De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Ingezonden  n.a.v. boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden n.a.v. boekbespreking

3 minuten leestijd

Het is niet de gewoonte te reageren op een boekbespreking, maar ik meen het aan de lezers van uw blad verplicht te zijn op één punt een correctie aan te brengen in de bespreking die dr. S. Meijers wijdde aan mijn dissertatie over de Geestelijkheid van God (in het nummer van 30 mei jl.). En nu ik toch schrijf, moge ik tegelijk op nog één punt kort ingaan.

Om met dit laatste te beginnen, dr. Meijers schrijft: 'Bovendien heeft het (boek) iets binnenkerkelijks: dit blijkt uit de literatuurverwijzing - in meerderheid de 'eigen bronnen'...'. 'Wanneer de recensent hiermee bedoelt dat ik mijn plaats probeer in te nemen in de kerk der eeuwen, en daarom aandacht geef aan theologen van Athanasius tot Zanchius, dan heb ik vrede met deze opmerking. Maar als de bedoeling ervan is dat in mijn boek in hoofdzaak verwezen zou worden naar literatuur uit gereformeerde (vrijgemaakte) kring, dan moge ik de lezers van de Waarheidsvriend vragen de verwijziging zelf even in te kijken.

Maar nu het belangrijkste punt. Dr. Meijers schrijft: 'Het onderwerp is genomen uit het eerste artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis waarin uitdrukkelijk beleden wordt dat God een geestelijk wezen is. Uitdrukkelijker dan nodig is, vindt de schrijver, omdat in de andere omschrijvingen van God in art. 1 al genoegzaam tot uitdrukking komt hetgeen bedoeld is, namelijk dat we God niet néér mogen trekken in de wereld van de zichtbare dingen'.

Op grond van deze zin zou de lezer tot de conclusie kunnen komen dat ik bezwaar heb ingebracht tegen art. 1 van de Geloofsbelijdenis. Niets is echter minder waar. Ik heb ook nergens geschreven dat in art. 1 'uitdrukkelijker dan nodig is' het geest-zijn van God wordt beleden. Ook zal men nergens als mijn mening vinden dat 'in andere omschrijvingen van God in art. 1 al genoegzaam tot uitdrukking komt hetgeen (met de geestelijkheid) bedoeld is'. Mijn proefschrift poogt juist de eigen betekenis van de geestelijkheid aan te geven, p. 2, 228.

Wanneer mijn conclusie zo wordt weergegeven: 'dat we God niet néér mogen trekken in de wereld van de zichtbare dingen', dan herken ik mijn mening hier niet in. De conclusie van mijn onderzoek is: 'Onder de geestelijkheid van God is te verstaan, dat God, die als Schepper en Verlosser het leven schenkt, niet lichamelijk is', p. 192. Men zou in een verkorte weergave kunnen schrijven, dat we God niet néér mogen trekken in de wereld van de lichamelijke dingen. Iets dergelijks wordt in geen van de andere eigenschappen die art. 1 van God noemt, beleden. Daarom ben ik blij dat de kerk in art. 1 van haar belijdenis ook de lof op de geestelijkheid van God heeft leren zingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Ingezonden  n.a.v. boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's