De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Het gelijk of ongelijk van Den Uyl

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gelijk of ongelijk van Den Uyl

10 minuten leestijd

In 1981 verscheen een boek van Aat de Kwant en Evert Matthies, getiteld 'Twee dingen'; Joop den Uyl geportretteerd door tijdgenoten. Ze beginnen een interview met Den Uyl met de volgende inleiding:

'Als we ons eenmaal hebben geïnstalleerd, loopt hij nog even onrustig heen en weer, maar geeft ons even later de gelegenheid het gesprek te beginnen. Hoewel we ons goed hadden voorbereid, verloopt het gesprek aanvankelijk enigszins moeizaam. Joop beseft dat wij eerst over een periode in zijn leven willen praten waar hij nu niet bepaald erg graag over spreekt. Het betreft zijn breuk met het Calvinisme, waarvan hij in een interview in Hervormd Nederland zei er misschien nog eens toe te komen die periode te boek te stellen. Als Liesbeth den Uyl zich in het gesprek mengt, blijkt dat die periode voor hen beiden van grote betekenis is geweest...

'Worden christenen in de partij niet wat argwanend bekeken?' Het antwoord is: 'nee, er is veel onwetendheid gegroeid binnen de PvdA ten aanzien van sommige kerkelijke ontwikkelingen...'

'Zou u het toejuichen als grote groepen christenen in plaats van het CDA de PvdA zouden steunen?' Het antwoord is: 'ja het zou de PvdA dwingen zich scherper rekenschap te geven van grondslagen van menselijk handelen in een tijdvak waarin het socialisme buiten de Sowjetsfeer nergens de pretentie overeind houdt als een levensbeschouwing te fungeren'.

Een boek?

Den Uyl zag er dus in genoemd interview nog eens een boek inzitten. Maar dan mag het allemaal wat beter doordacht zijn dan het tot nu toe al minstens tweemaal gebeurd is. In Hervormd Nederland beschreef Bert van Duyn vorige week de eerste keer dat het falikant mis ging. Net voor de verkiezingen van 1977 had ook hij een interview met Den Uyl. Den Uyl liet zich sterk door zijn emoties leiden toen het ging over 'kerk, christenen en christelijk geloof'. Hij maakte van het christelijk geloof een karikatuur en deed eigenlijk — aldus Van Duyn — niet anders dan zijn breken ermee rechtvaardigen. Maar direct daarna kreeg hij spijt. Hij had het zichzelf te gemakkelijk gemaakt en slechts bedoeld het 'EO-geloof' te bestrijden. Maar intussen moest duidelijk worden gezegd dat het christelijk geloof in belangrijke mate een bron was geweest voor bijvoorbeeld de strijd tegen het nationaal-socialisme.

En nu dan, recent de tweede uitglijder. 'Christenen de betere helft van de samenleving'; en 'er zijn grenzen aan de (christelijke) lariekoek'. Vorige week besteedden we er enige aandacht aan in de rubriek Globaal Bekeken. Dat we er nu toch nog een keer op reageren vindt zijn oorzaak in het feit dat Den Uyl ook nu de mogelijkheid te baat nam om zijn bedoelingen te verduidelijken, namelijk in een artikel in Trouw, onder de titel 'Terugval in machtsdenken'. Hij zwakte enerzijds af en maakte het, althans in anderer ogen, nog weer erger.

Maar als het boek van Den Uyl over het christendom er nog eens komt dan zal er — als eenmaal de recensies verschenen zijn — dunkt me wel spoedig een heruitgave nodig zijn, namelijk om de caricaturen weer recht te zetten. Den Uyl blijkt toch maar moeite te hebben om zijn verleden recht te doen en om zonder frustraties over dat verleden te spreken.

Gelijk of ongelijk?

Maar laten we óns tot de zaak zelf wenden: heeft den Uyl gelijk of ongelijk? In zijn nadere verduidelijking in Trouw spreekt hij van 'zelfingenomenheid en superioriteitsbesef bij confessionele organisaties'. Men ziet hij schakelt over van hét christendom, van dé christenen — waarover hij toch heel lelijke dingen had gezegd — op christelijke, confessionele organisaties en richt zich dan speciaal, hoe kan het anders, op het CDA. Daarvan zegt hij: 'het CDA is een machtige partij, niet weggeweest van de macht sinds 60 jaar. Geen moreel superioriteitsgevoel?' Welnu, dat had hij ook in genoemd interview in het boek van Evert Matthies al gezegd. Hij vroeg zich toen af: 'hoe overleeft een kerk een voor de hand liggende vereenzelviging met het CDA, dat altijd weer de kant van de macht opzoekt'. Geen wonder dat CDA-ers nu spreken van het ongelijk van Den Uyl. Met name drs. P. Bukman deed dat in een artikel in Trouw.

Nu zit hier natuurlijk best een politieke hekel van Den Uyl aan het CDA achter. Maar als we het nu eens toespitsen op de (ontwikkelingen binnen) christelijke organisaties is er best een stuk gelijk aan zijn kant. Weliswaar is macht in de politiek en de samenleving onontbeerlijk. Maar Den Uyl is gekweekt in het vroegere Kuyperiaanse denken en moet van dat denken niet worden gezegd dat het een machtsdenken via de christelijke organisatie was, althans dat het er niet vreemd aan was? In de controverse tussen Kuyper en Hoedemaker ging het Kuyper om de meerderheid der kiezers, of de macht van het getal via de organisatie en Hoedemaker ging het toch om de autoriteit van het beginsel.

En als we dan nu de ontwikkeling van de christelijke organisatie zien, heeft Den Uyl dan ook niet feitelijk een beetje gelijk, welke politieke bijbedoeling hij er zelf dan ook bij heeft? Laten we de ontwikkeling nemen van het christelijk onderwijs. We mogen blij zijn om de schoolstrijd in de vorige eeuw. Maar hoe heeft de tand des tijds niet aan de identiteit van de christelijke school geknaagd, zodat thans van menige christelijke school geldt wat van de openbare school in de vorige eeuw gold, namelijk dat een 'godsdienst boven geloofsverdeeldheid' wordt geleerd! Dan is het te begrijpen als voorstanders van het openbaar onderwijs zich thans misdeeld voelen als ze zien op getalsverhoudingen inzake openbare scholen en bizondere scholen, met name in het zuiden des lands. Niemand zal uit wat ik hier neerschrijf willen concluderen dat ik een voorstander ben van het openbaar onderwijs. Maar ik ben evenmin een voorstander van verwaterd bizonder onderwijs. Als het louter christelijke (in naam) dan een machtsfactor wordt voor erkenning en subsidiering dan gaat er iets mis. Welnu, wat geldt voor de bizondere school geldt voor tal van organisaties die ooit goed principieel begonnen zijn maar thans aan de deconfessionalisering zijn prijs gegeven. Het geldt toch voor een niet onbelangrijk deel bok voor de grote christelijke pohtiek. Dan mag het ook vandaag niet gaan om de macht van het getal, maar om de autoriteit van het beginsel. Dus helemaal ongelijk heeft Den Uyl niet.

Wel mag hij zich wat het politieke leven betreft afvragen hoe het toch komt dat er zoveel christelijke (coalitie)kabinetten zijn geweest — 60 jaar lang macht zegt hij — en dat er zo weinig socialistische kabinetten waren. Is hét dan toch zo dat als er geregeerd moet worden de socialisten zodanig hoge eisen stellen dat zij een machtsfactor (willen) zijn.

Zodra intussen een christelijke partij geen machtsfactor is, zoals dat bij de kleine drie christelijke partijen het geval is, dan zetten deze zich volgens Den Uyl buiten de democratie en zou hij niets liever willen dan dat ze uit het politieke leven uitgesloten werden. Over macht gesproken.

Het grote ongelijk

Het grote ongelijk bij Den Uyl ligt evenwel toch daar waar hij echt het christendom als geloofsovertuiging bedoelt. Dat christendom, zo blijkt uit andere publicaties van hem, mag dan nog wel, zolang het maar IKV christendom is of de (socialistische) bevrijding in de wereld stimuleert. In ieder geval als het maar strookt met de socialistische principes. Zodra dat christendom een politiek gezicht heeft tegenover het socialisme dan gelden naar het mij voorkomt toch bij Den Uyl 'de grenzen van de larie koek'.

EO-geloof

Dat brengt mij op het laatste. De diepste aversie van Den Uyl blijkt toch te hggen bij het wezenlijke van het christenzijn. Hij mag mijnentwege best zijn grote bezwaren hebben tegen organisaties van christelijke signatuur. Hij mag ze zeker hebben als ze hun ware identiteit inwisselen voor macht.

Het meest fundamenteel is echter de aversie tegen het christelijk geloof. Geen godsgeloof meer na Auschwitz. En dan moeten er wel enige generaliserende typeringen vallen als het gaat om het geloof in die God, die ons in Christus nabij is; die God op Wie men hopen en vertrouwen kan; die God voor wie te vrezen is wanneer we zijn geboden tegen staan, kortom die God aan wiens Woord we gebonden zijn. Eén van die generaliseringen is dan bijvoorbeeld EO-geoof, maar er is net zo goed Staphorst geloof. Ik kan met die typeringen absoluut niet uit de voeten. Maar in het stukje van Bert van Duyn in Hervormd Nederland wordt óók gezegd dat Den Uyl in 1977 het EO-geloof bedoelde. In zijn nadere toelichting in Trouw zegt Den Uyl nu zelf dat hij niet bedoeld heeft dat het christelijk gelóóf lariekoek is maar wel 'die vreemde voorstelling dat het geloof een soort verzekering moet zijn tegen (of bedoelt hij vóór? , vd G) geluk'. En als hij zich nader verklaart zegt hij dat zijn uitdrukkingen niet waren gericht tegen 'die mensen die juist vanuit een geloofsovertuiging zich gesolidariseerd hebben met ontrechten in de samenleving'. Dus tegen hen, die andere maatstaven voor het christen zijn aanleggen dan deze éne door Den Uyl genoemde (want die moet er ook zijn) was het betoog van Den Uyl wel gericht.

Achter de aversie van Den Uyl zit dunkt me ook nii weer het verzet tegen dat geloof dat nog onvoorwaardelijk buigt voor de levende God in Zijn Woord, of het nu calvinistisch, gereformeerd of evangelisch heet. En dan ligt het grote ongelijk van Den Uyl hierin dat hij de suggestie uitspreekt dat zulke gelovigen zich het beste deel van de samenleving weten te zijn. Jawel, zodra dat triumfantelijk en niet in ootmoed wordt betuigd aan ieder die 'buiten' staat dan wordt in feite de bijbelse houding niet beoefend. Maar een christen die dit wezenlijke van het persoonlijke geloof niet meer uitzegt mist in feite alle overtuiging.

Als Paulus voor Agrippa staat durft hij te zeggen dat hij wel wenste dat deze en allen, die hem verder hoorden, waren zoals hij. Dat zegt Paulus als Agrippa tot hem gezegd heeft de bekende woorden 'gij beweegt me bijna een christen te worden'. Welnu met deze besliste overtuiging mag het Evangelie Gods toch ook vandaag worden betuigd. Dan wordt niet geëindigd of begonnen in de vrome of triumfantelijk glimlachende mens maar in de souvereiniteit van de genade Gods. Als de wereld niet meer merkt dat we een boodschap hebben, die ons innerlijk raakt en ons uiterlijke leven bepaalt, dan is het zout smakeloos geworden.

Er is dezer dagen een boekje verschenen 'Vroom en radicaal' waarin Evangelischen (Evert van der Poll) en basisgemeenten (drs. Beumer) een discussie hebben met elkaar. Ook prof. Berkhof mocht in de discussie meedoen. Hij zegt aan de kritische basisgemeenten veel minder boodschap te hebben dan aan de evangelischen. De evangelischen, met hun accent op schriftgetrouwheid, op het innerlijk leven, op het persoonlijk heil en op de drang tot getuigen en redden hebben volgens hem de kerken heel wat te bieden. Door bij 'vromen' in de leer te gaan zouden de kerken de 'verloren innerlijkheid' terug kunnen winnen (geciteerd uit Trouw). De meeste mensen in de kerken zijn te modern geworden om nog in het innerlijk te kunnen wonen.

Welnu, wat Berkhof hier voor evangelischen zegt is toch ook bepalend voor de gereformeerde belijders. Ze zijn niet beter maar weten beter (dan de wereld). En dat mag betuigd en getuigd worden. Tegen dat bijbels-getuigende geloof richt Den Uyl zich kennelijk vooral. Dat is zijn grote ongelijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het gelijk of ongelijk van Den Uyl

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's