Consideraties over wijzigingen in Ord. 2 en 7

Het betreft hier voorgestelde wijzigingen in de Ordinanties 2 en 7 die verband houden met de invoering van de zgn. 'tweefasenstructuur' in het wetenschappelijk onderwijs. Deze invoering raakt ook de theologische faculteiten en zo ook de opleidingen tot predikant aan deze faculteiten. De voorgestelde wijzigingen spreken, uitgaande van de nieuwe structuur, voor het merendeel voor zich zelf. De toelichting op de bladzijden 6-9 is duidelijk.

Het onderstaande wil dan ook slechts een kanttekening zijn bij enkele onderdelen.

a. Er is enkele keren sprake van 'het college van kerkelijke hoogleraren en docenten'. Daarmee zijn bedoeld de gezamenlijke kerkelijke hoogleraren en docenten van de universiteiten van Utrecht, Groningen, Leiden en Amsterdam. Het zou de duidelijkheid ten goede komen dit een keer zo te formuleren.

b. In Ord. 7-4-3 en 7-4-9 is sprake van de voorwaarde waaronder preekconsent gegeven kan worden aan studenten in de theologie. Dat kan na het afleggen van het 'nieuwe' doctoraal examen (wat kan na ongeveer 4 jaar studie) en na het één jaar gevolgd hebben van de colleges homiletiek. Het laatste kan volgens voorstel 7-4-9 ook vervallen. Terwijl de eerste voorwaarde bij een eventueel nog door de minister goed te keuren diagonale structuur (zie hiervoor de toelichting bij, 7-4-3 op blz. 8) ook kan vervallen.

Wordt dit alles niet verwarrend? Er wordt nu een regel voorgesteld die straks waarschijnlijk weer anders wordt. Is het niet juister een objectieve regel te formuleren voor jiet verkrijgen van preekconsent? Een regel waarbij enerzijds dan voorkomen moet worden dat men te vroeg gaat preken zonder voldoende opleiding en waarbij anderzijds er voldoende gelegenheid moet zijn ervaring op te doen. In ieder geval zal geëist mogen worden dat er voldoende scholing is in de exegese van Oud en Nieuw Testament, in de dogmatiek en de homiletiek.

c. De derde kanttekening betreft Ord. 7-8-2 (zie de toelichting op de bladzijden 7 en 9). Er bestaat het gevaar (wat in de toelichting ook duidelijk aan de orde wordt gesteld) dat men na het doctoraalexamen nieuwe stijl de kerkelijke opleiding kan gaan volgen zonder voldoende kennis van de exegese. Er wordt nu voorgesteld dat de Commissie voor het Theologisch Wetenschappelijk Onderwijs voorwaarden kan gaan stellen aan de samenstelling van het vakkenpakket van het doctoraal-examen of eert eventuele aanvulling kan vragen.

Een strakkere formulering is gezien de dreiging van te weinig kennis van de exegese van Oud en Nieuw Testament en van de grondtalen van de Bijbel (waarover nu al geklaagd wordt!) gewenst. Dit kan door duidelijk te formuleren welke eisen voor de kerkelijke opleiding gesteld dienen te worden aan de kennis van de exegese van Oud en Nieuw Testament en aan de grondtalen. Te overwegen zou ook zijn in de kerkelijke opleiding zelf de exegese als verplicht vak op te nemen, zo zou in Ord. 7-3-9 en 7-8-3 'Bijbelse theologie' als onderwijs- en examenvak veranderd kunnen worden in 'Bijbelse theologie en exegese'.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen