Niet te haastig!
Ds. G, schrijft in „De Gereformeerde Kerk", orgaan der Conf. Vereniging, een artikel over Openbaring, hetwelk ons aanleiding geeft tot een broederlijke opmerking. Het verdient zeer wel aanbevehng, dat in onze kringen over het stuk der openbaring wordt nagedacht, vooral in verband met de belangstelling, welke voor dit onderwerp in de laatste jaren wordt gewekt. Het verdient echter ook aanbeveling niet al te haastig nieuwigheden over te nemen. Niet zonder oorzaak vermaant de Heilige Schrift niet haastelijk nieuwelingen aan te nemen. Het behoeft dan ook volstrekt geen afkeuringswaardig conservatisme te zijn, deze vermaning ook op nieuwe leringen toe te passen.
Wij doelen op een passage als de volgende: „Als God zich openbaart, dan openbaart Hij zich aan de mens, zo dat de mens het verstaat. Dit brengt mee, dat God in zijn openbaring zijn goddelijkheid, zijn majesteit en heerlijkheid verhult, verbergt in de gedaante, het kleed van de voor de mensen verstaanbare verschijning".
Wij nemen aan, dat ds. G. dit zo niet zonder invloed van de nieuwe theologie schrijft, in welke de stelling openbaring is verhulling zulk een belangrijke rol speelt.
In de zo even aangehaalde zinsnede vindt die gedachte weliswaar een onschuldig klinkende en goed bedoelde toepassing, maar wij vragen ons toch af, of het aanbeveling vindt om dat zo te doen.
De vraag is zelfs, of het wel juist is, wat hier wordt gezegd, n.l. "Dit brengt mee, dat God in zijn openbaring, zijn goddelijkheid, zijn majesteit en heerlijkheid verhult, verbergt in de gedaante, het kleed van de voor mensen verstaanbare verschijning".
Hoe rijmt zich deze zinsnede met het woord van Rom. 1 vs. 18 v.v. Daar staat met zovele woorden precies het tegengestelde; Zijn onzienlijke dingen worden van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid.
Op zich zelf doet deze waarheid niets af van die andere, dat God eeuwig verheven is boven het schepsel en door ons, dank zij de openbaring, slechts op schepselmatige, wijze kan gekend worden. Hij bewoont een ontoegankelijk licht.
Het merkwaardige en geheel enige van het Godsbesef is juist, dat het betrokken is op het boven de wereld verheven Wezen Gods. (R. Otto : het geheel andere). Het is zelfs in strijd met het Godsbesef, deze betrokkenheid te negeren. De aangevoerde plaats van Paulus tekent dit zelfs als een opzettelijk ten onder houden van de waarheid.
Het komt ons dan ook voor, dat wij gevaar lopen de schepping mis te verstaan, als wij zo over verhulling gaan theologiseren. Wij zouden de schrijver in overweging willen geven om nog eens na te lezen, hoe Calvijn over deze dingen spreekt: God heeft in ieder werk en schepsel ingesneden zekere tekenen van Zijn Majesteit en heerlijkheid, die zo duidelijk zijn, dat alle voorwendsel der onwetendheid weggenomen is. (Inst. I, 2. 5). Het karakter der openbaring en de openbaring worden trouwens door de schepping Gods reeds bepaald.
"In de komst van Jezus Christus verbergt God Zijn heerlijkheid in de gestalte van de Man van smarten, de dienstknecht", schrijft ds. G. verder. Het ging in de vleeswording des Woords toch niet om de verberging van Gods heerlijkheid. Hoe oordeelt men dan over de wonderen, over de macht, met welke Christus sprak ? Wij mogen dit alles bovendien niet losmaken van de profetische openbaring van de Messias, waarop Hij ook zelf telkens gewezen heeft. Vele dingen worden ons medegedeeld, waarin Hij Zijn goddelijke kracht en heerlijkheid openbaart : b.v. Uw zonden zijn u vergeven !
Wij zullen de vereniging van de goddelijke en menselijke natuur in de Persoon van de eeuwige Zoon Gods nimmer doorgronden, maar in de Christus, die ons in de Schrift wordt voorgesteld, worden beide naturen openbaar. Bovendien heeft God Christus niet in de wereld gezonden om Zich te verbergen, maar om Zijn deugden te openbaren en hoedanig Hij jegens ons is.
De Heihge Schrift weet wel van een verbergen Gods, (Psalm 10 vs. 11 ; 13 vs. 2). Dan staat het echter in tegenstelling met openbaren : een onttrekken Gods of een ontkennen van de mens, dat God zich openbaart. De Schrift kent geen verbergen Gods in de zin van gelijkheid met openbaren, alsof openbaren hetzelfde zou zijn als verbergen. In dit laatste schuilt een speculatie, die geen recht doet aan het wezen der openbaring.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1948
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1948
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's