Een godsdienstig volk
Toen Paulus op de Areopagus de mannen van Athene toesprak zei hij, dat de inwoners van Athene alleszins godsdienstig waren. Ze hadden hun heiligdommen met evenzoveel goden en nog een altaar voor de onbekende God. Het zou van Nederland ook gezegd kunnen worden: alleszins godsdienstig! Wel niet zoveel goden die aanbeden worden. Wel veel heiligdommen van de meest uiteenlopende soort. Een alleszins godsdienstig volk, want meer dan 90 procent van alle Nederlanders gelooft in God.
Dit laatste is naar voren gekomen bij een 'exclusieve Elsevier/Nipo enquête', die onlangs gehouden werd. In een uitvoerig rapport is het resultaat van de enquête inzake Nederlands godsdienstig leven weergegeven met daarbij een commentaar van prominente kerkelijke figuren.
De conclusies, die uit deze enquête getrokken worden, zijn de volgende:
— Meer dan 90% van alle Nederlanders gelooft in een God.
— 58% van alle Nederlanders gelooft in een leven na de dood.
— Protestanten geloven meer in hemel en hel dan katholieken.
— Van alle Nederlanders gelooft maar éénderde in de hel.
— 28% van alle protestanten gelooft dat het einde der tijden nabij is.
— 70% van alle Nederlanders gelooft dat de kerk als instituut zal blijven voortbestaan.
— Éénderde van alle Nederlandse gelovigen gaat regelmatig naar de kerk.
— Van alle gezindten is bij de Nederlands Hervormden de kerkgang het meest teruggelopen.
— Slechts de helft van alle Nederlandse jongeren zal zijn kinderen zeker laten dopen.
— Meer dan éénderde van alle r.k. Nederlanders is het oneens met het beleid van haar kerk.
— 71% van alle kerkelijke Nederlanders is voorstander van oecumene.
— Slechts de helft van alle Nederlandse katholieken wil de band met Rome tot elke prijs bewaren.
Geloven en geloven is twee
Wie op het eerste gegeven van deze enquête afgaat zou over de godsdienstigheid van ons volk grote verwachting kunnen hebben. Te vrezen is echter, dat het woord van Jacobus hier van toepassing is: 'Gij gelooft dat God een enig God is; gij doet wel: de duivelen geloven het ook en zij sidderen'. Waarbij direct gezegd moet worden, dat bij alle godsgeloof, van dat sidderen onder ons volk in grote delen geen sprake meer is. Slechts éénderde deel van de Nederlanders, aldus de enquête, gelooft in 't bestaan van de hel, in de huiveringwekkende mogelijkheid dus om verloren te gaan, eeuwig te moeten leven buiten de gemeenschap met God.
Wanneer de enquête over 'gelovigen' spreekt dan is dat ook bepaald iets anders dan wanneer de Bijbel over gelovigen spreekt. Daarom alléén al geven enquêtes als deze altijd een vertekening. Éénderde deel van 'alle Nederlandse gelovigen' gaat regelmatig naar de kerk, — aldus de enquête — waarbij dan onder gelovigen wordt verstaan die 80 procent van het Nederlandse volk, dat toch altijd nog opgeeft bij een kerk te behoren. Slechts twintig procent behoort blijkens deze enquête namelijk tot geen kerkgenootschap. Ongeveer 25 procent van de Nederlanders gaat dus nog regelmatig naar de kerk en meer dan 90 procent gelooft in (een) God. Wanneer de dingen zo liggen dan is dit godsgeloof van geen wezenlijke betekenis. Calvijn zei, dat men God niet tot Vader hebben kan wanneer men de kerk niet tot moeder heeft. Miljoenen onder ons volk willen de kerk bepaald niet meer als moeder hebben. Zou het godsgeloof, dat velen zeggen te hebben, dan niet slechts dat ingeschapen godsbesef zijn, dat wij allen hebben, of we het verdringen of niet?
En dan nog dit. Ook kerkgang als zodanig betekent nog geen oprecht godsgeloof. Christus zei tot zijn discipelen: gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. Geloof in God buiten de kennis van Christus is geen gelóóf in God. Wij mensen mogen dan allen een ingeschapen Godskennis hebben, we hebben geen ingeschapen Christuskennis. Daarom gaat het ook om de verkondiging van de Naam, van de drieenige God, van God die alleen in Christus behouden kan, maar die buiten Christus' een verterend vuur is.
Miljoenen onder ons volk onttrekken zich aan de verkondiging van die Naam, die onder de hemel tot behoud is gegeven. En is er buiten de kerk, dat wil zeggen buiten de levende verkondiging van God om zaligheid? Dat wordt in onze tijd met grote hardnekkigheid beweerd. Kerk-buiten-de-kerk heet het dan. Maar de zaligheid is in geen Ander, dan in Christus in wie mensen, willen ze behouden worden, door een waarachtig geloof moeten worden ingelijfd.
Zendingsgebied
Ons land wordt intussen zendingsgebied, méér en méér. Het volk zal de Naam moe ten horen. Wanneer de levende kerk weet van de huiveringwekkende mogelijkheid om verloren te gaan en van de heerlijke mogelijkheid van het nauwelijks zalig worden, van het ingaan door de enge poort, zal ze gedrongen worden uit te gaan om te grijpen wat ten dode wankelt. De noodzaak van inwendige zending, van evangelisatiewerk komt hier levensgroot op ons af. En plaatsen waar we geroepen worden om van de Naam te getuigen — ik zou haast zeggen waar dan ook — kunnen we niet voorbij lopen.
Het is de roeping van de kerk om temidden van ons volk, dat wel voor 90 procent in God gelooft maar de boodschap van God niet meer wil horen, althans in meerderheid, te laten horen wie die God is, de twee wegen voor te stellen, de zegen en de vloek. Wanneer er dan onder het volk nog zo'n breed besef is dat God er is of dat er een God is dan is het de hoge opdracht van de gemeente wie God is in Zijn toorn en in Zijn genade.
Temidden van alle ontkerkelijking weten we intussen, dat God zelf Zijn kerk in stand houdt en dat er ook in onze tijd de 'zevenduizend' zijn, die de knie voor de goden van onze tijd niet gebogen hebben. Ook in onze tijd werkt God door Woord en Geest onder jongeren en ouderen. Dat te zien geeft telkens weer moed. Dat zal echter alleen geschieden onder de getrouwe bediening van het Woord. Daar mag wel een dikke streep onder. Er is namelijk ook het gevaar, dat in een tijd van ontkerstening en ontkerkelijking, alles wat nog'op één of andere wijze kerkelijk wil zijn positief wordt beoordeeld. Dan wordt b.v. over de Rooms Katholieke Kerk in positieve zin gesproken, terwijl het ook in orthodox christelijke kring kan voorkomen, dat men van de weeromstuit potief spreekt over de conservatieve Rooms Katholieken — men denke aan de diensten van Pater Kotte — die van de nieuwe vrijzinnigheid niets moet hebben, maar het intussen houden bij de oude roomse leer, waarbij de rechtvaardiging van de goddeloze — het grote geding tussen Rome en de Reformatie — al evenmin doorkomt in de verkondiging. Maar God rechtvaardigt geen kerkmensen maar goddelózen. Dat is de klem en de ernst van de prediking zoals de Reformatie ons die weer vanuit het verstaan van de Schrift heeft geschonken.
Onder een volk dat voor meer dan 90 procent in God gelooft, de boodschap te brengen van die God, die goddelozen rechtvaardigt om-niet, is de dure roeping van de kerk. Nodig is daarbij bewogenheid, liefde en vertrouwen. De velden zijn wit om te oogsten. Zending veraf en dichtbij is de opdracht. Dat is toch de les uit een enquête.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1975
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1975
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's