Boekbespreking
Dr. E. Flesseman-van Leer. Uitdaging en bemoediging. Wat de Wereldraad met de Theologie doet. Serie Oekumene, 6e jaargang, nr. 5. Bosch en Keuning, Baarn, 197S, 104 blz. prijs ƒ
De schrijfster doet in dit boekje verslag van de conferentie welke in de zomer van 1974 door een afdeling van de Wereldraad van Kerken in Accra, Ghana werd gehouden. Het is de afdeling 'Geloof en Kerkstructuur'. De conferentie kreeg te maken met rapporten over het ambt, doop en Avondmaal, en de eenheid van de kerken. De schrijfster heeft bij het samenstellen van verschillende rapporten een werkzaam aandeel gehad. We hebben in haar dus met een deskundige op dit terrein te doen. Het moet wel interessant zijn om haar over de behandeling van de rapporten op de conferentie en de resultaten waartoe men kwam, te horen.
Merkwaardig is dat het boekje begint 'in mineur'. Zij meent dat velen voor deze vragen niet meer warm lopen. Ze heeft zelf ook tegen onderdelen van rapporten of tegen één rapport als geheel verschillende bezwaren. Toch tracht ze over het geheel een enthousiast verhaal te schrijven.
Mij troffen twee zaken: conclusie in vrijwel alle vier de rapporten was dat de verschillen tot nuanceringen in standpunten te herleiden zijn. Ze vormen geen bezwaar om samen (verder) op weg te gaan. Dat is nogal wat. Staat deze afdeling van de Wereldraad daarmee voor het einde van haar taak? In de tweede plaats trof mij, dat meer dan eens gezegd wordt: deze afdeling moet nauw samenwerken met de meer 'practisch-maatschappij' betrokken afdelingen van de Wereldraad (blz. 29, 46). Is er verband tussen deze beide opmerkingen? Komt ook wat betreft 'Geloof en kerkstructuur' het zwaartepunt te liggen op maatschappijkritische interessen? Mevr. Flesseman schrijft over het conflictmodel, dat binnen de Wereldraad aanvaard wordt. Het gaat terug op Gods bevrijdend handelen. Het is dan wel van essentiële betekenis welk conflict men op het oog heeft. God heeft vijandschap gezet tussen vrouwenzaad en slangenzaad, blijkens Genesis 3 : 15. We krijgen niet de indruk dat het in deze stukken om dat conflict gaat. Het is een horizontaal conflict.
Ondanks de poging tot het tegendeel heeft dit boekje een matte toon. Betekent Accra op weg naar Nairobi een afscheid van een bepaald soort problemen en de overgang naar andere vragen? Op die andere lijn zou ook beter duidelijk te maken zijn wat de Wereldraad met de theologie doet.
Dr. S. J. Ridderbos: Ethiek van het liefdegebod. Tragiek en Compromis. 192 blz.; Kok, Kampen 1975.
In dit boek behandelt dr. Ridderbos het bijbels liefdegebod van vele kanten. Wat is het wezen van de liefde ? Wie of wat is het voorwerp van de liefde ? Zijn er grenzen aan het liefdegebod ? Is het geoorloofd te spreken van tragiek ? Hoe moeten we aan met het compromis ?
Grondstelling is dat we over liefde niet alleen moeten spreken vanuit wat de Bijbel zegt, maar ook vanuit de voorhanden werkelijkheid. Dit laatste nu wordt gemotiveerd met een verwijzing naar de al gemene openbaring. Daarbij heeft men wel de bril van de bijzondere openbaring nodig, zegt Ridderbos. Het wordt mij niet duidelijk welke beslissende invloed de bijzondere openbaring op de gegevens van de algemene openbaring heeft in Ridderbos' boek. Liefde heeft bepaalde motieven. Liefde wordt gewekt doordat degene die geliefd wordt een bepaalde waarde voor de ander heeft. Nood, ellende en hulpbehoevendheid doen op de liefde een appèl. Ze veranderen het karakter van — gemotiveerde — liefde niet, maar intensiveren de liefde. Liefde wil de ander tot zijn recht doen komen. Dat recht van de ander staat in het middelpunt van het betoog. De auteur zegt zelfs dat de liefde tot God ook God 'tot Zijn recht' wil laten komen, De relatief zelfstandige betekenis van de mens is met deze gedachte verbonden. De mens vertegenwoordigt een eigen waarde. Het wil mij voorkomen dat de auteur hier blijk geeft niet eerst naar de bijbelse liefdeboodschap geluisterd te hebben. Hij gaat uit van twee bronnen. Dat bepaalt zijn hele betoog. Hij ziet in de agapè de erós als wezenlijk bestanddeel. Zelfhandhaving is een deel van de Uefde. In deze gedachtengang past dat ook dieren, dingen, waarden en instituten 'geliefd' moeten worden. De persoonsgerichtheid van de bijbelse agapè komt hier niet tot haar recht.
Het bijbelse liefdegebod wordt m.i. gegeven omdat God de mens liefheeft en omdat de mens schepsel van God is. Dat is het enig motief voor het bijbelse liefdegebod. De ander vertegenwoordigt geen waarde in zichzelf, buiten de relatie tot God om. Ik vind het werken met twee bronnen in dit boek een verkeerde inzet. Merkwaardigerwijs komt de auteur met zijn beschouwing over agapè en erós dicht in de buurt van H. Berkhof, wiens naam noch werken vermeld worden. De schrijver stelt dat een botsing van plichten toe te schrijven is aan het feit dat het ene üefdegebod met zichzelf strijdt in onze werkelijkheid. Naar mijn gedachten moet men verwijzen naar de gebroken situatie, die wij met onze zonden veroorzaakt hebben. De tweespalt ligt niet aan het gebod, dus niet aan Gods kant, maar aan onze kant. Opvallend is dat de schrijver het opneemt voor de legitimiteit van de tragiek. Dat is voor de gedachte van bovenpersoonlijke schuld. Ik zie daarvoor in het bijbelse denken geen plaats. Dat miskenning van de categorie van het tragische de eschatologie zou doen verdwijnen, is voor mij geen steekhoudend argument. De eschatologische spanning wordt in het N.T. bewaard door het alreeds van de verlossing en het nog-niet van de volkomenheid daarvan. De verdediging van de tragiek hangt samen met het feit dat de tweespalt zijn oorzaak mede vindt in het feit dat het gebod met zichzelf in strijd is.
Er staan in dit boek waardevolle overwegingen. Er is heel wat literatuur in verwerkt. Wie diepgaande studie van het liefdegebod wil maken, kan aan dit boek niet voorbijgaan. Toch heeft het als geheel ons niet bevredigd. De ontknoping in de verdediging van de tragiek neemt de kracht van het betoog weg. Die kracht leek ons al gebroken te zijn door de inzet bij de twee bronnen. Het viel ons op dat de auteur met schrijvers uit zijn eigen kring als Brillenburg Wurth, Rothuizen, Kuitert, en ook met Douma, om enkelen te noemen, niet in discussie treedt. Hun namen worden niet eens genoemd. Men kan kwalijk aannemen dat hun werk hem onbekend is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's