De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Predikant in aanvechting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Predikant in aanvechting

NAAR AANLEIDING VAN EEN MlCHSJOL-ONDERZOEK

12 minuten leestijd

'Als een predikant in ontrouw aan Christus en aan zijn opdracht zijn ambt neerlegt, zal het woord der belofte, dat bij zijn bevestiging tot hem gesproken werd, hem blijven veroordelen en beschamen. In zoverre is er iets in het ambt, dat bij hem die het droeg blijft. In zekere zin kan er zo van het onvernietigbare van het ambt, het character indelibilis ervan worden gesproken. Dit blijvende is niet iets, dat in de ziel van de ambtsdrager wordt ingedrukt, een kwaliteit, een kenmerk, een karakter of een teken. Wat blijft is het spreken Gods tot deze bepaalde mens op deze bepaalde wijze'.

Met deze zinsnede uit het rapport Het kerkelijk ambt, dat door een hervormde studiecommissie onder voorzitterschap van prof. dr. A. A. van Ruler in 1965 op de hervormde synode werd behandeld maar niet werd aanvaard, opent dr. R. Brouwer een artikel Predikant om het even? in het theologisch tijdschrift Michsjol. Dit tijdschrift, een uitgave van het gelijknamige werkverband, waarin theologen uit 'de Lage Landen' elkaar aanmoedigen in hun (theologische) arbeid, kreeg in enkele dagen tijds brede bekendheid vanwege een themanummer onder de titel Predikant, voor even of het leven? , handelend over 'flexibilisering van het predikantswerk'. Het nummer bevat een uitgebreide enquête 'naar de beleving van het mogelijke einde van een predikantschap', alsmede enkele commentaren erop. (Zie bijgaand persbericht).

Theologisch
Theologisch is de vraag aan de orde óf en waaróm een predikant zijn ambt voor het leven uitoefent, terwijl ouderlingen en diakenen een termijn als ambtsdrager dienen, waarna ze opnieuw bevestigd worden. Predikanten worden slechts 'verbonden' aan een nieuwe gemeente en zijn niet aan een termijn gebonden.
Op dringende vragen rondom het ambt heeft de Hervormde Kerk na de invoering van de kerkorde in 1951 nooit definitief antwoord gegeven. Na het rapport Van Ruler verscheen een rapport van de hand van prof. dr. H. Berkhof, waarbij de ambtsvraag lag ingebed in discussies, die aan het eind van de zestiger jaren werden gevoerd over veranderende gemeentestructuren, waarbij het ambt werd geduid in de zin van een functie. Ook dat rapport haalde het in de synode niet. Brouwer zegt nu, dat bij gebrek aan een synodale uitspraak over het ambt, we moeten veronderstellen, dat de Samen op Weg-kerken aan het predikantschap een blijvend en 'onuitwisbaar' karakter toedichten, in tegenstelling tot de ambten van ouderling en diaken die per definitie getermineerd zijn.

Feit is dat het predikantsambt, wat de praktische uitoefening betreft, ook getermineerd is. Predikanten gaan een keer met emeritaat. Dat deden profeten en apostelen niet. Na hun emeritaat blijven predikanten echter nog wél alle bevoegdheden houden (preken en sacramentsbediening), die aan het ambt van dienaar van Het Woord verbonden zijn, dit in tegenstelling tot de ouderling wanneer die is afgetreden.
Vroeger voelden overigens ouderlingen zich soms na hun aftreden nog steeds ouderling: ouderling-voor-het leven. En vroeger, toen de verplichte emeritaatsleeftijd werd ingevoerd, hadden predikanten daar soms ook moeite mee, meer dunkt mij dan vandaag, nu zelfs voor de VUT wordt gekozen.

Uitttreden
In de enquête gaat het intussen om de vraag of predikanten gelukkig zijn met een levenslange uitoefening van hun ambt. Het onderzoek werd verricht onder 110 predikanten uit de SoWkerken (respons 50%). De enquête bestond uit dertig vragen, met elk vijf  keuzemogelijkheden voor antwoorden. Daarom is het niet zo eenvoudig om eenduidige conclusies te trekken. Dr. Brouwer stelt daarom (terecht), dat de enquête meer vragen oproept dan ze beantwoordt. Duidelijk is wel, dat de gedachte om 'tijdelijk predikant' te zijn voor veel predikanten een serieuze gedachte is. Het persbericht meldt: 'Voor veel predikanten geldt: het was goed, maar ook genoeg. Voor sommigen zal gelden meer dan genoeg'. Wel even dus, niet voor het leven. Zouden er mogelijkheden zijn om uit te treden en elders een passend beroep te vinden, dan zou dit ernstig worden overwogen. Ongeveer tweederde deel van de (ondervraagde) predikanten stelt 'soms of vaker' het veranderen van werk aan de orde. Ongeveer éénderde deel zou ingaan op het aanbod om met een outplacementbureau te spreken over omscholing voor een andere baan.

Ds. Nico Kuipéri, voormalig secretaris van de Bond van Nederlandse Predikanten geeft in deze, mede op grond van zijn ervaringen, wel heel stellige en boude commentaar. Ik noteer twee van zijn uitspraken:
'Als ik kijk, hier op de studentenverenigingen in Utrecht, dan zie ik geen ambitieus meisje of ambitieuze jongen theologie gaan studeren'.
'Als je bij emeriti eens zou vragen: zou je weer predikant worden? , dan zou het overgrote deel het niet meer doen. Dat is echt schrikbarend. Het is een taboe, maar hoeveel emeriti gaan nog naar de kerk?'

Hier vraag ik op voorhand of bij ds. Kuipéri overdrijving het niet wint van nuchterheid en realiteitszin.

Oorzaken
Wat zijn de oorzaken voor toenemende onvrede met het predikantsambt? Ik houd mij nog even aan de enquête en de commentaren erop, gegeven door ds. W. B. Beekman, voormalig hervormd synodepreses, nu bestuurder van een onderwijsorganisatie, en van Jaap Smit, vroeger predikant, nu consultant. Kort samengevat:
1. Er is geen enkel carrièreperspectief. 'Mensen komen al heel snel op de plek waar ze terecht willen komen en dan is de eerste dag in hoge mate gelijk aan de laatste'.
2. De kerk is 'een organisatie in verval'. Oudere predikanten hebben gewerkt 'in een tijd van groei en bloei, waarin de rol van de kerk nog een vanzelfsprekende was'. Voor jongere predikanten geldt dat niet, ze ervaren dan ook veel meer 'onvrede met het ambt'.
3. Men zoekt vernieuwing maar treft vaak in de kerk 'een versteende traditie'. De kerk lijkt de aansluiting te verliezen of al verloren te hebben bij de samenleving van vandaag.
4. Dominees houden preken voor mensen die er niet zijn en zij die er wel zijn verstaan hem of haar niet. Het instituut is haast belangrijker geworden dan 'het verhaal'.
5. Het salaris is matig en niet te vergelijken met andere banen met gelijke verantwoordelijkheden. Dat gaat knagen en geeft predikanten het gevoel dat hun werk ondergewaardeerd wordt.
6. De manier waarop de kerk in het nieuws komt haalt 'de aanwezige trots' vaak weg. Trots op de organisatie is er helemaal niet. Neem ook 'het slepende Samen op Wegproces waar maar geen eind aan komt'.
7. Collegialiteit is een kwetsbare zaak onder predikanten. 'Predikanten zijn solisten en vaak koningen in hun eigen rijk'. Ze zijn gevoelig voor hun eigen 'kijkcijfers' en kunnen slecht het succes van anderen verdragen.
8. Kerkleiders zijn te weinig inspirerend, ze zijn teveel 'vergadertijgers' geworden die het land bestoken met beleidsnota's, waar men in de plaatselijke gemeente helemaal niet op zit te wachten.

Ook hier noem ik nog twee stellige uitspraken van ds. Kuipéri: 'De kerk heeft maatschappelijk gezien een slecht imago', een beeld 'op de lijn van de sekte'.
'Er zijn op dit moment zeker 70 collegae, vooral gereformeerde, die weg willen of moeten, bijvoorbeeld naar een andere gemeente. Tientallen snakken er naar om weg te komen. De kerk zit hartstikke dicht'.

Mevr. dr. A. M. Spijkerboer, rector van het hervormd seminarie, stelt overigens, dat het overgrote deel van de predikanten nog altijd met plezier werkt, en dat het merendeel van de predikanten, wanneer ze de leeftijd tussen veertig en vijfenveertig jaar hebben bereikt, hun eigen stijl hebben gevonden en met opgewektheid en zelfvertrouwen door het leven gaan.

Evaluatie
Na deze korte samenvatting van de brochure plaats ik puntsgewijs nog enkele evaluerende opmerkingen, vooruitlopend op een drietal vraaggesprekken, die de komende weken in deze kolommen worden geplaatst, achtereenvolgens met een predikant, die zijn tweede gemeente dient, (volgende week ds. A. J. Sonneveld, Lopik), een predikant van middelbare leeftijd en een emeritus.
1. De SoW-kerken zijn zeer pluriform van samenstelling. De vraag is hoe representatief een onderzoek onder 110 predikanten mag worden geacht voor wat onder predikanten leeft.
De arbeidsvreugde van predikanten is niet expliciet onderzocht. Ik herinner aan het stuk, dat we enige tijd geleden in Globaal bekeken opnamen van een dominese, in verband met artikelen, die in deze kolommen werden geplaatst over het predikant zijn. Daarin kwam dankbaarheid over een leven in het ambt tot uitdrukking.
2. Niettemin zijn de feiten wat betreft de uiterlijke arbeidsomstandigheden van de predikant herkenbaar.
• Het zou overigens interessant zijn andere beroepsgroepen op dezelfde wijze te onderzoeken. Misschien zijn er dan wel soortgelijke conclusies te trekken.
• Het aanzien van het ambt van predikant is echter inderdaad geducht verminderd. De maatschappelijke waardering is veel geringer dan vroeger.
• Ook in de kerk zelf staat het ambt aan devaluatie bloot, omdat 'democratisering' en mondigheid aan de orde van de dag zijn.
• De verplaatsingsmogelijkheden zijn, gezien het geslonken aantal predikantsplaatsen en het lange tijd grote aantal studenten in de theologie, veel kleiner dan nog niet zo heel lang geleden.
• Teamwork van predikanten laat vaak erg te wensen over. Helaas staan predikanten ten opzichte van elkaar nog wel eens in een ongezonde concurrentiepositie en is collegialiteit ver te zoeken.
3. Het financiële aspect mag ook aan de orde komen. De financiële positie van de predikant staat niet in verhouding tot de opleiding, vergeleken althans met banen in de maatschappij, die gebaseerd zijn op een vergelijkbare (universitaire) opleiding.
Soms (vaak) wonen predikanten ook in grote, oude pastorieën, met hoge stookkosten. Daarbij komt nog, dat de paarse fiscus hier bij de predikant ook nog eens een extra duit uit de zak lijkt te willen gaan halen.

Het is de vraag of het financiële aspect in de gemeenten altijd voldoende wordt onderkend. Leeft daar niet al te gemakkelijk de gedachte dat bij een geestelijk ambt de financiële waardering van minder betekenis is?
Over financiële vergoedingen wordt vaak besmuikt gesproken. Maar daar mag best eens over worden nagedacht. Soms hebben predikanten een baan in de maatschappij achter de rug, die beter betaalde. Nochtans kozen ze voor het ambt. Uit roeping, toch? Vanwege die roeping moet de predikant toch niet op het financiële aspect afgerekend worden.
De financiële positie lijkt op het oog goed, is in ieder geval beter dan 'vroeger'. Beginnende predikanten echter, met soms ook nog een studieschuld, hebben het financieel niet altijd gemakkelijk. Maar waarom dient zich ook in de pastorie de tweeverdiener aan? Is dat alleen emancipatie?
De vraag mag - algemeen gezien - worden gesteld of de offervaardigheid van de gemeente wel altijd spoort met de gemiddelde welstand van de leden.
4. Toch is het de vraag of bij de uiterlijke arbeidsomstandigheden ten diepste de problemen zitten. Wat in de enquête niet aan de orde komt is het wezenlijke van het ambt van predikant. Waarom wordt men predikant? Ten diepste gaat het om de dienst aan Christus en Zijn gemeente. Dat roepingsbesef mag hoog zijn. En wie van zijn roeping ooit overtuigd raakte, zal het ambt niet zo gemakkelijk kunnen neerleggen als wanneer men het ambt als een functie ziet.
Dan zal echter ook juist de vraag rijzen wat de vrucht op het werk is. Naar het uiterlijke zien predikanten soms hun gemeente inkrimpen. Wanneer men tenslotte nog slechts enkelen in de kerk heeft, zoals in bepaalde delen van de kerk het geval kan zijn, kan de vraag naar de zin van de arbeid rijzen. Als er dan nog maar geestelijke vrucht is: geestelijk ontwaken of geestelijke verdieping en groei. De vragen dienaangaande komen in het onderzoek niet aan de orde. Maar moet juist hier niet de kernvraag gesteld worden? Het moet ontmoedigend heten, wanneer men jarenlang preekt en een gemeente dient en de vrucht blijft uit. De moderne secularisatie vergt hier een eigen tol.

Gelukkig zijn er ook vele getuigenissen van predikanten (en hun echtgenoten), die vreugde aan het ambt beleven, ondanks de teleurstellingen. Maar de vraag naar de geestelijke vrucht (tegenover harde onvruchtbaarheid) moet wel luidop worden gesteld en kan geducht knagen. Is dat voor kerkenraden, samen met hun predikant, in geestelijke worsteling om de gemeente, wel altijd de eerste zorg?

Orthodoxie
In de eerste reacties, die loskwamen in de pers, leek het erop alsof de problemen, die aan de orde gesteld worden, 'de orthodoxie' niet zó of in ieder geval minder raken. Het lijkt er dan op alsof nog wel over 'neerslachtigheid' en 'moedeloosheid' gesproken mag worden maar niet over 'aanvechting' aangaande de roeping. Uittreden wordt dan gezien als een bijzondere (uit-brékende) zonde.
Wie geen vreemdeling is in kerkelijk Nederland weet, dat de aanvechtingen in en van het ambt in alle kringen, ook in orthodoxe kring leven. Ze zijn echter ook niet van vandaag of gisteren. Jona ontvluchtte zijn roeping en Elia zocht de jeneverstruik op. Het kan wèl zo zijn, dat binnen 'de orthodoxie', juist vanwege de hoog opgevatte roeping, de moeiten en aanvechtingen minder bespreekbaar zijn, omdat er schaamte voor is. Als predikanten inderdaad solisten zijn, blijven ze vaak ook op zichzelf met hun aanvechtingen. We moeten echter niet onderschatten hoe de tand des tijds ook aan de orthodoxie knaagt en de waardering van de predikant hier ook minder is dan vroeger. De predikant opereert bovendien vandaag in polarisatievelden, die gedomineerd worden door ik-gerichtheid. Het beroepingswerk voltrekt zich daarom in steeds kleinere circuits, met een bevoorrechte upper-ten. Ook in hervormd gereformeerde kring zit het beroepingswerk voor vele predikanten potdicht.
Intussen zijn de eisen, die aan het ambt gesteld worden, nog steeds hoog, zeker in onze tijd met eigentijdse pastorale vragen en problemen. Maar ook hier knaagt de vraag: wat is de geestelijke vrucht?

Gelukkig diegenen, die boven de teleurstellingen uit, nochtans mogen opklimmen tot de vreugde van de dienst aan Christus en Zijn gemeente. Maar de menselijke kant mag niet uit het oog worden verloren. Juist ook het gezin van de predikant vraagt aandacht. De dominee is niet met de gemeente getrouwd. Hij zal ook zijn evenwicht moeten (mogen) vinden tussen zijn roeping en zijn alledaagse taken. Wordt het hun gegund ook van tijd tot tijd buiten het glazen huis te treden?
Openhartige bespreking in deze is ook in 'de orthodoxie' meer dan nodig. Om verdringingen te voorkomen. Want die kunnen zich gaan uiten in oneigenlijke reacties, wederkerig bij pastor en gemeente.

Ten slotte
Tekent de predikant voor het leven? Als hij voortijdig opstapt, blijft hij toch getekend. Want inderdaad: het ambt heeft iets van het 'onvernietigbare', gezien het spreken Gods tot die 'bepaalde mens', zoals het rapport Van Ruler al aangaf.

v. d. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Predikant in aanvechting

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's