Verschoppelingen
Feuilleton.
EEN OORSPRONKELIJK VERHAAL DAT AANVANGT ONGEVEER 1870
Den anderen dag had de herder van Winnewoud wel zijn breiwerk meegenomen naar de hei, maar 't bleef in den zak. Nu en dan liep hij met het geopende N. Testament achter de schapen. Hoe langer hoe meer begon hij te voelen, dat hij niet meetelde voor de Gemeente des Heeren op aarde, en al was het, dat hij belijdenis deed en gedoopt werd, dat zou toch niets beteekenen, indien hij niet kon zijn in de samenkomsten der gemeente. Hij zou niets aan die Gemeente, en de Gemeente niets aan hem hebben. Nu eens sloeg hij hier, dan daar zijn Boek open en hoe langer hoe meer werd het hem duidelijk, dat Doop en Avond maal voornamelijk hun beteekenis hadden voor de samenkomsten der Gemeente.
Toen hij den volgenden dag alleen was met den kuiper, zei hij :
„Baas ! ik zou toch niet altijd herder willen blijven."
„Zoo ? En wat wilde je dan ? "
„Ja, zie ! als ik nog timmerman kon worden ! Als 't kon, zou ik daar veel zin in hebben."
„Zoo? Timmerman? "
De baas keek een poosje strak naar iets. Daarop legde hij Paul de hand op den schouder en zei :
„Hoor eens, jongen ! ik zal je wat zeggen. We gaan nu weer naar den zomer, en je moet je feest doen voor de kudde en je ziet maar zooveel mogelijk met breien te verdienen. Tegen den winter zou je naar den timmerman moeten. Mij dunkt, daar moesten we 't maar op aanhouden, vind je ook niet ? "
„Dat zou mooi zijn, als dat kon, baas !"
„Zeker ! En al verdien j' 'r den heelen winter niets, den kost heb je toch. — Je spaart je geld voor gereedschap. Misschien zou je In 't voorjaar wel zooveel kunnen verdienen, dat je in je eigen onderhoud kon voorzien."
„Zou dat kunnen, baas ? "
„Met 's Heeren hulp, ja !"
„Baas, ik dank je voor je goeden raad. En ik hoop mijn best te doen."
„Dat vertrouw ik wel, mijn jongen ! maar nu moet je met je knutselarij 's avonds uitscheiden, en al je vrijen tijd gebruiken, om te leeren. Ik zal met meester Wans spreken, om je meer rekenen te leeren."
Paul erkende, dat hij in Hillebrand een vader had.
De baas had er op gerekend, dat de herder meteen zou gesproken hebben over het belijdenis doen, maar Paul sprak daar den heelen zomer zelfs niet over. Dat viel den baas wel een beetje tegen. Doch Paul liet het met opzet. Hij wilde 't niet laten merken, dat de grootste drijfveer, die hem aanzette, om tinimerman te worden, de lust was, om door den doop in de Gemeente te worden opgenomen, om in haar samenkomsten mede te kunnen volharden in de leer der Apostelen en in de gemeenschap en in de breking des broods en in de gebeden.
Eerst in den nazomer zei hij :
„Baas ! als ik dan niet meer 's Zondags in 't veld hoef te zijn, zou ik dan mijn belijdenis kunnen doen en gedoopt worden ? "
„Dat zou wel den eersten Zondag den besten kunnen gebeuren."
Paul wreef zich de handen van blijdschap;
Hoofdstuk XVII.
De herfst was in aantocht.
Wat een triestige dag. Van 's morgens vroeg reeds viel er een fijne stofregen, die voor een korten tijd geen kwaad scheen te doen, maar door 't lange aanhouden iemand doornat maakte. De herder had zich dan ook in den dikken mantel gehuld, en was zeker onder den indruk van het sombere weer, want hij zag alleen maar naar zijn schapen. Daardoor zeker schrok hij een weinig, toen een zware stem achter hem zeide :
„Ben jij Paul van Koen en Hilda ? "
Hij keek om, en herkende Teun Dolle den armvoogd.
„Dag Dolle ! ik ben Paul, maar niet meer van Koen en Hilda. Jij hebt immers zelf gezegd, dat ik Paul Dinderman heette !"
„Ja, zoo iets ; maar secuur weet ik dat op 't oogenblik niet. Wat ben je groot ge worden ! En je ziet er gezond uit."
„Ik heb een gelukkig'leven. Dolle! En 't is goed te wezen bij den kuiper. Ik had het niet beter kunnen treffen. Vaak heb ik aan je gedacht. Ik heb je nog nooit bedankt voor wat je voor mij gedaan hebt, en dat doe ik nu. Ik weet wel, dat, wat er mij betaald werd, niet uit je eigen zak kwam, maar 't ging toch door jouw handen en je had er je zorg miee. En nu dank ik meteen de armvoogdij."
„Dat hoort men niet veel", zei Dolle. „Ik weet het. Dolle. Maar als men wat ouder wordt, denkt men over alles meer na, en ik heb daarvoor veel tijd. Mijn ouders lieten mij aan mijn lot over, en als de armvoogdij zich niet over mij ontfermd had, ware ik omgekomen."
„Nu, dat geloof ik nu nog niet."
„Omdat er een God is, Dolle, die over de verschoppelingen waakt."
Maar om daarover te spreken, was Dolle niet gekomen.
„Denk je wel eens aan je vader, Paul ? "
„Wat zal ik van hem denken ? Ik ken hem niet en weet niets van hem. Heb je hem gekend, Dolle ? "
„Zeker ! 't was een goed man, en altijd stil en bedaard ; maar, daar je moeder al erger en erger werd, moet hij 't hoofd verloren hebben. Ik geloof zeker, dat hij niet goed bij zijn zinnen was, toen hij op reis ging."
„Weet je iets van hem. Dolle ? Hij stuurde altijd geld aan je ; deed hij er nooit een briefje bij ? En vroeg hij nooit naar mij ? "
Daar gaf de armvoogd geen antwoord op.
„Je hebt dit jaar geen geld gehad, niel waar ? "
,, Nee, dat weet je zelf wel." Paul zag den man scherp aan ; hij geloofde vast, dat Dolle meer wist, dan hij wilde zeggen.
„Jij houdt nu zeker wel geld over ? "
„O, zendt hij daarom niet meer ? "
„Nee, dat is het niet." „Teun Dolle ! ik zie en hoor aan je, dat je wat van mijn vader weet. Ik bid je, dat je 't mij zegt."
„Zeg mij eerst, of je geld overhoudt."
„Ik houd geld over."
„Hoeveel ? "
„Vraag dat aan Hillebrand ! Dien alleen gaat dat aan. Maar zeg mij nu, wat je van vader weet !"
„Je vader is weer getrouwd."
„In Amerika ? "
„Ja, met een weduwe, een moeder van vier al groote kinderen, maar eerst heeft hij overal rond gezworven en allerlei zwaren arbeid gedaan. Toen hij trouwde, kreeg hij een gemakkelijk leven, omdat de jongens van zijn vrouw al veel verdienden —"
Teun Dolle scheen niet verder te durven ; doch Paul stond te wachten op meer.
„Zeg alles. Dolle ! want nu moet het komen, waarom hij geen geid meer stuurde. Leeft hij nog ? "
„Zeker ! maar hij heeft een ongeluk gehad, waardoor hij zijn rechterarm heeft verloren ; hij «kan niet meer werken."
.„Maar dat hoeft dan ook niet meer, als zijn jongens genoeg verdienen." (Wordt vervolgd).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1923
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1923
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's