De waarheid is boven alles
Nog één keer zouden we ons bezighouden met het laatste artikel in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis, dat handelt over de Heilige Schrift (artikel 7). In het kort trekken we nu een paar lijnen naar de praktijk toe, een soort toepassing van de preek van de vorige keer.
Schrift en belijdenis
We zagen immers, welk een gevaar het met zich meebrengt, als we Schrift en traditie op de manier van de Rooms-katholieke Kerk naast elkaar zetten. We hebben ons toen ook afgevraagd, of wij niet blootstaan aan hetzelfde gevaar, wanneer wij in ons kerkelijk en geestelijk leven de belijdenis meteen naast de Schrift zetten. Deze gedachte werken we nu nog wat nader uit. We zeggen: 'Er moet naar Schrift en belijdenis worden gepreekt'. De belijdenis is als een 'gemeen accoord' door de Dordtse Synode in 1618 aanvaard. Daarin vinden we dus het grondpatroon van de Reformatorische Kerk in Nederland. Daaraan hebben we elkaar te houden. Zij is ook het gezicht van de kerk naar buiten toe.
En nu is het al vaak bewezen, dat, wanneer een kerk zonder belijdenisformulieren leven wil, de chaos binnen de kortst mogelijke tijd o zo groot is. Dat betekent niet, dat de Schrift niet machtig genoeg is om christenmensen in één en hetzelfde geloof samen te binden. Maar wel, dat de ketterij in allerlei vorm in ons aller hart leeft en dat het waar is, wat artikel 7 zegt: 'alle mensen zijn leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelf'. En om deze leugenachtigheid, die zich altijd weer uiten wil in ongeloofstaal en dwaalleer, te beteugelen, is het nodig, dat de kerk de Schrift blijft naspreken. In het dogma van de kerk ligt de repetitie van de Heilige Schrift. En zo kan dan ook de belijdenis van de kerk de 'voorwal van de Schrift' genoemd worden. Onze tijd bewijst, dat eerst de belijdenis geslecht wordt en dat daarna meestal de Heilige Schrift aan de beurt komt om door de kritiek van het menselijk vernuft in stukken gescheurd te worden. Daarom wordt in de belijdenis niet slechts het geloof beleden (als herhaling van de Heilige Schrift), maar ook de geloofsinhoud verdedigden vooral ook deSchrift beschermd. Dat is een nodige zaak. En dat gebeurt b.v. uitdrukkelijk in de artikelen 2 tot en met 7 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hofstede de Groot zei in de vorige eeuw: 'Eerst heb ik de mensen teruggeroepen van de formulieren naar de Bijbel, nu roep ik ze terug van de Bijbel naar het Evangelie in de Bijbel'. Men ziet, dat het waar is: Eerst moet de belijdenis het ontgelden, dan bekritiseert men de Schrift.
Met deze enkele opmerkingen is, dunkt ons, het goed recht van een belijdenis aangegeven. Er zou veel meer over te zeggen zijn. Eén ding voegen we êr nog aan toe, nl. dat in onze belijdenisgeschriften met voorbedachten rade geen 'één-eeuws-meningen' naar voren zijn gebracht, waarheden, die het slechts honderd jaar uithouden en voor die tijd wellicht ook nuttig en goed zijn, maar die in de worsteling om de waarheid Gods toch telkens weer anders moeten worden geformuleerd en ook voortdurend met andere, eerder vergeten centrale stukken, moeten worden uitgebreid. Onze belijdenisgeschriften hebben welbewust (zij het in confrontatie met de dwaalleer van hun tijd) de centrale geloofsstukken willen weergeven, die om hun tijdgebonden karakter niet vervangen kunnen worden door andere.
Maar als we dat zo stellen, nogmaals, lopen we dan niet gevaar, dat wij de Reformatorische traditie als een tweede bron voor geloofskennis naast de Schrift gaan stellen ? ! Schrift en... nog iets. Bij Rome de traditie! Bij ons de belijdenisgeschriften? Bij Rome een paus van vlees en bloed! Bij ons een papieren paus?
We mogen niet ontkennen, dat onder ons de toetsing van de belijdenis aan de Schrift bepaald weinig in praktijk is gebracht. Het staat nog te bezien, of allen, die de roep om 'Schrift en belijdenis' zo vaak op de lippen nemen, zelfs wel hun belijdenis kennen. Dat is dan uiteraard ver beneden de maat. Er is ook op dit terrein een geestelijke napraterij, die ons geen eer aandoet. Toch moeten we ander zij ds heel uitdrukkelijk zeggen, dat wij met de nevenstelling 'Schrift en belijdenis' niet een gelijkstelling bedoelen in die zin, dat wij aan de Schrift iets menen te moeten toevoegen. Daar komt bij, dat ook van onze belijdenisgeschriften moet worden gezegd, wat artikel 7 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt: 'Men mag gener mensen geschriften, hoe heilig zij geweest zijn, gelijkstellen met de Goddelijke Schrifturen'. Er blijft altijd een beroep mogelijk van de belijdenis op de Schrift. Dat betekent niet, dat iedereen in de kerk naar believen op of onder de kansel wel aan de belijdenis mag gaan sleutelen. Zo geschiedt het helaas zo vaak. Dan blijft de belijdenis overeind, maar slechts als een museumstuk. Inmiddels wordt er het hart uit weggesneden, b.v. de inspiratie van de Heilige Schrift, b.v. de leer van de verzoening door voldoening, b.v. de leer van de godheid van Christus. Nee, niet iedereen is bevoegd om zonder overleg en wettig gravamen, langs een kerkelijke weg ingediend, de belijdenis te weerspreken. Maar als een bezwaar tegen de belijdenis van de kerk, na toetsing van dat bezwaar aan de Schrift, wettig blijkt te zijn, dan dient de kerk haar belijdenis in dezen ook te herzien. De waarheid, zegt artikel 7, is boven alles.
Zolang dat laatste echter niet gebeurd is, hebben wij elkaar in de kerk aan de belijdenis als de spreekregel der kerk te houden.
Schrift en bevinding
Nog een ander punt vraagt tenslotte onze aandacht. Aan het gezag van de Heilige Schrift moet alles zich onderwerpen. Ook moeten wij ons in ons geestelijk leven altijd weer door de Schrift laten dirigeren en corrigeren. Er wordt onder ons wel eens gezegd: 'Ik heb het gehoord van dat en dat kind van God en die heeft het goed geleerd'. Toch horen we dan soms nog wel eens waarheden verkondigen, die niet in overeenstemming met de Heilige Schrift zijn. Soms wordt dan de weg, waarlangs God die man of vrouw heeft geleid tot een maatstaf gemaakt voor de bekering van ieder ander en leert men de mensen om God de weg voor te schrijven, waarlangs hij hen zal moeten bekeren.
Ook daartegen hebben we te waken. De bevinding is niet een tweede bron om uit te putten naast het Woord van God. Het is niet: de Heilige Schrift en onze bevinding, als twee gelijkelijk naast elkaar staande zaken. Wat de toets van het Woord Gods niet kan doorstaan, dat moet bukken en verdwijnen, ook al lijkt het vroom. De dopersen zijn in de dagen van de Reformatie in feite in dezelfde dwaling gevallen als de Rooms-katholieke Kerk, omdat zij naast de Schrift als enige regel des geloofs het inwendige licht verheerlijkten.
De Schrift is de enige bron van de bevinding. Het ware geloofsleven wordt dan ook daardoor gekenmerkt, dat het alles wil laten vallen, alle gronden voor de eeuwigheid ook, ja die vooral, als het Woord van God zegt, dat het geen gronden zijn.
De waarheid is boven alles. En wanneer Gods Geest ons thuisbrengt in het Woord, willen we daaraan hangen, tot in de kleinste dingen van ons leven. Het grijpt ons altijd weer aan, tot in de diepste overleggingen van ons hart. Het stelt ons onder de kritiek van de hoge God Zelf. Maar het geeft ons ook de zekerheid, dat er een grond is om op te bouwen, een fundament, dat niet zal wankelen. Want God Zelf heeft het gesproken. En tegen Zijn waarheid kan niemand op. Daar kan een mens voor eeuwig genoeg aan hebben, terwijl hij er toch nooit genoeg van krijgt.
Het Woord zingt er zelf van. Het is de 'bevindelijke' taal van het geloof, waarmee het Woord zich bij ons aandient:
Mijn ziel bewaart Uw trouw getuigenis;
Dat heb ik lief, ook doe ik Uw bevelen.
Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles mis,
Door Zijne smaak en hart en zinnen strelen.
(Psalm 119:84)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1973
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1973
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's