naar God. Daar is het immers mee begonnen in het Paradijs. En naar zijn wezen is de zonde dat nog. Ongehoorzaamheid. 'Nee-zeggen' tegen het 'ja' van God. Maar de Schrift leert ons ook dat de ongehoorzaamheid van Adam verstrekkende gevolgen heeft gehad voor het hele menselijke geslacht. Paulus zegt: Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood en de dood is tot alle mensen doorgegaan, omdat we in Adam allen gezondigd hebben. Adam heeft het ganse menselijke geslacht meegesleurd in de val. Hij stond als representant van het hele menselijke geslacht. Hij was het hoofd van het verbond en als zodanig viel hij af van God en in hem al zijn nakomelingen. Zijn ongehoorzaamheid wordt ons allen toegerekend. Dat is de erfenis die ons allen is nagelaten. Erfschuld noemen we dat. Daarnaast spreekt de kerk ook over de erf smet. Ze bedoelt ermee dat wij allen de zondige aard erven van onze aardse vader. De zonde gaat als een besmettelijke ziekte over van ouder op kind. Dat deed Job zeggen: 'Wie zal een reine geven uit een onreine? ' En het bracht David tot de belijdenis: 'Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen'. Misschien zegt u die dit leest: ik weet dit alles krachtens opvoeding. Maar wist ik het maar echt. U bedoelt: doorleefde ik het maar naar waarheid in mijn binnenste. Daarom vragen we nu: hoe kom ik daar achter? Hoe wordt dit voor mij doorleefde werkelijkheid?

Kennis van de ellende

Iemand heeft eens gezegd: onze grootste ellende is dat we onze ellende niet eens kennen. En dat is waar. En daarom vragen we ons af: hoe leer ik mijn ellende kennen? Als we de Heidelberger volgen, dan weten we welk antwoord daar gegeven wordt. 'Waaruit kent gij uw ellende? ' En het antwoord is: Uit de Wet van God. Onze ellende leren we dus niet kennen uit de natuur die ons omringt. Ook ons verstand doet ons niet onze ellende kennen.

Zelfs door ons geweten komen we niet tot het ware schuldbesef. Nee, de Schrift leert duidelijk dat de Wet de kenbron van de ellende is. God heeft Zijn heilige Wet afgedrukt in ons hart, toen we als volmaakte schepselen uit Zijn handen voortkwamen. En die Wet was de wet der liefde. Liefde tot God en liefde tot de naaste. Die Wet hebben we niet gehoorzaamd, maar toch blijft God ons aanspreken op die Wet. Zo krijgt de Wet dan ook de betekenis van een spiegel die de Heere ons voor-houdt. En in die spiegel zien we hoe ons leven moest zijn, maar ook hoe ons leven door de zonde geworden is. Zo houdt God ons Zijn Wet voor, opdat we zouden gaan ontdekken hoe ons ganse bestaan verdoemelijk is voor Hem. Door dit zo te stellen, bestrijd ik de mening dat wij onze zonde op Golgotha zouden leren kennen. U kent misschien de gedachtegang die zegt dat we onze ellende allereerst door het Evangelie zouden leren kennen. Men zegt dan: Pas als je ziet wat Christus voor je geleden heeft, dan ga je zien wie je bent en wie je geworden bent. Nu wil ik dat niet helemaal ontkennen. Ik geloof zelf ook dat een mens de ware diepte van zijn val en van zijn verlorenheid pas ten volle leert verstaan als hij op de achtergrond het vloekhout van het kruis van Christus ziet. Hoe dieper ik het Borgwerk van Christus leer verstaan, des te verdoemelijker leer ik mezelf verstaan. Maar toch zegt Paulus duidelijk: 'De Wet is ons een tuchtmeester tot Christus, opdat wij door het geloof gerechtvaardigd zouden worden'. Die Wet wil ons naar Christus toeslaan. Wij zijn van onszelf wettische mensen. Altijd weer proberen we onze gerechtigheid voor God op te richten in de werken der Wet. Dit willen we doen en dat willen we laten. Maar de Heilige Geest worstelt met ons om ons met al ons werken te laten omkomen. Zodat we gaan begrijpen wat Paulus zegt: Ik ben door de Wet der Wet gestorven. Opdat we het gaan verstaan: uit de werken der Wet wordt geen vlees gerechtvaardigd voor God. Want het vlees onderwerpt zich der Wet Gods niet, het kan dat ook niet. En nu heeft God Zijn Wet ons gegeven opdat we onze zonde en schuld in hun ware gedaante zouden leren kennen. 'De Wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te groter worde'. 'En waar de zonde meerder is geworden, daar is de genade nog veel meer overvloedig geweest'. God heeft Zijn Wet gegeven om ons alle grond onder de voeten weg te slaan. Opdat we geen benen overhouden om op te staan. Opdat we geen handen overhouden om iets van waarde voor God vast te houden. Opdat we worden uitgedreven tot Christus die de Wet volmaakt heeft gehouden. Want dat moeten we niet uit het oog verliezen: de Wet ligt in de doorboorde handen van de Middelaar. De eis van de Wet Gods wordt ons verklaard door Christus. En niet door Mozes. De Wet ligt verankerd in het verbond der genade. Ze begint met de woorden: Ik ben de Heere uw God die u uit Egypteland, uit het diensthuis heeft uitgeleid.

Men treft onder ons nogal eens de onjuiste voorstelling aan dat een mens eerst een poosje op de school van Mozes moet komen, voordat hij met Christus van doen krijgt. En dan krijg je, ook in het pastoraat, vaak de tegenwerping te horen: een mens zal toch maar eerst dit en dat en dan moet hij nog in dat stuk geleid worden. Als we de Schrift lezen, vinden we dat nergens. De Heere Jezus heeft zondaren geroepen. Geroepen met de bedoeling om bij Hem in de leer te komen. En Hij is het die ons door Zijn Heilige Geest ons onze zonde leert kennen. Hij over­tuigt ons door Zijn Heilige Geest van de boosheid van ons bestaan. Want als ik die eisende en bedreigende Wet niet zag liggen in de handen van de Middelaar, dan zou ik van wanhoop naar de strop grijpen. Iemand maakte me attent op een opmerking van Alexander Comrie in deze. Hij schrijft ergens: 'Laten de leraars en ook de hoorders weten wat ze bedoelen in hun behandeling van zielen. Want het is niet het voornaamste doel om verschrikkingen in het geweten te veroorzaken, de aarde in een hel te veranderen en dan de mensen te laten liggen. Nee, als we slaan dan moet het zijn met de bedoeling om te genezen. Wij zijn dienaren van Christus en wij moeten overvloedig de troostleer prediken. Ik heb in de loop van mijn leven en van mijn bediening dit ondervonden, dat het prediken van de vrije genade, van de heerlijkheid van de Middelaar, van het aanbod van de zaligheid en van de gewilligheid van Christus om zalig te maken, het meeste teweeg brengt om de harten onder liefelijke aandoening te brengen. En dat integendeel, uit al dat donderen van de Wet totaal niets anders voortkomt dan Kaïns berouw en Judas' bekering. Het is de Zon der gerechtigheid die alles ontdooit, maar Mozes is net als de Oostenwind die alles doet bevriezen'. 'Hoe meer de vloek van de Wet op de troon gezet wordt, hoe meer Christus uit de ziel wordt weggebannen'.

Een treffend citaat in dit verband. Nooit mogen we vergeten dat de Wet als een zwaard gehanteerd wordt door de Middelaar Jezus Christus. En deze Christus doodt, maar maakt ook levend. Het is niet juist als gesteld wordt dat we eerst grondige kennis van onze ellende verkrijgen en dan pas op de school van Christus terecht komen. Maar door het Woord van genade worden we gelokt tot de Heere te komen. En dan worden we door het Woord en door de Heilige Geest vernieuwd. Het is de God der genade die ons behoud op het oog heeft. Die ons dode hart door Woord en Geest wil wederbaren en vernieuwen en die ons zo op de school van Christus brengt. En daar op die school gaat Christus ons onderwijs geven in de kennis van onze ellende. En dan stapt dat onderwijs er maar niet luchtig overheen. Maar de kennis die daar wordt opgedaan, is grondig. En hoe langer nu bij deze Christus op school, des te grondiger wordt ons onze ellende geleerd. En van die school komen we ook nooit meer af. Het ware schuldbesef wordt daardoor gekenmerkt dat het steeds dieper ingrijpt. En in deze weg wordt het waar dat de voortgaande kennis van het Evangelie van Jezus Christus, mij ook een voortgaande verdieping doet kennen van mijn schuldbesef. Immers dat is een kenmerk van het ware schuldbesef, dat het mij brengt aan de voeten van Christus. Hoe verder op de weg des heils, hoe groter zondaar voor God. Of, zoals de ouden wel eens zeiden: almaar minder zonde doen, almaar groter zondaar wor­den.

(wordt vervolgd)

Middelharnis

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Schuldbesef 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's