De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

23 minuten leestijd

De Volkskerk-idee.

I

De Ned. Herv. Kerk wil zijn een belijdende Kerk, met de confessie van de Vaderen overgeleverd, de gereformeerde confessie dus, vervat in de Drie Formulieren van Eenigheid — en tegelijk wil zij zijn een Kerk, die het met haar' belijdenis niet al te nauw en al te ernstig neemt, om te wezen een godsdienstige Vereeniging die héél het volk liefst, maar althans het protestantsch deel der natie kan en zal omvatten.

Deze idee beheerscht héél haar geschiedenis van de laatste honderd jaar : twee dingen tegelijk wil zij zijn, belijdende Kerk en godsdienstige Vereeniging met voor élk wat wils.

Tegen afschaffing van haar belijdenis heeft men zich telkens verzet. Dat zou al te vreeselijk zijn, meende men : een Kerk zónder belijdenis !

Maar de belijdenis mocht niet klemmen, in geen énkel opzicht, zei men. Dat is zoo hinderlijk. En daarom is de belijdenis bewaard, maar geheel op losse schroeven gezet en daardoor onschadelijk gemaakt.

Zoo heeft de Herv. Kerk twee aangezichten. Kijkt ze naar den éénen kant, dan is zij een belijdende Kerk. Kijkt ze naar den anderen kant, dan verkondigt ze vrijheid en blijheid voor ieder, ook voor degenen die in hun Christusbeschouwing totaal afvvijken van de belijdenis, ook voor den Buddhist. Zij wenscht te zijn een godsdienstige Vereeniging, voor elk wat wils !

Men kan dit vervelend vinden om te hooren, maar de waarheid is het.

Die de reglementen schendt, gaat er uit; onverbiddelijk, of hij gereformeerd of dat hij modern is. Als gereglementeerde Vereeniging eischt zij gehoorzaamheid ; en daarbij is zij héél streng.

Wie de belijdenis loochent, ondergraaft, verwerpt — die mag rustig blijven waar hij is ; 't doet er niet toe of hij socialist, communist, theosoof, spiritist of Buddhist is. Als belijdende Kerk is zij zéér ruim en zéér verdraagzaam. Er zijn er die zeggen, dat Tagore er beter past dan Kromsigt ; en die het zegt, zegt het vrij.

Wat is toch het streven geweest, om te komen tot zoo'n Kerkinrichting ? Laten we het eerst eens idealiter nemen ; op z'n mooist dus.

Dan is het streven geweest, om allen die iets van Christus hebben bijeen te vergaderen en zoo, als broeders één, geen strijd - te voeren om beuzelingen en als Volkskerk invloed uit te oefenen op het groote, volle leven, dat ons omringt, en het volk te winnen voor den godsdienst, althans het zoo veel mogelijk bij de religie te bewaren.

We willen dus, waar we naar een verklaring zoeken, niet dadelijk komen met onedele motieven op te sporen en aan te geven — hoewel die er geweest zijn en nog zijn.

We willen de dingen nu eens op z'n mooist nemen.

En dan heeft men er naar gestaan om zoo'n Kerk te hebben en te houden die als groote, heerschende, leidende Volkskerk, in het midden van onze Protestantsche natie zou staan, om het Protestantsch karakter van ons volk te vertegenwoordigen, dat te sterken of althans te bewaren. Maar bij zoo'n Kerk, met een dergelijke eenheidsgedachte gemaakt, kan feitelijk geen belijdenis ten grondslag liggen. Want bij een belijdenis is een omschrijving, een afronding, een beperking van wat wél en van wat niet als waarheid aangenomen wordt ; en zoo is een belijdenis een soort cirkel, waar wat binnen en waar wat buiten valt — en juist dat wil men niet, dat iemand, die maar religieuse gevoelens heeft, zou worden uitgesloten.

Elke afronding en omschrijving en formuleering van die „heerlijke" waarheid, is ook maar menschenwerk en beperkt de volle waarheid. Daarom, nu ja, in naam mag er een belijdenis zijn. 't Is ook wel héél gek om een Kerk te hebben zónder belijdenis. Maar ieder moet voor zichzelf uitmaken of hij tot de Herv. Kerk wil behooren of niet en daarom mag de Kerk zelf inzake de belijdenis geen enkele beperkende bepaling hebben.

Omtrent de kerkelijke reglementen moet beloofd worden : gehoorzaamheid !

Omtrent de belijdenis geldt de leuze : vrijheid, blijheid en een vroom gemoed !

Zoo kan en mag er ook geen tucht, geen leertucht zijn.

Natuurlijk wél levenstucht. Want wie wil nu met een onfatsoenlijk mensch in één Kerkverband leven ! En verbeeldt u eens, dat er menschen kwamen, die niet gehoorzaam wilden zijn aan de Besturen en dït of dat reglement wilden gaan overtreden. Dat kan immers niet bestaan !

Maar leertucht, toezicht en tucht inzake de belijdenis mag er niet zijn want ieder moet met z'n consciëntie maar uitmaken of hij in de Herv. Kerk thuis hoort, ja of neen. In elke leering — zoo redeneerde men — zit toch tenslotte nog wel iets goeds. En daarom geen ketterjacht; geen leertucht ; „leervrijheid" moest de leuze zijn.

De menschen, die naar een „groote" Kerk staan, dwepen met deze dingen. Zóó kan de Kerk nog wat gaan beteekenen en van invloed zijn op het volksleven. Een Kerk van een paar millioen menschen zegt toch héél wat !

En de menschen, die niet van tuchtoefening houden, zijn vóór zoo'n Kerk. Zóó moet het toch ook eigenlijk wezen in de Kerk, zegt men. Waar liefde woont , enz.... Geen dwang. Vrijheid, blijheid ! Alle dwang inzake de religie is gelijk aan het met onze vingers aangrijpen van de fijne, bontgekleurde vleugels van de vroolijk fladderende vlinders. Zoodra die worden aangeraakt is de kleurenpracht bedorven ; de vleugeltjes van die montere beestjes breken bij die harde aanraking van des menschen plompe grijpvingers ; zelfs de aanraking van de fijnste vingertoppen is verderfelijk.

Zoo redeneert men over leertucht. En men dweept met leervrijheid. Men verwacht dan verbroedering van alle religieuze elementen.. Men wil zóó de eenheid bevorderen onder degenen, die religieus voelen.

Natuurlijk krijgt men zoo een soort onverschilligheld voor de religieuze onderscheidingen. De verschillen worden licht geacht. Men wenscht ineenvloeien van wat hemelsbreed met elkaar verschilt Bezwaren daartegen tellen niet mee. De scherpe lijnen moeten worden weggedoezeld en allen die religieuze aspiraties hebben hooren bij elkander, als broeders één in een religieus Verbond.

Zoo'n Kerk moet door de Overheid gesteund worden ; dat is zoo'n Kerk waard ! Die Kerk is immers niet partijdig, niet haatdragend, samenvloeiing zoekend van alle religieuze elementen, om zoo in het midden van het volksleven beschavend te werken, wat de Overheid moet waardeeren en financieel steunen. Tegen anarchistische elementen is geen beter middel dan zoo'n Kerk die naar de massa des volks grijpt en die in haar opneemt. De toestand die zoo'n Kerk wil scheppen, heeft eenige gelijkenis van het te verwachten Vrederijk

Als men dan nu maar wil aflaten van al dat vechten over formules en over hetgeen wat „waarheid" is. Laat men toch in allen en in alles, naar den aard der liefde en met verdraagzaamheid, iets goeds veronderstellen. Zóó zou de Kerk niet een strijdende Kerk meer behoeven te zijn. Het zou zoo'n soort triomfeerende Kerk worden

En dan kan Rome — dat is de vijand — door een heele groote Protestantsche Volks kerk bekampt worden. En ook het socialisme en anarchisme kan worden tegengestaan. Héél het volk, héél het vaderiand zal er wél bij varen. Geen Roomschen straks meer. En allen worden nette, bezadigde Protestantsche menschen ; héél Nederland zal een lust zijn.

Is het niet wat waard, om voor zoo'n Volkskerk, met en zonder belijdenis, met en zonder tucht, te ijveren ?

De Volkskerk-idee is oud, heel oud ; en velen zit deze gedachte bij. Het is voor velen een ideaal.

Volkskerk. Dat is : de eenheid van het volk willen handhaven ; de eenheid van onze Protestantsche natie. Die eenheid moet bewaard blijven. Althans worden bevorderd.

Is dat niet mooi, dat ideaal ?

Volkskerk. Dat is : geen scherpe lijnen trekken, om religieus aangelegde en religieus voelende menschen van elkaar te scheiden ; om hen in één groote Kerkgemeenschap bij elkaar te hebben en te houden ; waarbij de een nog leeren kan van den ander, al denkt en gelooft men allen niet precies gelijk. Om bij alle verschil toch te blijven zeggen : wij zijn allen broeders.

Is dat niet mooi, om dat te willen ?

Volkskerk. Dat is een hoogstaand mengsel van alles wat goed en edel en braaf is. Zonder leertucht. Om het onderschei, d tusschen geloof en ongeloof, tusschen Kerk en wereld, hoe langs hoe meer wég te krijgen. Alles wordt Kerk. Heel het volk godsdienstig. Allen verdragen elkander en leven met een geloof, dat staat boven geloofsverdeeldheid, als broeders en zusters saam.

is dat niet aanlokkelijk, zoo'n idee, zoo'n ideaal ?

Bij de Volkskerk-idee hoort de idee van Staatskerk, heerschende Kerk.

Het is een' volksbelang, dat de religie bevorderd wordt. Een religieus volk is toch beter dan een ongodsdienstig, ruw, onbeschaafd, lastig volk.

En daarom de Volkskerk in het midden van het volk. Een mooie, groote Kerkgemeenschap, toonbeeld van verdraagzaamheid. En daarbij en daardoor een gelukkig, rustig, vreedzaam volk, met religieuze aspiraties ! O ! heerlijk ideaal

't Is zoo iets van het nieuwe paradijs En dat mag, ja, dat móét de Overheid steunen.

Die minder verdraagzaam zijn en die het volksleven verscheuren in allerlei godsdienstige partijen-en richtingen — die zijn geen cent waard. Die verdienen het niet door de Overheid gesteund en geholpen te worden. Voor rijdende politie en blanke sabels, mag wel gezorgd worden, als er zulke geestdrijvers zijn, die niet allen in één Kerkverband dulden

Maar zoo'n Volkskerk is alles, Ze moet van Staatswege geholpen worden ; opdat ze alles zij voor het volk en heel het volk voor haar zij

Dat de waarheid, dat de belijdenis in de klem komt op die manier — ja, dat is toch eigenlijk zóó klaar, dat het klaarder is dan de zon.

Dat leertucht hier contrabande is en onverschilligheid voor de confessie daarvoor in de plaats komt — springt aanstonds in het oog, zelfs als men blind is.

Dat de Kerk zóó geen pilaar en vastigheid der Waarheid kan zijn — is duidelijk.

Dat zij een huis wordt zonder fundament — valt niet tegen te spreken.

Dat zij een Koninkrijk wordt, .dat tegen zichzelf verdeeld is — kan niet uitblijven.

Dat diegenen, die Gods Woord hoogste autoriteit toekennen en leven mogen bij het Evangelie van Jezus Christus naar de Schriften, in de grootste moeilijkheden komen in zoo'n Kerkgemeenschap — volgt als van zelf.

Dat het geen Kerk meer is, maar een godsdienstige Vereeniging van elk wat wils tot nut van 't algemeen — is de nuchtere waarheid.

En het springt in het oog voor allen, die Gods Woord wenschen hoog te houden, dat het in de Ned. Herv. Kerk nu toch eindelijk eens uit moet zijn met die valsche vredelievendheid, welke geen ja en welke geen neen durft zeggen en daarom maar ja én neen tegelijk zegt.

Men stelt het voor, alsof alles tenslotte waar kan zijn. Op die basis van „in alles is een element van waarheid" bouwt men de Volkskerk.

En omdat alles waar genoemd wordt, wordt het mengelmoes één groote leugen.

Bij stoffelijke dingen kan men geven en nemen. Maar bij beginselen, bij de geestelijke dingen gaat dat" niet; kan dat niet en mag dat niet.Den échten Protestant, die het Gereformeerd-Protestantisme kent, eert en liefheeft, zit het diep ingegrift, dat Gods Woord hoogste" autoriteit en beslissende zeggenschap heeft en houden moet. En met Gods Woord in het hart en in de hand weet men, dat men heeft óp te komen voor de waarheid, die naar de Schriften is in een wereld, die van nature tegenover Christus zich stelt en de waarheid verwerpt en bestrijdt en verdraait.

De echte Protestant kent geen onverschilligheid voor de Waarheid, welke ons genadig is. geopenbaard ; en hij heeft niet als ideaal een religieus Verbond van alle mogelijke richtingen en partijen, maar een Kerk, die Christus eert en Gods Woord betracht en daarbij leeft

Bij een religieus Verbond kan men vasthouden zelfs aan dingen, buiten Christus omgaande. Zooals ook. onder de heidenen religieuse vereenigingen gevonden worden.

Maar daartoe mogen we de Kerk met haar bediening des Woords en haar bediening der Sacramenten en der gebeden, niet gaan verlagen.

De Kerk, de Christelijke Kerk, is wat des Heeren is, d.w.z. wat van Jezus Christus is. En zóó moet in de Kerk, ook in onze Herv. Kerk, Christus het middelpunt, het levensbeginsel, ja, alles zijn.

In de Kerk moet niet menschelijk gevoelen domineeren. Het moet in de Kerk niet gaan, om, trots alles en vóór alles, het samenwonen te bevorderen van allen, die godsdienstig voelen ; — en hoe soms !

De Kerk moet met Christus staan of vallen ; omdat Christus haar één en al is, haar adem, haar leven, haar schat, haar eer ; haar sieraad en kroon.

En omdat Christus de wereld tegenover zich vond ; omdat Hij bestreden en benauwd werd door allerlei richting en allerlei partij en allerlei leering en allerlei streven, óók van dezulken, die alleszins godsdienstig waren, moet de Kerk van Christus, zoo lang zij hier op aarde is er óók op rekenen, dat zij de wereld tegenover haar zal vinden en dat zij heeft te strijden tegen allerlei, dat niet uit God is, al noemt het zich godsdienstig, al neemt het den schijn aan van zéér religieus te zijn.

't Moet uit zijn dan ook, met het pogen der Kerk, om, met verdoezeling harer belijdenis en verloochening van de Waarheid, allen in zich te vereenigen van wat gevoelen men ook is.

En wil onze Herv. Kerk wat zijn voor het volk, dan heeft zij Christus boven alles te kiezen en Hem te volgen en trouwe te zijn aan Zijn Woord. Alleen als zij tot zichzelve leert komen en uit haar roes ontwaakt, om haar wegen te onderzoeken en weder te keeren tot den Heere — dan wil de Heere genade en eere geven, óók haar ; om dan te staan als een verkondigster der Waarheid, het volk tot zegen ; om dan te mogen zijn een pilaar en vastigheid der Waarheid, onze natie tot heil.

Dan wordt zij weer de Kerk des Heeren, in het midden des volks. Wat heel iets anders is, dan Volkskerk te willen wezen in boven aangegeven zin. (Wordt vervolgd).

Het Regiem, op de Predikantstractementen.

De richtingskwestie en het kerkelijk vraagstuk.

VIII.

Het blijkt wel uit alles, dat de modernen o  zoo bang zijn voor de gevolgen van het nieuwe Reglement op de predikantstractementen. Zij vreezen, dat de vrijzinnigen bij tien-en honderdtallen straks zullen bedanken voor het lidmaatschap der Herv. Kerk, en wij gelooven, dat ze daarin niet verkeerd zien. Als er wat betaald moet worden zijn er een massa menschen, (noem ze modern, onverschillig, atheïst of hoe ge wilt, maar die toch allen dit gemeen hebben dat ze vierkant staan tegenover orthodoxen) die, snel als de wind, zullen heengaan. Wat in Utrecht op 't oogenblik gezien wordt, waar de vrijzinnigen bij tientallen naar de Waalsche Kerk overgaan —om de moderne prediking en het godsd. onderwijs dat men hun daar beloofd heeft —is leerzaam. En wat in het verslag van de Afd. Den Haag van den Protestantenbond te lezen staat, spreekt ook voor zich zelf. Daar wordt dit gemeld : (we citeeren uit de N.R.Ct. van Zaterdag j.l.) „De voorzitter (zijnde ds. G. Hulsman) deelde mede, dat een kleine contributieverhooging een panischen schrik onder de leden heeft veroorzaakt. Niet minder dan 247 leden bedankten. Het bestuur is bijna ten einde raad, de noodige gelden bijeen te zien krijgen. Hij drong op offervaardigheid aan".

Als dus in Den Haag in de Afd. van den Protestantenbond, waar men volop dus genieten kan van 't geen het modernisme weet te geven, waar de elite van ons land woont en waar men het neusje van den zalm heeft in den voorganger, die op religieus en letterkundig gebied gaarne 'het beste geeft wat hij bezit, bijgestaan nog door de kopstukken der vrijzinnigheid, — als daar door een „kleine" contributieverhooging een „panische" schrik komt onder de leden, zoodat er 247 bedankten, wat zal er dan in het midden van de Herv. Kerk, in stad en dorp, niet gebeuren, als de vrijzinnige massa (zeg maar gerust : voor een groot deel de „onverschillige" massa zijnde) daar zal moeten gaan betalen !

Utilistisch geredeneerd, zouden wij het aandurven te zeggen: dat door de invoering van het nieuwe Reglement op de predikantstractementen de vrijzinnigen een geweldigen klap zullen krijgen, omdat ook onder hen weinig kerkelijk bewustzijn is en onder velen van 'hen —> , misschien niet de slechtsten — een neiging openbaar wordt om het buiten-kerkelijk te zoeken, wat die­nen, kan tot bevrediging van hun godsdienstige behoeften.

De orthodoxen zullen er, wanneer ze een weinig bedachtzaam zijn, geen schade van hebben, gelijk ook de invoering van een hoofdelijken omslag door de plaatselijke kerkvoogdijen bijna overal heel vlug doet zien, dat de vrijzinnige massa slinkt en de orthodoxie: wint. We zouden daar onderscheidene sprekende bewijzen van kunnen geven, wat we hier natuurlijk niet doen.

Nu zitten we in onze Herv. Kerk mét de kwestie van bestuur en beheer. Dat is een allerongelukkigste, onpractische, ongereformeerde, ellendige regeling. Geen gereformeerd mensch, met name, kan met de bestaande regelingen vrede hebben. Die iets van de beste toestanden weet, zal dit dadelijk toestemmen, dat dat geen verhouding is tusschen Kerkvoogden en Kerkeraden ; maar die ook dan nog wat verder kijkt dan z'n neus lang is en ook wel eens wat gehoord heeft, van toestanden, die niet kunnen halen bij wat we zooeven met de beste toestanden bedoelden, die zal 't met ons eens zijn, dat het in onze Herv. Kerk met die kwestie van 't beheer niet al te vlak zit. Een lange geschiedenis vol misère in deze ligt achter ons, en er zal nog heel wat water door de Maas gaan, eer we tot andere en tot betere toestanden gekomen zijn.

• Dit alles telt ook mee bij de bestemming van de inkomsten uit kerkegoederen en kosterijgoederen ; het beheer van pastoriegoederen ; de regeling van gewone inkomsten en uitgaven ; enz. enz.

En het komt in aanmerking bij de regeling van het predikantstractement.

De Kerkeraad heeft hier zijn terrein ; en de Kerkvoogden en notabelen hebben hier hun werk. Waarbij dan nog komen andere lichamen van beheer, zooals in Amsterdam de financiëele commissie, in Rotterdam heeren gecommitteerden tot de zaken der Ned. Herv. Kerk, en in tal van plaatsen de zeer samengestelde kringen en colleges, die daar het roer in handen hebben.

Tweeërlei lijn loopt hier. De Kerkeraad heeft een roeping, het Class. Bestuur, het Prov. Kerkbestuur, de Synode. En daar naast loopt de lijn van de beheerspersonen of beheerscolleges.

Die twee lijnen zijn gescheiden in onze Kerk en de pogingen telkens aangewend, om bestuur en beheer te vereenigen zijn telkens mislukt.

Dat heeft de Synode gevoelt bij de vaststelling van heti reglement op de predikants tractementen, dat hier een groote moeilijkheid zit.

Want ten eerste heeft zij besloten het nieuwe reglement op het beheer terug te nemen en niet in behandeling te nemen, waarvoor als reden werd opgegeven, dat vooral nu niet, waar de Synode de Kerkvoogdijen zoo noodig zou hebben, moest worden overgegaan tot vaststelling van een zoodanig reglement, waarbij van de zijde den beheerscolleges nog al wat oppositie was te vreezen.

En verder heeft men in de Synode duidelijk uitgesproken bij de behandeling van het reglement op de predikantstractementen, dat de Synode zich maar niet moest inlaten met de vraag, of zij recht had tot een zoodanige regeling ten opzichte van de beheerscolleges. Men moest dat maar blauw blauw laten en deze klip moest maar worden omzeild. Het was nu geen tijd om over rechtsgronden te spreken, zei de secretaris van de Synode I

Vandaar is de beschuldiging gedaan en deze blijft voortleven : dat dit nieuwe reglement op de predikantstractementen een ingrijpen van het Bestuur is in het Beheer ; dat het in de hand van de Synode een middel is om in den vorm van bestuursmaatregelen zich van het b e h e e r meester te maken.

Nu hebben bestuur en beheer natuurlijk elkander noodig. De Kerkeraad (bestuur) kan zonder de Kerkvoogden (beheer) niet veel beginnen.

Maar hoewel dat zoo is, blijft het de vraag, of de Kerkeraad (Synode) maatregelen mag treffen, waardoor feitelijk de Kerkeraad (Synode) over de Kerkvoogdij (beheer) heerschappij gaat voeren.

Nu is het o.i. buiten kijf, dat, waar een nieuw lichaam „de Raad van beheer" —; een lichaam, op welks samenstelling de Kerk zelf geen invloed kart uitoefenen, maar wel de Kerkvoogdijen, hoewel ook. daarvan dan maar een gedeelte — geschapen is, dat lichaam, 't welk feitelijk geheel buiten ons Synodaal Provinciaal en Classicaal kerkelijk systeem staat, en zich van stonde af aan onder voogdijschap van de predikanten-vakvereeniging gesteld heeft, zeer zeker met de daad zal ingrijpen in beheerszaken.

„De Raad van beheer" zal de gemeenten aanslaan naar draagkracht.

Hoe kan zij dat?

Dat zal „de Raad van beheer" alleen kun nen, als hij inzage vraagt — eischt — van de boeken en bescheiden van de Kerkvoogdijen.

Als de bezittingen worden opengelegd.

Want „de Raad van beheer" moet rekening houden met „de inkomsten" en zal dan „naar draagkracht" aanslaan.

Net als wij dus als burgers van Nederland van al onze inkomsten opgave moeten doen, bezittingen, verdiensten, schulden, bizondere betalingen enz. enz., waarna de Rijksschatmeester ons dan „aanslaat" en een belastingbiljet thuis zendt, zóó zal de Raad van beheer inzage vragen, opgave eischen van alle bezit, inkomsten, exploitatie der goederen enz. enz., om dan de gemeenten aan te slaan naar draagkracht. 

Nu kan men praten zooals men wiil, maar de vraag blijft althans gewettigd : heeft de Raad van beheer eenige zeggenschap over de beheerscolleges ? Zijn de beheerscolleges verplicht om de vragen door den Raad van beheer opgemaakt en rakende het bezit en de exploitatie van kerkegoederen, fondsen enz. enz., in te vullen en te beantwoorden? Ons dunkt de Synode zelve is niet overtuigd van haar recht in deze. 

De kwestie isi daarom maar „open" gelaten. Maar daarom bestaat de kwestie wel, en het zal niemand verwonderen, ook de Synode en den Raad van beheer ..niet, dat althans over deze kwestie, vooral door de beheerscolleges gesproken wordt.

(Wordt vervolgd). 

Voor de Classicale Vergadering 

Gelijk elk jaar zullen ook nu de predikanten met de door den Kerkeraad daartoe aangewezen ouderlingen op den laatsten Woensdag van Juni ter Classicale Vergadering gaan. Voornamelijk om te bespreken de voorstellen die door de Synode des vorigen jaars aan de orde zijn gesteld en waarover de Classicale Vergadering advies heeft uit te brengen. 

Het eerste voorstel is een wijziging van art. 16, 3 van het Regl. voor de Kerkeraden. Louter van formeelen aard. Want 't bedoelt aan den Kerkeraad de verplichting op te leggen den ligger van het predikantstractement aan het Classicaal en aan het Prov. Kerkbestuur toe te zenden en op een nieuwen ligger ook de goedkeuring van het Prov. Kerkbestuur te vragen. Hier wordt dus nu gereglementeerd wat reeds als de bedoeling van de Reglementen kan worden beschouwd. 

Het tweede voorstel vinden we uitnemend Dadelijk toen we in Delft met de practijken van het nieuwe Regl. op de benoeming op de hoogte kwamen bij het maken van een nieuw plaatsel. Regl. voelden we, dat net met het ter visie leggen van de lijst niet zoo duidelijk en zoo goed geregeld was. 

Wat toch is het geval?

De redactie van art. 3 van het Syn. Regl. op de benoeming zegt, dat een lijst van kiezers, waartegen geen bezwaren waren ingebracht, toch nog weer ter visie moest worden gelegd. Onzin natuurlijk. En dit vervalt nu. „Zijn geen bezwaren ingebracht, dan wordt de lijst definitief vastgesteld" zal nu ingevoegd worden. 

De verdere wijzigingen zijn ook zeer formeel ; zoo wordt b.v. omschreven, dat bezwaarden hunne bezwaren moeten indienen bij den Kerkeraad, die ze doorzendt, enz. 

Van groote beteekenis is wat voorgesteld wordt inzake wijziging van het Algem. Regl hoofdst. III, handelend over de z.g.n. groote Synode van 45 leden. 

Reeds in 1919 is besloten de Synode op nieuwe wijze saam te stellen, maar toen ontbrak een duidelijke aanwijzing van den werkkring, dien de Synode hebben zou en van den arbeid, op te dragen aan de Synodale Commissie. 

In 1920 is andermaal over deze zelfde zaak gesproken en een beslissing genomen. Maar ook nu is de definitieve beslissing en regeling weer uitgesteld, omdat men nog niet goed zich kon voorstellen, hoe alles loopen moest wat de Synode en wat de Synodale Commissie aangaat, vooral wat betreft tuchtzaken. Vandaar nu weer een voorstel ter bespreking op de Class. Vergaderingen. 

Zooals men weet bestaat de Synode te: op heden uit 19 leden, 13 predikanten en 6 ouderlingen, gekozen door de Prov. Kerkbesturen. Hierin wordt deze verandering voorgesteld.

De Synode zal bestaan uit 45 leden : 30 predikanten en 15 ouderlingen, te kiezen door de Classicale Vergaderingen en de Waalsche Commissie, naar rooster. 

De gewone Synodale Vergadering wordt, evenals nu, éénmaal 's jaars te's-Gravenhage gehouden, aanvangende op den 3den Woensdag in de maand Juli. 

Haar werkzaamheid zal voortaan zijn de wetgevende ; zie art. 60.

Thans nog heeft zij, naar luid van het Reglement (art. 61) de hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht (het beruchte artikel !), maar bij de nieuwe samenstelling wordt haar werkzaamheid beperkt tot de wetgevende macht, en deze •wetgevende macht wordt vergroot. Want immers op 't oogenblik heeft de Synode niet de hoogste wetgevende macht. Ten slotte beslissen de stemmen der leden van de Prov. Kerkbesturen, die meer dan eenmaal een door de Synode aangenomen reglement verwierpen (het veto-recht).

Bij het nieuwe Reglement zal dat niet meer kunnen. De Synode geeft dan eerst het voorstel ; de Classicale vergaderingen en de Prov. Kerkbesturen geven dan daarop hun advies en de Synode van het volgend jaar beslist definitief, (nieuw art. 61)

Het bestuur der Kerk zal de Synode, meer dan tot nu toe, deelen met de Syn-Commissie, die (zie nieuw art. 62) uit 15 leden zal bestaan, zijnde : de president der Synode, de vice-president en de secretaris, benevens 7 predikanten en 5 ouderiingen door de Algemeene Synode voor den tijd van drie jaren te kiezen. De secretaris heeft In adviseerende stem.

Deze Synodale Commissie vertegenwoorgt de Kerk en treedt voor haar in rechten op; spreekt recht en bestuurt onder de verschillende waarborgen van het Regl. en bijz. Reglementen enz. (nieuw art"63).

Verder is de Synodale Commissie belast met velerlei administratieve en beheersaanelegenheden, onder verantwoordelijkheid van de Synode ; die haar ook bepaalde oprachten geven kan. Zij heeft toe te zien, dat de reglementen gehandhaafd worden en wordt belast met de rechtspraak in hoogste instantie.

Tot nu berustte deze bij de Synode. Werd zij tot zulk een rechtspraak geroepen, ook werd, bij loting, de helft der leden aangewezen voor de behandeling der aanhangige zaak. Werd van zulk een uitspraak herziening aangevraagd, zoo deed de geheele synode einduitspraak. Bij het nieuwe voorstel treedt, in de plaats van de uitgelote synode, de Commissie voor de rechtspraak op, bestaande uit vijf leden, uit en door de Alg. Syn. Commissie gekozen voor den tijd van drie jaren (elk jaar treedt een derde van de leden af).

Wordt van die uitspraak herziening gevraagd, dan wordt de zaak voor de geheele Synodale Commissie gebracht, die einduitspraak doet.

Men voelt dat hier een allergewichtigste verandering van onze bestuursorganisatie en we hopen van harte, dat deze verandering nu eindelijk definitief mag worden vastgesteld. De Kerk, over deze zaak gehoord, heeft zich reeds in groote meerderlieid ten gunste uitgesproken en we twijfelen niet, of ook dit jaar zal dat wel weer het geval zijn.

Wij krijgen dan een Synode, die dichter bij de Kerk staat. Die zich beter wijden kan aan de algemeene belangen der Kerk. Waar meer aan de orde zal komen wat in de Kerk leeft, terwijl in bestuur en rechtspraak een veel betere verdeeling van arbeid is.

De hoogere uitgaven voor deze grootere Synode moeten weer in het Synodale woord van toelichting als boeman spelen. Maar we hopen, dat een Kerk van een paar millioen menschen zich niet door enkele duizenden guldens zal laten terughouden van een zaak, waarnaar reeds zoolang is uitgezien en die in het belang der Kerk is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's