Een appèl
In de voorafgaande artikelen is de reformatie op allerlei wijzen belicht. De betekenis van de kerkhervorming is in de oorsprong, in de geschiedenis, in de confrontatie met het heden aan de orde gesteld.
De vraag blijft: Wat is er van de reformatie over? Wat doen wij er mee? Hoe is nu de praktijk van het reformatorisch leven in onze tijd? Hoe staat het daarmee in de kerk, in de gemeenten, in onze gezinnen en in ons persoonlijk leven?
Het kan niet de bedoeling van dit extra nummer zijn, dat wij met heimwee in ons hart naar dit schoon verleden terugzien en dan met een zucht over de huidige situatie weer overgaan tot de orde van de dag.
De reformatie van de zestiende eeuw was geen eindpunt, maar een bominslag met kratervorming, die de weg der kerk niet blokkeerde, maar juist weer opende. God heeft heilzame ontploffingen in de loop der eeuwen achter de hand, waardoor veel vastgelopen situaties worden opgeruimd en nieuwe wegen worden geopend. Wilt ge een ander beeld?
De reformatie was een bron, die verstopt geraakt, het levende water van het Woord Gods met kracht omhoogstuwde, waardoor de dorstenden weer konden drinken. Uit deze bron ontstond een stroom.
Deze weg en deze stroom vervolgen hun weg tot in onze tijd. Maar de klachten over nieuwe blokkeringen van de wegen der kerken over de verzanding van de stroom — om over de splitsingen van de stroom der reformatie maar te zwijgen: ze lijkt op een delta! — zijn niet van de lucht!
Wat daarvan te zeggen? Dat er in het hart van de mens een voortdurende vijandschap en afkerigheid is tegen de prediking van de vrijmachtige genade en de rechtvaardiging van de goddeloze van geslacht tot geslacht. Dat God God is en wij mensen zijn, die alleen van genade kunnen leven, stuit de eeuwen door op weerstand.
Dit leert ons de Schrift. Na elk ingrijpen Gods bij Seth, Noach, Abraham, Israël zien wij, dat de mens Gods werk bederft en verknoeit. De geschiedenis van Israël is één onafgebroken lofzang op de trouw en de genade Gods en één beschuldigende klaagzang op de ongehoorzaamheid en ontrouw van Israël. Elke reformatie in Israël wordt soms al in de kinderen, vaak in de kleinkinderen, meestal in de achter-kleinkinderen zo al niet te niet gedaan, dan toch in ernstige mate gestoord. Wanneer wij bij dit licht de kerkgeschiedenis lezen, dan zien wij ditzelfde proces zich herhalen met alle variaties, die mogelijk zijn.
Deze „verklaring" dient allerminst tot vermindering van onze schuld. De doem van de ongehoorzaamheid wordt steeds gehoord: En de kinderen Israëls verlieten de Heere en dienden andere goden. Wanneer wij voor de kinderen Israëls het volk des verbonds van alle eeuwen invullen, dan is daarmee onze schuld voor de hoge God onthuld. Wanneer God Israël, de kerk verlaat, is dat altijd een reactie op het verlaten van Hem! Dat er desniettemin een kerk is, mag ons alleen maar verbazen. Zij is altijd het overblijfsel naar de verkiezing der genade.
Intussen is de gemeente Gods de vergadering van hen, die onder het oordeel Gods buigen, dit aanvaarden en door God worden uitgezonderd. En deze verbazing gaat alle andere verbazingen teboven.
De reformatie nu!? Die is hard nodig. Reformatie is altijd een stap terug. Kan dit wel? Is een stap terug niet een ongehoorde verheerlijking van het verleden? Is dit niet een onvruchtbare poging om vanuit de twintigste de zestiende eeuw, die onherroepelijk in het graf der eeuwen is bijgezet, tot nieuw leven te wekken? Neen!
Want de reformatie was een stap terug naar de Schrift (sola scriptura) naar de genade (sola gratia) naar het bijbels geloof (sola fide). Die stap terug moet telkens gemaakt worden door de gemeente en de enkeling. Dat is de bekering, de vernieuwing, de hervorming, die altijd nodig is en in tijden van ingezonkenheid in het bijzonder aan de orde gesteld moet worden. Wat het „alleen de Schrift" betreft, is vandaag de uiterste waakzaamheid geboden. De aanslagen op de bijbel als het Woord van God zijn talrijk. Maar de bijbel overleeft alle critici.
Alleen door de genade. De verkiezing van eeuwigheid wordt in deze tijd zwaar bestreden, maar de genade van alle eeuwigheid, het liefst voor alle mensen, wordt een, boventijdelijk decreet, waarbij de toorn, het oordeel en het kwaad worden weg-getheologiseerd. Alleen door genade, maar dan als persoonlijke, bijzondere, werkzame genade.
Alleen door het geloof. Terug tot het geloof in de drieënige God met alle consequenties van dien.
Terug tot de opdracht: Predik het Evangelie alle creaturen en los van alle apostolaatsopvattingen, die het: Weid Mijn schapen, en: Hoed Mijn lammeren, met voeten treedt.
Zijn er symptomen voor zulk een hervorming in onze tijd? Dat is een moeilijke vraag. Rondom de invoering van de nieuwe kerkorde heeft menig hart gebeefd van verwachting. Zou de reorganisatie een uiting zijn van en gepaard gaan met een reformatie? Helaas niet!
Maar wat verwachten wij dan van een reformatie? Dat alles plots anders wordt? Dat al onze wensen en gedachten worden vervuld?
Menigeen heeft allerlei „godsvoorstellingen" die de werkelijke ontmoeting met God — voor zover dit van de mens afhangt — blokkeren. Zo hebben wij allerlei „voorstellingen" over een reformatie die een wezenlijke reformatie in de weg staan. Waarom? Omdat Gods wegen onvoorstelbaar hoog en groot zijn. Wanneer zij de gemeenten raken gebeurt dit in eerste instantie geruisloos, zonder dat ieder het merkt.
Elke reformatie begint bij een ontdekking, een verrassing. Meestal bij één man, die lang of kort verborgen blijft, maar dan plots — ongewild en ongedacht — naar voren komt en tot zijn verbazing bemerkt, dat wat God hem leerde een brede en diepe klankbodem heeft. Het is de vonk, die overspringt. Het is altijd de ontdekking, dat God leeft, hier en nu, en Zijn Woord opent.
In de keus van de instrumenten is de Heere vrij. In de regel wordt het onedele en verachte door God uitverkoren om het wijze te beschamen.
Zal de verschrompeling en de verstijving van de gemeente doorgaan? Zal de secularisatie nog verder om zich heen grijpen? Zal de doorbraak van de goddeloosheid verder gaan? Dit weten wij niet. Wat wij wel weten is, dat God de handen vrij heeft tot oordeel en tot zegen; dat Christus Zijn doorboorde handen gebruikt om èn de gemeente als Hoofd èn dè wereld als Heere der Heeren en Koning der koningen te leiden en te regeren.
Hij is boven de machten, de krachten, de tronen, de overheden, de zonde en de schuld uit. Dit is een zaak van persoonlijk en hartelijk geloof. Wij hebben meer met de hellevaart en opstanding van Christus te rekenen, dan met onze analyses van kerk en wereld. Het grootste dieptepunt is, achter de rug. Nooit kan een gemeente, een mens benauwender door de demonen worden ingesloten dan Christus in Zijn godverlatenheid. Nooit kan er een fellere crisis ontstaan dan toen hemel en aarde, Joden en heidenen, kerk en staat zich tegen Christus keerden. Dit betekent geen relativering van de zware strijd van de Kerk in het heden, maar wel een hartsversterking voor allen, die gevangen zitten in de moedeloosheid-en de troosteloosheid en zo gaarne zagen, dat er een dam opgeworpen werd tegen ongeloof en bijgeloof.
Hoezeer wij in deze tijd staan en daarin aangevreten worden door de geest van deze tijd, Christus is nooit tijdgebonden. Dat was Hij niet in de dagen van Zijn omwandeling, ook niet in de Middeleeuwen, ook niet in de twintigste eeuw. Hij heeft de handen vrij om van uur tot uur, van dag tot dag, van jaar tot jaar in te grijpen. Geloven wij dat? Of zitten ook wij verstrikt in het schema van deze wereld?
Zelfs wanneer de verlatenheid de gemeente omgeeft, dringt niet alleen haar lofzang, maar ook haar smeekbede tot God omhoog: Och, dat Gij de hemelen scheurde, och, dat Gij nederkwaamt.
Hij vraagt van ons concrete, directe bekering. De herdenking van de reformatie roept tot dankzegging, maar ook tot verootmoediging en tot persoonlijke en gemeentelijke terugkeer tot God. Wij dienen meer last te hebben van onze eigen zonden dan van de zonden van anderen, hoezeer de solidariteit in de schuld blijft.
Verder hebben wij meer dan ooit nodig in het stuk van de kerk onderricht te ontvangen en dat in de praktijk te beleven. De reformatie doet altijd een greep naar de hele mens, de hele gemeente, de hele kerk en het gehele volk. Met minder kunnen wij niet toe, met minder is God niet tevreden.
Dit betekent, dat het juweel van de verkondiging van Gods Woord mag schitteren in de gemeenten, dat de volle bijbel geopend mag worden in het betonen van Geest en kracht. Niet altijd messen slijpen, maar vooral boterhammen snijden voor de gemeenten. Er is een ernstige ondervoeding gaande. Minder droogzwemmen, maar in de volle stroom van Woord en Geest. Minder terugtrekkende bewegingen — of het moet zijn het reformatorisch beginsel onverkort te bewaren — meer aanvalskracht naar buiten.
Er gaat een dringend appèl tot ons uit bij deze gedenkwaardige 31 oktober 1967. Dat is het appèl tot geloof in de gestorven en opgestane Christus. Hij is omgord met Zijn Geest en met de volmacht van de Vader. Hij maakt vrij van alle machten en lasten tot getuigenis en dienst.
Ziet ge Hem bezig? Zijt gij persoonlijk reeds toegebracht? Dan is er de aanbidding van Zijn glorie, eer, macht en kracht in eeuwigheid.
Katwijk aan Zee G. Boer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1967
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1967
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's