GEZAG EN VRIJHEID
Niet alle noties uitgewist.
III
Niet alle noties uitgewist.
Overigens vertoont onze samenleving altijd nog de trekken van haar christelijk verleden, die erop wijzen hoezeer de religie met ons volksleven is verweven geweest. Dit moge blijken uit het feit dat wij in onze natie nog kennen het afleggen van de eed in de naam van God Almachtig, dat de Protestantschristelijke feestdagen nationale vrije dagen zijn, dat we nog een zondagswetgeving kennen, dat aan de kerken een plaats wordt toegekend t.a.v. de geestelijke verzorging in het leger, bij het gevangeniswezen en op de openbare school, dat onze gulden nog het randschrift „God met ons" heeft, dat de bestaande grondwet nog de preambule kent waarin de overheid als dienaresse Gods wordt gezien, en dat elke troonrede nog eindigt met de bede dat God wijsheid verlene bij het regeren der natie. Maar inmiddels schijnen deze zaken niet mèèr te zijn dan symbolen van een eerbiedwaardig christelijk verleden. Het is niet meer zo dat het gezicht van onze samenleving erdoor wordt gekarakteriseerd. Daarvoor is de ontkerstening te ver doorgevreten. Bovendien worden genoemde theocratische noties langzaam maar zeker uitgewist. De eed maakt steeds meer plaats voor de gelofte, de kerken hebben niet langer meer allèèn een taak t.a.v. de geestelijke verzorging in overheidsdienst maar het humanistisch verbond wordt in deze steeds meer gelijkgeschakeld met de kerken, en de erkenning dat de overheid Gods dienares is zal in de preambule van de nieuwe grondwet naar het zich laat aanzien niet meer voorkomen. Bovendien is het zo dat waar de zondag en de christelijke feestdagen als nationale vrije dagen gehandhaafd zijn, meer sprake is van een vegeteren op verworvenheden van een christelijke samenleving dan dat gezegd kan worden dat deze dagen hun christelijk karakter behouden hebben.
Daarentegen komen steeds meer antichristelijke trekken opbaar. De literatuur van onze tijd is er vaak een afspiegeling van. In onze samenleving begint zichtbaar te worden dat het beeld dat Openbaringen 13 tekent (het beest uit de afgrond) de schaduw is die het beeld uit Romeinen 13 (overheid Gods dienares) begeleidt.
De machten in de samenleving.
De democratie zonder geestelijke basis — een noodlottige zaak in een land met een christelijke geschiedenis — heeft de mogelijkheid in zich het terrein van de machten en de demonen te worden.
Om dit even in breder verband te zien kan gewezen worden op de opkomst van het nationaal-socialisme vóór de tweede wereldoorlog. Slechts langs de weg der democratie kon deze satanische beweging tot vrije ontplooiing komen en onze West-Europese samenleving in haar worgende greep krijgen, daarmee elk democratisch recht waarvan zij zelf geprofiteerd had om zeep brengende.
Consequente tolerantie leidde tot intolerantie. En de zes miljoen joden die omgebracht werden vormen tezamen het onuitwisbare teken van het duivelse karakter van deze beweging. De demonie kreeg duidelijk gestalte en het moet tot eer van de Bekenntnis synode worden gezegd dat zij in de Barmer thesen van 1934 een duidelijk neen heeft laten horen tegen de christus-vijandige machten van nationaal-socialisme en fascisme en dat zij het licht van het evangelie niet alleen beperkte tot stichting van de gemeente maar dat zij dat licht ook liet uitstralen naar het staatkundig leven om zo profetisch te getuigen tegen het beest uit de afgrond.
Nu kan het schijnen dat deze periode verleden tijd is en dat deze machten uit de samenleving uitgebannen zijn. Dan moet allereerst gezegd worden dat ook nu telkens bewegingen opduiken die dezelfde trekken vertonen als het nationaal-socialisme en die van dezelfde democratische rechten dreigen te profiteren.
Het is niet voor niets dat na de laatste verkiezingen te onzent de vraag naar het wezen der democratie allerwege opdook. Ook in ons land begint zich een beeld af te tekenen dat bezorgd doet afvragen waarheen de ontwikkeling voeren zal. En ook in andere West-Europese landen, met name in West Duitsland blijken het nationaal socialisme en het fascisme niet dood te zijn.
Daar komt echter bij dat in de huidige democratie andere machten hun aanwezigheid hebben gemeld, die van diepingrijpende betekenis zijn. Ik doel hier op de communicatiemedia. Meer dan ooit is er de mogelijkheid om de geest van ons volk diepgaand te beïnvloeden juist door de verreikendheid en de directheid van deze moderne media. Wie zich van de moderne communicatiemiddelen, de radio maar in belangrijker mate de televisie en de pers, meester maakt of liever wie de kunst verstaat om deze media uit te buiten, kan gedachten en ideologieën lanceren die hun uitwerking binnen de samenleving niet missen. Waarbij het zelfs zo is dat anti-christelijke stromingen, die zich niet ontzien het kruis van Christus openlijk te bezoedelen, zich breed kunnen opmaken op grond van democratische rechten. Zo gezien is de democratie geen echte waarborg voor werkelijke vrijheid, maar ook openlijke bedreiging van de kant der machten. Voeg daarbij dat de dragers van het gezag elk ogenblik het gevaar lopen door radio, pers en t.v. voor het front van het volk te worden gepresenteerd in negatieve of positieve zin dan wordt duidelijk welke gevaren hier dreigen. De media hebben in principe de mogelijkheid om een kabinetscrises te forceren of om beslissingen af te dwingen en hebben zo de kiemen in zich om het gezag binnen de samenleving diepgaand te ondermijnen. De situatie in Amsterdam is daar een voorbeeld van geweest. De verbreiders van de anarchie kregen dank zij de communicatiemedia ruime kansen en de dragers van het gezag stonden vaak bloot aan de vaak vernietigende kritiek van geavanceerde groepen die breder invloedssfeer hadden dan zonder de communicatiemedia mogelijk zou zijn geweest. Hoeveel menselijk leed zal niet berokkend zijn geweest door het onverzadigbare beest van de publiciteit, maar ook welke stimulerende factor zal er niet van de communicatiemedia zijn uitgegaan met betrekking tot de ondermijning van het gezag?
Hoe onmiskenbaar de enorme macht van de publiciteit is komt in toenemende mate tot uitdrukking bij verkiezingen, waarbij elke groep zich van de publiciteit tracht meester te maken daarbij gebruik makend van psychologische effecten. De kreet en de leuze doen het goed en worden via genoemde media tot machtige middelen om de onkritische volksgeest te beïnvloeden. Den Uyl was een man om mee te werken. Cynisch werd opgemerkt dat van Mierloo zelfs een man was om mee te trouwen, daarbij doelend op het onbewuste effect dat de man op het beeldscherm maakt op het vrouwelijk deel der kijkers. En ook de christelijke politiek te onzent loopt het gevaar zich leuzen te laten aanleunen en zo een facade op te trekken die de massa imponeren moet. De in toenemende mate gehoorde leuze „Evangelisch-radicaal" is daar een sprekend voorbeeld van.
Zo zijn er machten in onze samenleving werkzaam die langzaam maar zeker hun sporen drukken in ons maatschappelijk bestel. Met het gevolg dat het karakter van onze, in historisch opzicht christelijke natie, steeds sterker vertroebelt.
Huizen J. v. d. Graaf
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 1967
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 1967
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's