Gereformeerde Geloofsleer.
11. Vraag: Wat is de geloofsbelijdenis van Athanasius?
Antwoord: Ook de geloofsbelijdenis van Athanasius is een symbool of belijdenisgeschrift van de oude algemeene Christelijke Kerk, bestaande uit 44 artikelen. Het geschrift is naar Athanasius (gestorven 373), den verdediger der rechtzinnige leer, genoemd, niet omdat hij de opsteller van het stuk in den tegenwoordigen vorm is, maar omdat de inhoud bestaat uit hetgeen hij, de geestelijke en vertrouwde leider der rechtzinnige Kerk, met zooveel geloof geleerd en met zooveel liefde en wijsheid verdedigd heeft. Het Athanasiaansch symbool, dateerend eind 5de eeuw, handelt over de Drieëenheid en zegt b.v. in art. 28: „Daarom, zoo wie wil zalig zijn, die moet aldus van de Drievuldigheid gelooven".
Gaat het in de belijdenis van Nicea (325; Arius) vooral om de Godheid van Christus, in de geloofsbelijdenis van Athanasius gaat het dan breeder over de Drievuldigheid in het algemeen. In het tweede gedeelte wordt gehandeld over Christus, met verwerping van de gevoelens van Eutyches en Nestorius. In de 8ste eeuw is deze belijdenis door de Westersche Kerk algemeen erkend; de Grieksche Kerk heeft haar nooit aanvaard.
12. Vraag: Hoe heeft de bewerking en nadere uiteenzetting van het geheel der geloofswaarheden in de oude Christelijke Kerk zich ontwikkeld?
Antwoord: De Apostolische eeuw is de tijd van het ontstaan der Heilige Schriften, dan wordt de bouwstof voor de ontwikkeling der geloofsleer gegeven. Hoofdzaak wordt dan in de eerstvolgende periode het vergaderen van de bouwstoffen, noodig voor het optrekken van het dogmatisch leergebouw. Het wordt apologie (verdediging) van het Christendom tegenover de aanvallen der heidenen en vaststelling der afzonderlijke leerstukken tegenover de afwijkingen, in de Kerk zelve opkomend.
De tijd der dogmenvorming loopt tot Gregorius de Groote, gest. 604. Alexandrië is de leidende Kerk en Origenes, zijn de in vele dingen allesbehalve Schriftuurlijk, wordt de leidende persoon (geb. 185).
13. Vraag: Welke afwijkende richting heeft al dadelijk de Christelijke Kerk gedwongen, om over de geopenbaarde waarheid na te denken en haar ter verdediging van de bijbelsche leer genoodzaakt?
Antwoord: In de Christelijke Kerk kwam een richting, die het niet van het geloof (Grieksche woord pistis) en van de theologie verwachtte, maar van de kennis (Grieksche woord gnosis) en de filosofie. 't Zocht meer de filosofen van hun moeilijkheden te verlossen dan het menschengeslacht van de zonde. De Gnostieken gebruikten ook wel de Heilige Schriften, met toepassing van een allegorische exegese, maar ontleenden hun wijsheid aan de heidensche religies, welke zij heel goed bruikbaar achtten naast en met de Christelijke religie. Van alles wilden zij het beste en schoonste bij elkaar vergaderen en gebruikten b.v. Chaldeeuwsche astrologie, Perzisch dualisme, Syrische en Foenicische mythologie. Stoïsche en Platonische gedachten. 't Was een soort godsdienstwetenschap met een Christelijken naam, maar met een heidensch-christelijken inhoud.
De Christelijke Kerk werd er door genoodzaakt het geopenbaarde Godswoord meer in zich op te nemen en het beter en duidelijker te verklaren, waarbij ook de noodzakelijkheid bleek van de vaststelling van de lijst der Heilige Schriften (Kanon der N. Testamentische geschriften), omdat de Gnostieken alles als Heilige Schrift aanhaalden, óók wat geen Heilige Schrift was.
14. Vraag: Wat leerde het Gnosticisme aangaande de schepping en de verlossing?
Antwoord: De leeringen van het Gnosticisme, een religieuse filosofie met christelijken grondslag, maar met een heidensch-christelijken inhoud, zijn niet zoo gemakkelijk met een enkel woord te noemen, omdat het een zeer samengestelde richting is, zijn leeringen uit tal van zeer onderscheidene, meest heidensche, bronnen puttend. Maar het Christendom werd niet als de eenige absolute godsdienst en Christus niet als de eenige absolute Verlosser erkend. Zoo werden tal van elementen in het Gnosticisme opgenomen, die aan de H. Schrift vreemd zijn en door de heilige mannen Gods van 't begin afaan zijn bestreden.
Aangaande de schepping leerde men, dat de stof van eeuwigheid af bestaan heeft en daarna tot de bestaande wereld is gevormd. Zoo werd feitelijk de schepping geloochend en er werd van gemaakt een vormen of fatsoeneeren van de eeuwige stof in den tijd. Daarbij had zich een eigenaardige geschiedenis voorgedaan. Want niet alleen de stof is eeuwig, maar ook bestaat van eeuwigheid een Godheid. Uit die eeuwige Godheid waren nu een groot aantal typische tusschenwezens uitgevloeid, aeonen geheeten, tusschenschakels tusschen het Hoogste Wezen en de wereld der zichtbare dingen. Deze waren niet allen even krachtige figuren; en de zwakste van die wezens was zoo onvoorzichtig, om te dicht te naderen tot de bestaande stof, waardoor een soort „kortsluiting" tot stand kwam en er vonken van het goddelijk-zijn overspatten op de stof. Daaruit zijn de menschen als vermaterialiseerde geest-zielen ontstaan, die geboeid en gebonden in de stof, verlossing noodig hebben. Die zwakke, onvoorzichtige aeoon, die de oorzaak van al die ellende is, is de God van het Oude Testament, de demiurg geheeten. Het Oude Testament wordt door de Gnostieken allesbehalve hoog geacht.
Om de in de materie geboeide geesten te verlossen, treden verschillende aeoonen op, waarvan de voornaamste Christus is, die de zielen weer tot zich trekt. Die Christus heeft zich bij den doop door Johannes geïncarneerd in een persoon die Jezus heette, wat geschiedde toen de Heilige Geest nederdaalde in de gedaante van een duif! Christus heeft zich dus met een bepaald persoon verbonden (geïncarneerd) en zal als wereldleeraar in den weg van kennis (gnosis) verlossing brengen. (Theosofie, Krishnamurti, enz.).
15. Vraag: Wat heeft het Gnosticisme dus van het Christendom willen maken?
Antwoord: In de brieven van de Apostelen Paulus en Johannes, benevens in het boek de Openbaring, bemerken we de eerste sporen van het Gnosticisme. Het heeft het Christendom willen veranderen in een soort van heidensch-christelijke godsdienst-filosofie. De hoogste zaligheid lag niet in het gelooven (Grieksche woord pistis) maar in het weten (Grieksche woord gnosis). De hooger ontwikkelden werden de geestelijk ingewijden. De intellectueelen waren de meest geestelijke menschen (de pneumatikoi). Zoo rubriceerde men de menschen in drie soorten. De laagst staanden waren de grof-stoffelijke menschen, daar was niets mee te beginnen, die gingen verloren en werden vernietigd. Dan volgde een tweede soort: de gewone geloovige menschen, die het met het geloof en de theologie wilden doen. Vervolgens kwamen de hoog-bevoorrechte gnostieken of geestelijk-ingewijden, die het in den weg van gnosis en filosofie zochten en vonden.
Dat de leer der Gnostieken (met name van Marcion) een soort verborgen leer was, toegankelijk alleen voor hooger ontwikkelden, deed hen lijnrecht staan tegenover het Evangelie, dat den eenvoudigen en den kinderens geopenbaard is!
De gnostieke richting met haar speculatieve filosofie, heeft alle eeuwen door, tot in de stelsels van Hegel (geb. 1770) en Schelling (geb. 1775) toe, haar invloed geoefend. Tot de tweede helft der 2de eeuw eeft het Gnosticisme zich sterk geroerd, maar is ook krachtig bestreden door Irenaeus, Tertullianus, e.a. Tegenover de Gnostieken is de Godheid van Christus verdedigd, de zonde als schuld gehandhaafd, de gerechtigheid en genade Gods in het rechte licht gesteld, de leer van het noodlot bestreden, de opstanding des vleesches gehandhaafd, de wederkomst des Heeren gepredikt, enz.
16. Vraag: Wat is de goede vrucht eweest van de opkomst en de doorwerking van het Gnosticisme in de 2de eeuw?
Antwoord: De Christelijke Kerk werd gedwongen door de valsche leeringen van het Gnosticisme, om over den inhoud van de geopenbaarde waarheid na te denken en een ware, christelijke gnosis te stellen tegenover de valsche. De geopenbaarde waarheid werd nu object van methodisch, wetenschappelijk denken en de eerste steenen voor het dogmatisch huis der Kerkleer werden aangedragen en geordend. Er ontstond theologie, naar aanleiding en ter afwering van de aanvallen, die op het Christendom gericht werden. (Apologeten).
(Wordt voortgezet).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's