FINANCIËN
Postgiro 138421.
'k Herinner mij nog dat onze vorige Penningmeester eens tot mij zeide: „'k heb altijd graag dat een van „onze dominé's" een beroep krijgt, want er schiet licht wat op over. Als hij 't aanneemt dan zijn zij blij in de gemeente waar hij naar toe gaat, en als hij bedankt dan zijn zij blij in de gemeente waar hij blijft; dus er komt allicht uit een van beide een grooter of kleiner dankoffer naar Arnhem". Eerlijk gezegd, vond ik dat toen wel een beetje kras van onzen Penningmeester dat hij een zaak, die wij, dominé's, altijd geestelijk zien, door zoo'n materialistischen bril bekeek. Maar nu ik zelf Penningmeester ben, zet ik dienzelfden bril ook wel eens op en als nu een van „onze dominé's" een beroep heeft, — en dat gebeurt nog al eens — vraag ik me zelf wel eens af: wat zou nu 't meeste geven, als hij 't aanneemt óf als hij bedankt? Gelukkig dat ik zelf maar geen last meer heb van de beroepen, want dan zou het bij de beslissing haast een punt van overweging gaan worden Maar neen, laat ik maar niet meer praten over of denken aan een beroep. Zelfs al zou ik er naar solliciteeren — en ik denk dat heeft nog nooit ook maar één dominé gedaan — dan zouden de Kerkeraden wel zoo verstandig zijn om te zeggen: nee hoor, jij staat daar veel te goed in 't Veen, we laten ons niets wijs maken. Nu, daar zou ik ze dan ook groot gelijk in geven. Naar den mensch gesproken zal ik hier dus „mijn spa wel meegebracht hebben", een denkbeeld, waar ik mij ook uitnemend mee vereenigen kan, want ik „woon hier in 't midden mijns volks", en ik heb hier zooveel goede dingen dat ik mij zelfs niet kan indenken — maar dit moeten de Veensche lezers van „De Waarheidsvriend" maar overslaan — dat 't elders even goed, laat staan beter zou zijn.
Maar juist omdat ik zelf de beroepen achter mij heb, kan ik misschien des te beter praten over de beroepen van anderen. En dan kan ik gerust zeggen dat ik, net als onze vorige Penningmeester, blij ben als onze Gereformeerde dominé's maar veel beroepen krijgen, 'k Wensch er hun allemaal een heeleboel toe. Alleen zou ik uit puur egoïsme een uitzondering willen maken met mijn beide Veensche collega's. Laten ze die maar niet teveel in de verleiding brengen, maar nog eens, dat is puur egoïsme hoor! Maar verder: hoe meer beroepen mijn Gereformeerde collega's krijgen, hoe liever, want eerstens is dat een bewijs dat men in onze Kerk hoe langer hoe meer de Gereformeerde Waarheid begeert en verder ja verder laat ik ook maar net zeggen zooals ik er over denk -— dan lijden onze Fondsen er geen schade bij. Misschien dat het wel overweging zou verdienen om voor de Bondsdominé's een beroeps-belasting in te voeren; b.v. een rijksdaalder voor ieder beroep naar een dorp, en vijf gulden voor ieder beroep naar een stad. Ja, dat was wel zoo wat. Daar zal ik eens over praten als we weer ministerraad hebben, 'k Geloof haast dat dat de volgende week hier in 't Veen zal zijn.
Maar is er misschien ook een reden voor, vraagt ge misschien, dat de Penningmeester het dezen keer zoo druk over de beroepen heeft? Nou en of daar een reden voor is. Hier hebt ge de reden. Ik ontving n.l. uit
Vl a a r d i n g e n van ds. Heijer eerst een dankoffer van mej. B. van ƒ 2.— en daarna nog een gift van ƒ 76.80, die bij hem ingekomen was van enkele vrienden en vriendinnen uit dankbaarheid voor het bedanken van het beroep naar Ouddorp. Kijk, dat vind ik nou je ware. Daar in Vlaardingen hebben zij dus blijkbaar gezegd: we zijn blij dat we ds. Heijer hier houden, maar we gunnen Ouddorp toch ook een Gereformeerden dominé en daarom sturen we wat naar de Fondsen van den Gereformeerden Bond. Misschien dat de Heere het wel zoo leidt dat zij daar straks iemand krijgen dien wij nog bij zijn studie gesteund hebben. In Vlaardingen staan zij dus nog niet op het standpunt: ben ik mijns broeders hoeder? Nu, dat vind ik uitnemend, maar nu moeten de Vlaardingers niet boos worden hoor, als ik straks de Gereformeerde Kerkeraden ga aanraden: toe, ga jullie nu allemaal ds. Heijer beroepen! want, jongen: ........ zoo'n perzik van ruim ƒ 76.— die smaakt naar meer. Zie zoo, dat is alleen uit Vlaardingen dus al ƒ 78.80. Mij dunkt, ik kom wel weer boven de streep. Laten we maar eens zien.
D i r k s l a n d, van ds. Van der Wal een gift, gevonden in de kerkcollecte voor Leerstoel-en Studiefonds, van ƒ 5.—.
G e n e m u i d e n, van ds. Luteijn een deel van een gift, gevonden in de kerkcollecte voor het Studiefonds, eveneens een bedrag van ƒ 5—.
O n s t w e d d e, van ds. Wolthers gecollecteerd in de kerk op 17 Juni l.l. voor het Studiefonds een bedrag van ƒ 10. —.
H a t t e m, van ds. Koldewijn in de collecte gevonden op 24 juni een gift van ƒ 1. Veenendaal, gecollecteerd in de Julianakerk op Zondagavond 24 Juni — ikvermoed als dankoffer — een gift van ƒ 5.—. Ge merkt wel, de collectezakjes hebben mij deze week geen windeieren gelegd en mij in combinatie met het beroep naar Ouddorp al boven de streep gebracht. Bovendien ontving ik uit
V i n k e v e e n van N. N. een dankoffer van ƒ 2.50 voor verbeurde weldaden, bestemd voor het Studiefonds; en uit
Z e g v e l d, zeker nog een Paaschcollecte, zegt ge. Neen, mis hoor. Ik denk dat de broeders zich daar in dat opzicht dit jaar verslapen hebben. Kom, vriend Bardelmeijer, kunt gij ze, als gij hun „De Waarheidsvriend" brengt, niet eens wakker maken? Klop maar eens goed op de deur en zeg maar: „weest mijne navolgers, want ik heb mijn Juni-inhoud van busje 20, zijnde een bedrag van ƒ 4.29, alweer weg". Gij moogt dat wel zeggen, want ik weet, dat gij dat zonder zelfverheffing zegt.
Tot zoover had ik Maandagavond geschreven en toen ik naar bed ging dacht ik: nu morgenochtend nog een punt er achter en dan is het deze week weer voor mekaar.
Maar dat viel tegen, of liever mee, heel erg mee, want toen ik vanmorgen — 't is nu Dinsdagmiddag — beneden kwam, schrok ik haast van de post die op de ontbijttafel lag. Mijn vrouw was er al zoo 'n beetje in aan 't snuffelen geweest, en zei dadelijk: nou man, 't begint vandaag niet slecht. Eerst zag ik twee postwissels liggen. De eene kwam uit
Z w o l l e, van H. Hollander, een bedrag van ƒ 22.70, zijnde de driemaandelijksche opbrengst van de fietsenbewaarplaats van het gebouw „Elim", busje 245. De tweede kwam uit
A m s t e r d a m, van W. H. van Mourik, een bedrag van ƒ 34.— met een brief er bij waarin vermeld stond dat men in de hoofdstad van ons Vaderland in beginsel besloten was tot de oprichting van een afdeeling en dat men al een spreker gehad had in ds. Timmer van Ermelo, bij wiens spreekbeurt dat bedrag van ƒ 34.— was gecollecteerd. De heer Van Mourik schreef: mij dunkt, u moest elk uwer drie pleegkinderen maar een deel geven, ƒ 12.— voor het Leerstoelfonds, ƒ 12.— voor 't Studiefonds en f 10.— voor de Evangelisatie-Commissie. 'k Mag er dus ƒ 24.— van houden en een tientje is voor 't nichtje. Dat zal ik dus opzenden naar ds. Lans. Voorts voldoe ik natuurlijk gaarne aan het in dat schrijven vervatte verzoek om de aandacht van de lezers van „De Waarheidsvriend" in Amsterdam eens op het bestaan van de jonge afdeeling te vestigen en hen op te wekken zich er bij aan te sluiten. Het adres van den heer Van Mourik is: Jac. Catskade 41. Zijn telefoonnummer 41212.
Maar behalve de postwissels lagen er ook nog giro's. Bovenop lag er alweer een uit
V l a a r d i n g e n, en alweer van ds. Heijer, nog een nagekomen gift van ƒ 2.50 voor het bedanken voor het beroep naar Ouddorp. 'k Hoop maar dat de blijdschap over dat bedankje nog niet haar toppunt heeft bereikt. Verder uit
's-G r a v e n h a g e, van ds. Van Dorp de volgende giften: ƒ 2.— van den heer E. voor den Gereformeerden Bond; ƒ 5.— van mej. H. voor het Studiefonds; ƒ 1.— gecollecteerd in de Julianakerk; ƒ 2.— gecollecteerd in de Zuiderkerk op den tweeden verjaardag van een huwelijk; ƒ 1.— van een vriendinnetje van den Gereformeerden Bond en ƒ 1.— van haar ouders voor genoten zegeningen onder de prediking; alles bij elkaar was het een bedrag van ƒ 12.—. Dan uit
H a z e r s w o u d e, van Jac. van Pijlen een gift voor het Studiefonds van N.N. uit Hazerswoude (dorp) van ƒ5.—.
En nu komt het voornaamste nog uit
L e e r b r o e k. De diaken W. Sterk aldaar schreef mij, dat daar Zondag 1 Juli voor de gemeente was opgetreden haar oud-herder en leeraar ds. Van Toorn van Rotterdam. En toen was in de morgengodsdienstoefening gecollecteerd een bankbiljet van — zetter, de vette letter I —
HONDERD GULDEN,
bestemd voor het Leerstoelfonds. Dat bankbiljet was gewikkeld in een briefje, dat de heer Sterk er bij had ingesloten en dat aldus luidde: ,,Een Bankbiljet van 100 gulden voor het oprichten en herstellen van een dierbaar Echtgenoot na een ernstige ziekte. Door 's Heeren genade aan hem dit wonder verricht. Bestemd voor het Leerstoelfonds. Hopende, dat het van den kansel en in „De Waarheidsvriend" afgekondigd wordt tot navolging van anderen. De gever wenscht onbekend te blijven. Leerbroek 1928". — Wij feliciteeren dat Leerbroeksche gezin hartelijk dat de Heere weer getoond heeft dat er bij Hem uitkomsten zijn tegen den dood en sluiten ons volkomen aan bij den wensch dat het een voorbeeld tot navolging moge zijn.
Verder vond ik ook nog een briefkaart uit een gemeente, die ik nu nog niet zal noemen, maar waar men op Zondag 24 Juni nog een Paaschcollecte had gehouden waar, naar de dominé schreef, ook de vette letters voor noodig zouden zijn. Aangezien ik die collecte echter nog niet ontving, omdat ze zeker ook per giro komt, en ik dus nog niet weet hoeveel deze bedraagt, kom ik daarop de volgende week wel nader terug.
't Wordt nu hoog tijd om te eindigen, want als je je preek te lang maakt luisteren de menschen er toch niet meer naar. Even optellen dus, en dan blijkt het bedrag dat ik houden mag ƒ 277.79 te zijn. En als ik u nu nog zeg dat ik deze week aan contributies van de Bondsleden, waarop ik ook nog wel nader terug kom, heb ontvangen een som van ƒ 766.57, dan kunt gij zelf uitrekenen dat ik alweer
f 1044.36
rijker ben geworden, waarvoor in de eerste plaats aan den Gever van alle goede gaven en voorts aan allen die er toe meegewerkt hebben, onze dank zij toegebracht.
De Penningmeester, Veenendaal.
Ds. M. JONGEBREUR.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
