De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De vrijheid van de christen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrijheid van de christen (3)

10 minuten leestijd

In een vorig artikel hebben wij kunnen constateren dat Luther moeite heeft gehad om de vrijheid van de christen een concrete plaats te geven in het maatschappelijk leven. Ook de 'dopersen' hebben hiermee moeite gehad. Niettegenstaande hebben zij deze vrijheid op hun wijze wel voorgestaan, maar het vervloeide bij hen gemakkelijk in de richting van een meer door individualisme en autonamie geïnspireerde vrijheid van het individuele geweten. Vooral de 'bekeerde man' óf 'bekeerde vrouw' gaf hierin de toon aan. Om daarom de zaak helder te krijgen, dienen wij naar Calvijn te luisteren die in boek III, 19 van de Institutie het één en ander hierover heeft uiteengezet.

De christelijke vrijheid bij Calvijn

Voor Calvijn is de vrijheid van de christen en aanhangsel van de rechtvaardigmaking. Het woord 'aanhangsel' is door hem niet zó bedoeld als zou het geen betekenis hebben. Neen, vrijheid is voor hem een zaak die met de rechtvaardigmaking gegeven is. Men kan deze vrijheid daarvan niet los denken. Als Calvijn in dit verband van aanhangsel spreekt is het meer ter onderscheiding dan van scheiding. Voor hem is deze geschonken vrijheid van uitermate groot belang. Zij staat zelfs in dienst van de rechtvaardigmaking, want deze vijheid dient ertoe om de kracht van de rechtvaardigmaking te verstaan.

De reformator is zich ervan bewust dat sommigen direkt 'hoera roepen' als zij over de christelijke vrijheid horen spreken. Onder voorwendsel van deze vrijheid werpen zij alle gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord overboord en storten zich in een teugelloze ongebondenheid. Zij menen dat het met deze vrijheid gegeven is, dat alle matigheid, orde en onderscheid weggenomen is. Ondanks deze onjuiste opvatting moet er volgens Calvijn toch over deze vrijheid gesproken worden, opdat een ieder een goed inzicht daarin hebbe. Dan moet men er verder maar van denken wat men wil, hetzij dat men er een goed gebruik - hetzij dat men er misbruik van maakt.

Drie stukken

Voor de reformator is de christelijke vrijheid in drie stukken gelegen. Het eerste stuk is dat de gewetens van de gelovigen, wanneer zij hun vertrouwen op de rechtvaardigmaking voor Gods aangezicht zoeken, zich boven de wet oprichten en verheffen, en de gehele rechtvaardigheid der wet vergeten. Waarom legt Calvijn zo expliciet de nadruk op 'het vergeten van de gehele rechtvaardigheid der wet'? Omdat de wet niemand rechtvaardig laat! De wet veroordeelt slechts! Zelfs al zou men slechts in één gebod gestruikeld hebben en alle andere gehouden, staat men nog schuldig aan de gehele wet. Los van Christus verdoemt de Wet de zndaar. Daarom met men de wet vergeen en op Christus alléén zien. Hij alléén is ons behoud! Inzake de rechtvaardigmaking zelf heeft de wet geen functie óf het moest zijn dat zij de tuchtmeester is tot Christus. In de rechtvaardigmaking zelf is de wet echter geen pluspunt voor ons. Integendeel zelfs, daarin kan zij ons alleen maar aanklagen. Daarom is alleen Christus, Die de wet volkomen heeft vervuld, ónze rechtvaardigmaking. Wat betreft de heiligmaking liggen de zaken iets anders. Zonder dat er enige verdienste aan toegekend wordt (óf het moet zijn: uit genade) heeft de wet in de heiliging deze taak dat zij de gelovigen herinnert aan hun plicht en op die manier aanzet tot het streven naar heiligheid en onschuldigheid. Wie mocht denken dat dit een geloofsprestatie is van de mens, vergist zich! Voor Calvijn is dit herinneren aan de wet van de gelovige niets anders dan een vrucht van de Geest der heiligmaking. Niet wij maken onszelf heilig, maar de Geest Gods doet dit.

Het tweede stuk bestaat hierin, dat de gewetens, niet als door de noodzakelijkheid van de wet gebonden, de wet gehoorzamen, maar dat zij vrij van het juk der wet zelf, aan Gods wil uit eigen beweging gehoorzamen. Hier maakt Calvijn - om zo te zeggen - verschil tussen een slaafse- en kinderlijke vrees. De slaafse vrees kent het juk van de wet. Laatstgenoemde vrees denkt daarmee het heil zelf te verwerven. Het kent geen diepe achting voor de Heere. Liefde tot Hem daarin wordt niet gevonden. Het is haar ook volstrekt niet te doen om de ere Gods. Deze vrees kent geen vrijheid. Zij is slaafs, kruiperig, op zichzelf bedacht. De kinderlijke vrees is het evenwel om God Zelf te doen. Voor haar is de wet geen juk, geen knellende band. Zij is niet bedacht op eigen eer, zelfs niet op eigen heil. Iemand zei het eens als volgt: 'Laat mij maar verloren gaan als God maar aan Zijn eer komt'. Ofschoon er op dit zeggen wel iets af te dingen is, maakt het ons toch wel duidelijk welk een prioriteit Gods eer in het leven van deze persoon had. Wel maken wij de kanttekening dat Gods eer ons behoud niet uitsluit, maar - wonder van genade - juist insluit. Hieraan behoeven wij niet te twijfelen noch te wanhopen. Het is waar dat ook de allerheiligsten nog maar een klein beginsel van de ware gehoorzaamheid aan Gods wil bezitten. Niettegenstaande wordt zij toch gevonden en geeft Gods Geest een liefde tot Gods wet om 'die te doen uit dankbaarheid'. En als Calvijn schrijft dat de gelovigen - vrij van het juk der wet - uit eigen beweging aan Gods wil gehoorzamen, dan schrijft hij niet teveel. Want vervuld met Gods Geest is die gehoorzaamheid aan Gods wil er vanzelf. Als de Heere immers in ons leven komt, brengt Hij alles mee: ook de gewilligheid en de liefde om Hem naar Zijn Wet te gehoorzamen. Hierdoor is er een vrij en goed geweten jegens God.

Van het derde stuk van de vrijheid - zegt Calvijn - 'dat wij in de uiterlijke dingen die op zichzelf middelmatig zijn, door geen enkel bezwaar tegenover God gebonden zijn, maar dat wij ze zonder onderscheid nu eens mogen gebruiken en dan weer nalaten'. Het hangt dus van de omstandigheden af óf wij de middelmatige dingen gebruiken óf niet. Het gaat erom óf het gebruik of het nalaten daarvan is tot eer van God.

Geestelijke zaak

De christelijke vrijheid is in al haar delen een geestelijke zaak! Deze vrijheid wordt verkeerd uitgelegd door hen die haar gebruiken als voorwendsel voor hun begeerten. De goede gaven van God worden misbruikt als zij door ons worden gehanteerd met de bedoeling daarin onszelf te zoeken en groot te worden. Als voorbeeld geeft Calvijn dat er mensen zijn die een maaltijd aanrichten om daarmee boven anderen uit te steken en ze dus de ogen uit te steken. Onder voorwendsel van christelijke vrijheid zeggen zij, dat dit (het aanrichten van een maaltijd) slechts een middelmatige zaak is. Calvijn geeft ze hierin gelijk, maar zegt hij erbij: 'mits men dit middelmatig gebruikt'. Maar als dit al te begerig wordt nagejaagd en men trots daarop pocht, dan is het zeker dat de dingen, die overigens op zichzelf geoorloofd zijn, door zonden verontreinigd worden. Niet de goede gaven Gods op zichzelf zijn zondig, maar het misbruik van die goede gaven is zondig. 'Alle dingen zijn wel rein de reinen, maar de bevlekten en ongelovigen is geen ding rein, want hun verstand en geweten ziin bevlekt' (Titus 1:15). De christelijke vrijheid mag in geen geval aanstoot, geven aan de zwakken. Wij misbruiken deze vrijheid als wij ons niet bekommeren om de zwakheid van onze broeders. Aangezien juist de zwakke broeders door ons ondersteund moeten worden, dienen wij niets te doen waaraan zij zich kunnen ergeren. De christelijke vrijheid kent geen begrenzing. Deze begrenzing is: de liefde. Als de dienst des Heeren daardoor niet in het gedrang komt, hebben wij de liefde altijd te laten prevaleren. Het kan dus zijn dat wij om onze broeders wil ons onthouden van allerlei middelmatige zaken zoals dit door God ons geboden is. Dat wil intussen niet zeggen dat daardoor de vrijheid van geweten ophoudt. Integendeel, deze vrijheid behouden wij. Voor alles geldt: 'Gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleen gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkaar door de liefde'. Ik denk dat het in de kerk en de gemeenten er anders uit zou zien als wij dit woord van Paulus aan Galaten meer ter harte zouden nemen. Het komt zo vaak voor dat middelmatige zaken doorgedrukt worden waardoor er bij de zwakken ergernis ontstaat. Dat wil niet zeggen dat de status quo altijd gehandhaafd moet blijven. Maar het houdt wel in dat - wil men middelmatige dingen invoeren - er in liefde rekening wordt gehouden met de zwakken. Want als de christelijke vrijheid zonder liefde jegens de zwakken wordt beoefend, kan men zich werkelijk afvragen óf men niet uit is op eigen eer. De liefde daarentegen zoekt Gods eer en het welzijn van de naasten, in dit geval: de zwakken. Wat dat betreft kunnen wij ook van Calvijn nog wel iets leren. In zijn Institutie haalt hij mensen aan die zeggen, dat het soms toch wel van belang is dat wij onze vrijheid voor de mensen bevestigen. Calvijn is het volstrekt met ze eens! Toch adviseert hij om met de grootste voorzichtigheid maat te houden, opdat wij de zorg voor de zwakken, die de Heere ons zozeer opgedragen heeft, niet van ons werpen. In navolging van de Pastor (Jezus Christus) wil Calvijn pastor zijn, zowel voor de sterken als voor de zwakken.

De twintigste eeuw

Van Calvijn nemen wij een grote stap naar deze eeuw. Dat is niet omdat de nadere reformatie geen belangwekkende zaken over de vrijheid van de christen naar voren zou hebben gebracht. In een volgend artikel wil ik dit echter naar ons toe praktisch verwerken. De twintigste eeuw geeft hele andere gedachten over de christelijke vrijheid te zien dan die wij bij Calvijn opmerkten. Een nieuw christelijk vrijheidspathos komt op. Het wordt sterk gevoed door de mondiale emancipatiebewegingen van onze tijd. De theologie van P. van Buren in 'The secular meaning of the Gospel' is bijna geheel op het begrip freedom (vrijheid) gebouwd. Dat geldt in belangrijke mate ook van H. Cox, D. Sölle e.a. Maar bijna steeds zijn de christelijke vulling en de samenhang met geborgenheid en gehoorzaamheid (verticaal) dan uiterst zwak. Als 'aanhangsel' van de rechtvaardigmaking - zoals bij Calvijn - wordt deze vrijheid niet gezien. Men gaat ervan uit, dat een ieder wel weet dat vrijheid bestaat in de mogelijkheid om onze natuurlijke humaniteit te ontplooien. Deze vrijheid is eigenlijk helemaal op het menselijk bestaan gericht. Is in het verleden, zoals ik reeds aantoonde, wellicht het accent wel eens te veel op het verticale gericht geweest, in dit geval gaat het helemaal op in het horizontale. Het evenwicht verticaal-horizontaal in de theologie van Van Buren, Cox en Sölle is vrij zwak. In het kader van ons onderwerp dragen zij derhalve geen nieuwe bouwstenen aan. Ook blijkt een integratie van hun gedachten over 'vrijheid' moeilijk in te passen in wat o.a. de reformatoren daaronder hebben verstaan. Dat komt omdat de bron waaruit geput wordt een andere is dan die van Gods Woord. Wat wel van hen te leren valt is hun bewogenheid die in de christelijke vrijheid niet mag ontbreken.

Conclusie

Als ik op grond van wat er geschreven is een voorzichtige conclusie trek, stel ik dat het in de kerkgeschiedenis met de christelijke vrijheid altijd een wat moeilijke zaak is geweest. Steeds was zij een bedreigde zaak die door 'wetticime' overheerst werd. Het is met deze vrijheid een vallen en een opstaan geweest. In onze tijd is dat niet anders! Daarop hoop ik echter een volgend keer in te gaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De vrijheid van de christen (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's