De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

13 minuten leestijd

E. P. Meijering, Een eeuw denken over christelijk geloven. Van Roessingh Schilder tot Kuitert, Uitg. Kok, Kamp 1999, 216 blz., ƒ 34,90; Henk P. Medema, Wie zou Jezus zijn? Het evangelie voor postmoderne mens na de verdwijning van God. Telos-uitgave. Uitg. Medema 1999, 279 blz.; G. H. Ter Schegget, De menslievendheid van God; Gedachten over de verzoening. Ten Have, Baarn 1999; 158 blz.; prijs ƒ27,90.; J. Hoek, Gemeente-zijn dat houdt wat in. uitg. Boekencentrum; Zoetermeer 1999, 134 blz.

E. P. Meijering, Een eeuw denken over christelijk geloven. Van Roessingh Schilder tot Kuitert, Uitg. Kok, Kamp 1999, 216 blz., ƒ 34,90.
In zijn jaarlijkse boek portretteert de Leidse theoloog Meijering ditmaal dertien Nederlandse protestantse theologen die in de voorbije eeuw veel invloed hebben gehad. Dat is een aardige opzet, zo op de grens van twee eeuwen. Het boek laat zich lezen als een kleine kerk- en theologiegeschiedenis van protestants Nederland in de 20e eeuw. Behalve voor de hand liggende portretten als van Roessingh, Noordmans, Miskotte, Van Ruler, Berkouwer en Berkhof, komen we ook wat meer in de vergetelheid geraakte namen tegen, zoals van J. M. de Jong en A. Th. van Leeuwen. Heel goed is dat Meijering ook een portret van K. Schilder heeft opgenomen. Verder valt er natuurlijk altijd te twisten over wie wel en wie niet meegenomen zouden moeten worden. Dat er van de dertien theologen maar liefst vijf van remonstrantse komaf zijn lijkt me wat onevenwichtig, maar hangt ongetwijfeld samen met het feit dat de auteur zelf ook remonstrant is. Hij beweert ook niet dat de behandelde dertien de meest invloedrijke theologen zijn geweest. Wel beperkt hij zich nadrukkelijk tot dogmatici. Vandaar dat we bijv. vakwetenschappers als Vriezen, Van Unnik en Oberman niet aantreffen.
Meijerings schrijfstijl in dit boek is toegankelijk (ook voor geïnteresseerde niet-theologen) en onderhoudend. Mooi is dat hij ook allerlei anekdotes verwerkt, al dan niet ontleend aan persoonlijke herinneringen. Ook inhoudelijk zijn de schetsen sterk. Ze bieden steeds een knap samenvattend overzicht van het oeuvre van de betreffende auteur, tekenen welke invloeden hij onderging, hoe hij zich ontwikkelde, op welke fronten hij streed, in welke maatschappelijke context etc. Je merkt hoezeer Meijering daarbij probeert alle theologen die hij bespreekt recht te doen. Misschien is het wel typisch remonstrants om te zoeken naar het goede in ieder mens (en dus ook in iedere theoloog). Het gevolg is enerzijds, dat we lovende woorden lezen over Schilder, die z.i. terecht zag hoeveel er in de theologie valt met de ontkenning van de historiciteit van de zondeval. Anderzijds blijft de kwalijke invloed die bijv. een Kuitert uitgeoefend heeft (en nog uitoefent) onderbelicht.
Bijzonder verhelderend vond ik het hoofdstuk over Miskotte. Meijering corrigeert hier nl. een bepaalde beeldvorming, door aandacht te geven aan aspecten van diens theologie die wel eens vergeten worden. Zo wijst hij erop dat Miskottes nadruk op de daden van God zeker niet bedoeld was om het zíjn van God te ontkennen, en dat de God-is-dood-theologie zich dus ten onrechte op hem beriep. Verder hield Miskottes belangstelling voor het joodse denken niet in dat hij het fundamentele onderscheid tussen jodendom en christendom uit het oog verloor: denkt het jodendom vanuit de correlatie, waarbij God en mens wederzijds van elkaar afhankelijk gedacht worden, Miskotte achtte het typisch christelijk om vanuit de verkiezing, de predestinatie te denken, en onderstreepte vandaaruit de onafhankelijkheid Gods. Het hedendaagse beroep op Miskotte door judaïserende theologen binnen de Amsterdamse School is daarom op z'n best eenzijdig. Tegelijk geeft Meijering ook wel aan, dat Miskotte op bepaalde punten afweek van de gereformeerde traditie.
Meijering blijkt telkens ook een opmerkelijke belangstelling te hebben voor de Gereformeerde Bond en andere delen van de gereformeerde gezindte. Hoewel remonstrant schrijft hij daarover met een openheid en sympathie die we bij velen die gereformeerd heten soms node missen. Zo doet hij bewust niet mee met degenen die 'voorspellen' dat de teruggang in de gereformeerde gezindte vanzelf wel zal komen omdat men daar gewoon achterloopt; liever erkent hij ruiterlijk dat men er 'het geloof kennelijk beter op een volgende generatie kan overdragen' (85). Tegelijk laat hij echter niet na ook de spiegel voor te houden, bijv. wanneer hij met Van Ruler wijst op 'partijfanatisme, kortzichtigheid, cultuurschuwheid en verwringing van de waarheid' die - naast het 'allerbeste van de Reformatie' - voortleven in Gereformeerde Bondsgemeentes (121). Ook dat is helaas nog altijd een rake observatie. Al met al is dit een bijzonder leerzaam boek.

G.v.d. Brink

Henk P. Medema, Wie zou Jezus zijn? Het evangelie voor postmoderne mens na de verdwijning van God. Telos-uitgave. Uitg. Medema 1999. 279 blz.
WWJD: what would Jesus do? Een vraag die men in de Verenigde Staten tegenwoordig overal kan tegenkomen: op armbandjes, stickers, koffiekommen, T-shirts. 'Je bent aan het voetballen en dan word je grof onderuit gehaald (wat zou Jezus doen? ). Je staat bij een kiosk te wachten om een krant af te rekenen en naast je staat het blote-bladenrek (wat zou Jezus doen? ). Enz. De auteur van bovengenoemd boek Henk P. Medema stelt in zijn boek een principieel andere vraag: Wie zou Jezus zijn? Niet: wie is Jezus? Want dat is een vraag naar informatie. Maar wie zou Hij zijn? Daarin gaat het om meer dan om juiste informatie over de Persoon, de daden en het werk van Jezus volgens de Bijbel! Medema wil in alles wat hij over Jezus zegt, de lezer tot verwondering brengen: Is dat, is dat mijn Koning?! Zoek Hem, zoals de wijzen uit het Oosten dat deden.
In vijf hoofdstukken laat Medema achtereenvolgens de betekenis zien van Jezus' geboorte, leven, woorden, sterven en verheerlijking. Dat doet hij op een originele wijze, door zijn lezers als een reisgids in het land Israël in Jezus' voetsporen te brengen en ons daar steeds de betreffende 'verhalen' uit de Evangeliën voor te lezen. Daardoor wordt wat Medema wil betuigen m.b.t. Jezus heel levendig.
Vervolgens vraagt hij zich in elk hoofdstuk af, wat er van deze boodschap van Gods heil is overgebleven in de 20e eeuw, de eeuw van de bijna almachtig geworden moderne mens, van de hemelbestormers, van de 'ratio' (het denken), van 'graaien', van materialisme, van de allesbeheersende economische systemen die het onderste uit de kan willen halen. Wat kan er in zo'n wereld van het 'moderne' wetenschapscomplex, waarin God naar de randen van het bestaan is verdwenen (?) nog terechtkomen van de boodschap van Gods heil?
En wat kan ervan landen in de 21e eeuw, die de eeuw is van de postmoderne mens? Over postmoderniteit schreef Medema eerder in zijn boek 'Water, Wijn en waarheid'. De postmoderne eeuw is een tijd waarin gevoelens worden vergoddelijkt, de tijd van de spirituele zoeker die de grote verhalen achter zich heeft gelaten, die zijn eigen individuele verhaal schrijft, de tijd van 'aaien', van netwerken. M.i. is het nog wat vroeg om hier ook al over een eeuw te spreken. Cultuurhistorisch gezien moet men van wat postmoderniteit heet wel even goed afstand nemen om te zien of de paal recht staat. Maar m.i. is er met de typering die Medema ervan geeft, vooreerst te werken.
De auteur popelt in dit boek om vanuit een levend geloof in Christus Jezus (dat is meer dan het vasfhouden van overgeleverde waarheid en polemische verdediging ervan) in te spelen op dit postmoderne levensgevoel, zonder de vastheid van wat ons in de Schriften is gegeven, te verspelen. Als de levende Christus in ons een gestalte krijgt, hervinden wij pas recht onze identiteit. Wij worden vaardig om de broeders lief te hebben. Een uitdaging om gemeente Gods te zijn, werkelijk het lichaam van Christus. Midden in het volle leven en niet los daarvan; niet (een citaat): 'Ga je naar de kerk, of naar de samenkomst, dan ga je iets geestelijks doen. Je zet de knop om en je bent even met de hemel bezig. Als dat dan weer voorbij is, schakelen we de knop weer terug, drinken een kop koffie en wenden ons opnieuw tot de aardse dingen' (blz. 106).
Het is een rijk boek geworden; meeslepend ook, niet in het minst om Medema's kleurrijke taal en zijn levendige verteltrant. Een boek voor zoekers. Het boek is in feite zelf een speurtocht. Het uitvoerige notenmateriaal is er een bewijs van, hoeveel de auteur - om zijn eigen woorden te gebruiken - van wat zich in modernistische theologieën, ook van wat zich in de roman- en filmwereld van de laatste decenniën heeft aangediend, (met weerzin) heeft geslikt (141).
Hij schrijft (citaat): 'Als wij het Evangelie aan onze generatie krachtig en helder willen communiceren, dan zullen we ook de zonde bij de naam moeten noemen' (200). Zo is het. Het is mede daardoor, dat 'de kracht en relevantie van de eeuwige Zelfopenbaring van God voor mensen van de 21e eeuw' (142) zich bewijzen kan en zal.

C. den Boer

G. H. Ter Schegget, De menslievendheid van God; Gedachten over de verzoening. Ten Have, Baarn 1999; 158 blz.; prijs ƒ27,90.
Verzoening is een centraal thema in de Bijbel. In onze tijd sterk bediscussieerd. Ook het boek van Ter Schegget over de menslievendheid van God mengt zich in die discussie. In deze publicatie rekent hij af met de leer van verzoening door voldoening (aan het recht van God) door het plaatsvervangend lijden en sterven van Jezus Christus. In deze leer is God niet alleen onderwerp, maar ook voorwerp van verzoening. Dat is de zgn. Anselmiaanse Verzoeningsleer die tevens in de belijdenisgeschriften van de kerken der Reformatie is verwoord. Het is een thema dat door heel het boek van Ter Schegget heen aan de orde is (expliciet en grondleggend in hoofdstuk 12). Ter Schegget gaat in zijn denken over wat verzoening is, uit van een zgn. subjectieve verzoening (hij noemt dit een model in de Bijbel; andere modellen van verzoening behandelt hij niet). God wordt volgens hem niet verzoend, omdat Zijn geschonden recht hersteld zou moeten worden. Deze gedachte is gebaseerd op de Middeleeuwse idee van rechtsherstel van geschonden verhoudingen (honorering van geschonden eer van maatschappelijke rangen en standen). God is naar Zijn wezen echter menslievend en verzoenend. Daar hoeft geen bloed voor te vloeien. Hij heeft geen behoefte aan onze cultus waarmee wij Hem proberen tot andere gedachten te brengen. Hij is de menslievende bondgenoot Die samen met de mens de mens schiep (blz. 20). God is de God van de solidariteit en van identificatie met de minsten. Zo is Hij altijd geweest. Van verzoening is niet eerst sprake, nadat de zonde er is gekomen. En van verzoening is niet eerst sprake, nadat de mens tot berouw is gekomen. Als zo'n verzoende God is Hij neergedaald in de God-mens Jezus Christus (Fil. 2). Die deed wat wij hadden moeten doen. Jezus: zo menselijk, dat Hij best een gewone aardse vader (Jozef) kan hebben gehad (blz. 111); zo menselijk, dat Hij ook de neiging tot zonde aan den lijve ervoer (blz. 44); zo menselijk, dat het best kan zijn, dat Zijn discipelen Zijn lichaam na Zijn graflegging gestolen kunnen hebben (blz. 71). Hij blijft toch wel onder ons voortleven als Een in Wie Gods menslievendheid gestalte krijgt. Het is door hem, dat wij leren dat verzoening ten diepste betekent: opheffing van conflicten en tegenstellingen (rassen-, klassen- en seksenscheidingen), in een maatschappelijk en politiek engagement.
De menslievendheid van God is in dit boek van Ter Schegget de hefboom waarmee hij de wereld uit haar zondige voegen getild wil hebben. Ter Schegget heeft reeds heel zijn leven - zoals zijn eerdere geschriften laten zien - heel intens geleden onder al de ellende en het afschuwelijke onrecht die er in de wereld bestaan (geweld, marteling, uitbuiting, knechting). Die zijn voor de auteur niet klein(er) te krijgen. Het wordt er ook niet beter op. Want de mens, ingepakt in door de zonde verzuurde economische, sociale en politieke structuren, is 'ganselijk onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad' (Heid. Cat., zondag 3). Dit schuldig ('tragisch') bestaan van de mens zet de poort open naar het Niets (K. Barth; zonde is een accident) (blz. 41). Het is alleen door wedergeboorte/bekering dat er hoop is op beterschap, in geloof op Gods menslievendheid. De liefde zal zegevieren. Desnoods in kleine gemeenten (als de kerk zou verdwijnen) en in het duizendjarig rijk.
Ik hoop met deze korte uiteenzetting van de inhoud van het boek duidelijk te hebben gemaakt, dat Ter Schegget - naar zijn eigen zeggen - 'een militante optimist' is. Zoals steeds: uitdagend. Wat mij met de auteur verbindt, is zijn lijden aan het onrecht in de wereld. Dat is om moedeloos en wanhopig van te worden. 'Wee hun die nooit geweend hebben.' Wat mij ook aan hem verbindt, is de wetenschap, dat het geloof in God ten slotte overwint. Helaas ervaar ik echter tegelijk een diepe kloof tussen het Godsgeloof van de auteur en wat ik mag geloven van de God van de Bijbel. Ik mis in deze publicatie het diepe besef, dat wij mensen niet alleen van Gods goede schepping een chaos hebben gemaakt, maar dat wij ons ook schuldig hebben gemaakt en nog maken aan rebellie tegen onze Schepper. Wij hebben Zijn heilig recht, waarnaar al het bestaande is geordend, geschonden. Tegenover de menslievende God staat daarom de Godonterende mens die te vrezen heeft voor Gods toorn en heeft te buigen onder Zijn oordelen die over de aarde gaan. Hoe vaak spreekt de Bijbel daar niet over. Het zou goed zijn geweest, als Ter Schegget op dit punt eens een concordantie ter hand had genomen.
Zonde tast God in Zijn heilig wezen, in Zijn liefdevolle gerechtigheid aan. En daar moet God in toorn op reageren. Als Hij dat niet zou doen, zou Hij een loopje met Zich laten nemen. En dat doet Hij niet. Dat bewijst Hij in de zending van Zijn Zoon Die Hij plaatsvervangend (niet alleen plaatsbekledend) laat lijden en door Wie Hij ons met Zich (objectief) verzoent (2 Kor. 5: 18v; vgl. Mark. 10: 45; Rom. 3: 9-20).
Ik zou tegen Ter Schegget - om met de titel van een bekend boekwerkje te spreken - willen zeggen: 'Uw God is te klein'. Inderdaad, God kan niet zomaar vergeven (blz. 150). Of laat ik het zeggen met een voorbeeld uit het boek van Ter Schegget zelf. Simon Wiesenthal (blz. 82) antwoordde eens op een vraag van een ss'er die berouw kreeg en vroeg of hij het hem vergeven wilde: 'Al zou ik het willen, ik kan het niet. Dat kunnen alleen de slachtoffers.' Ik zou zeggen: 'Vergeven, dat kan alleen het Slachtoffer (Gods Lam), de Gekruisigde, Opgestane, Die aan de rechterhand van God zit en bidt.'

C. den Boer

J. Hoek, Gemeente-zijn dat houdt wat in. uitg. Boekencentrum; Zoetermeer 1999, 134 blz.
In een reeks Bouwen aan de gemeente onder redactie van drs. M. van Campen en dr. J. Hoek verscheen dit boek als eerste deel. Het is voor een breed publiek geschreven om de bezinning op gemeente-zijn en gemeenteopbouw te stimuleren. Gespreksvragen maken het boekje geschikt voor bespreking in kringen en in kerkenraden. In kort bestek komen verschillende aspecten van het gemeente-zijn aan de orde, zoals het leren, het pastoraat, de kerkdienst, het getuigenis en het diaconaat, eenheid en verscheidenheid, jongeren en ouderen, ambten en gaven. Mij trof de open wijze waarop Hoek schreef over het lied in de kerkdienst: naast de psalmen geeft de Geest ook nieuwe liederen. Over de befaamde leus 'oecumene van het hart' zou ik nog kritischer zijn dan de auteur. Me dunkt dat deze leus meer ontsproten is aan een gering evangelisch kerkbesef dan aan gereformeerd kerkelijk denken. Samenwerking in organisatorisch verband in geestelijke verbondenheid - iets wat al sinds de opkomst van de christelijke organisatie aan de orde is - is toch wat anders dan kerkelijke eenheid. Eerlijk gezegd vind ik dit niet het meest geslaagde hoofdstukje van dit boek. De echte problematiek in de huidige tijd, zoals perforatie, het samenleven van modaliteiten, SoW, komt nauwelijks ter sprake. Het blijft toch wat hangen in de oecumene van 'klein-rechts'. Maar misschien liet de voorgeschreven omvang de schrijver niet toe deze ingewikkelde thematiek aan de orde te stellen. Ik nam het boekje overigens met instemming door. Het is helder geschreven en zal ongetwijfeld zijn weg wel vinden. De redactoren complimenteer ik graag met dit goede initiatief.

A. Noordegraaf

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's