JAARVERGADERING
VAN DEN GEREFORMEERDEN BOND TE UTRECHT, OP 30 MAART 1933, V.M. 11 UUR IN HET GEBOUW VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN
Donderdag 30 Maart was het onze toogdag. Zeer velen zijn toen opgetrokken naar de Bisschopsstad en toen de Voorzitter om 11 uur de Vergadering opende, was de groote bovenzaal in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen geheel gevuld.
Nadat gezongen was de Koningspsalm, Psalm 145 vers 2, en Joh. 18 vers 28—38 was gelezen, ging ds. M. van Grieken van Rotterdam voor in gebed en sprak vervolgens het Openingswoord :
Onder uitstraling van het licht van Gods vriendelijk aangezicht over 't aardrijk, waarbij mensch en beest verkwikking vindt, mogen wij vandaag in Jaarvergadering van onzen Gereformeerden Bond hier samenkomen. En het verheugt ons, dat gij weer in zoo grooten getale zijt opgekomen, om dit ons samenzijn mee te maken. Hartelijk heeten wij u allen welkom, leden van onzen Gereformeerden Bond en verder allen, die in onzen arbeid zooveel belangstelt, dat gij ons met uwe tegenwoordigheid wilt vereeren en verblijden. Wanneer niet-leden straks lid mochten worden zou onze blijdschap en dankbaarheid grooter nog worden.
Schijnt buiten de voorjaarszon alsof het zomer ware en omringen ons in het rijk der natuur Gods goede gaven in overvloed, zoodat de boomen zich niet kunnen inhouden en zich haasten uit te botten, om spoedig blad en bloesem te doen zien, hier in deze vergadering gaat het om de bewijzen van Gods bijzondere liefde en de uitstraling van Zijn vriendelijk aangezicht over ons in Jezus Christus, Sions Borg en Middelaar, die Zijn Kerk gekocht heeft met Zijn dierbaar bloed en Zijn Gemeente vergadert, regeert en beschermt, met Zijn Geest en Woord.
In het Schriftgedeelte dat u is voorgelezen staat Jezus, de Koning van Sion voor ons. En Hij geeft getuigenis : „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld". Was dat zoo, dan zou alles anders gaan. Maar 't is niet zoo. Zijn Koninkrijk is een ander Koninkrijk, dan de koninkrijken der aarde. Zijn Koninkrijk is het Koninkrijk der waarheid, van de waarheid Zijns Vaders ; het Koninkrijk Gods en der hemelen, dat God doet komen door Zijn Geest en Woord.
De Heiland heeft niet bedoeld, dat wij de koninkrijken der aarde zullen verachten. Dat wij ons van Volk en Vaderland en Vorstenhuis niets zullen aantrekken. Want dan zou de Zoon tegen het woord en de waarheid Zijns Vaders zijn ingegaan, en dat is onmogelijk. God die de geschiedenis maakt, die de grenzen des lands bepaalt, die den volkeren de plaats aanwijst en elke natie verzorgt, een eigen taal en eigen cultuur geeft, zegt nergens in Zijn Woord, dat wij dat alles zullen verachten als ware het de moeite niet waard er naar om te zien. We weten beter ! En in de dagen, die we nu beleven, zullen we voor Volk en Vaderland, ook voor ons zelf en voor onze kinderen, die na ons komen, staan waar wij nu staan, moeten doen wat onze hand vindt om te doen. Dat ook óns volk geregeerd worde naar de eeuwige beginselen van Gods Woord en dat wij, voor zooveel dat in ons vermogen is, daartoe allen mogen medewerken.
Het Koninkrijk van Jezus Christus is niet van deze wereld. Het is het Koninkrijk der waarheid, waarvan Hij Zelf getuigenis geeft; en dat Koninkrijk komt en zal komen door Gods Geest en door Gods Woord.
In de Kerk van Christus, waarvan ook wij een deel mogen uitmaken, gaat het dan ook, om de objectieve waarheid ons in Gods getuigenis gegeven. Wanneer onze Heidelb. Catechismus in Zondag 7 vraagt wat een waar geloof is, dan is het antwoord van den christen, dat de inhoud van het ware geloof is alles wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft en dat het waar zaUgmakend geloof zich grondt in het vast vertrouwen, dat ons persoonlijk al onze zonden om Christus' wil vergeven zijn.
In het diep besef, dat het in Gods Kerk gaan moet om Gods Woord en de werking des Geestes is onze Gereformeerde Bond opgericht en werkt hij nu sinds vele jaren. Waar het Woord en de Waarheid Gods geloochend en bestreden wordt wil onze Gereformeerde Bond verdedigend optreden. Waar de Waarheid, die naar de godzaligheid is, ontbreekt en gemist wordt, wil onze Gereformeerde Bond die brengen, bekend maken en verbreiden. Als een lichtend licht en als een zoutend zout wenscht hij te werken, nu sinds langen tijd.
Aan onze Universiteiten wenscht de Gereformeerde Bond te doen wat mogelijk is, om de Waarheid Gods, ons in Zijn Woord, in Zijnen Christus geopenbaard, te verdedigen, te verbreiden. En het zal niemand verwonderen, dat wij op deze onze Jaarvergadering recht hartelijk - gedenken en vermelden, wat pas in Leiden is geschied. De Bijzondere leerstoel in de Gereformeerde Godgeleerdheid is daar gesticht, openlijk erkend en nu door onzen bijzonderen Hoogleeraar prof. dr. H. Visscher bezet, om daar een paar uur in de week onderwijs te geven aan theol. studenten, en allen die er verder gebruik van zouden willen maken, in de Gereformeerde theologie, waarin en waardoor de Heere aan Kerk en Volk zoo'n groote en heerlijke gave heeft geschonken, met zoovele zegeningen.
Natuurlijk stemmen wij in met hetgeen prof. Visscher zelf in zijn inaugureele rede gezegd heeft, dat het hoogst aangenaam zou zijn geweest, wanneer een ander dezen bij zonderen leerstoel had kunnen bezetten, omdat het dan een klaar bewijs zou zijn geweest van onzen rijkdom in deze. Maar beter dan klagen over 't geen er niet is, is het dankbaar gebruiken van 't geen er wel is. En wij kunnen en willen het voorloopig gaarne doen met onzen tegenwoordigen Leidschen hoogleeraar, die waarlijk niet bewezen heeft in zijn pas uitgesproken universitaire rede, dat hij oud en verouderd en der verdwijning nabij is. Spare de Heere hem nog lange en stelle Hij hem tot rijken zegen voor velen, ook te Leiden ! Intusschen zou het wel heerlijk zijn, indien er jonge mannen met gaven toegerust, uit liefde tot de studie, uit liefde tot de Waarheid Gods, zich langzamerhand ontpoppen als talentvolle mannen, die een professorstoga niet tot schande zouden maken en in den kring van de studenten een eervolle plaats zouden kunnen innemen.
Omdat het in de Kerk van Christus gaat om Zijn Geest en Woord heeft onze Geref. Bond ook altijd groote aandacht geschonken aan de vorming en opleiding van jonge mannen, die lust en liefde en gaven hebben, om als dienaar des Goddelijken Woords onze Hervormde Kerk te kunnen dienen. Waar de profetie ontbreekt verarmt het volk geestelijk, wordt ontbloot en gaat verloren. Maar waar er mannen, jongeren en ouderen, tusschen God en het volk mogen staan, sprekende de Woorden Gods en gezalfd en bekwaamd door den Heiligen Geest, daar ontvangt het volk de zegeningen des Heeren, tot wijsheid en zaligheid.
Geachte Vergadering, wij leven in moeilijke tijden, van veel verwording op elk gebied. Alles is in de war. Alles is ontwricht, stoffelijk en geestelijk, nationaal en internationaal. Het is geen tijd om te strijden met vleeschelijke wapenen. Het zal niet gaan door kracht of door geweld. Het zal geschieden door Gods Geest en door Gods Woord. Laat ons naar die wapenen grijpen, die wegen bewandelen, die middelen gebruiken. Waarbij wij hebben te doen wat onze hand vindt om te doen, terwijl we dan alles verder in de handen des Heeren mogen leggen, waar Hij gezegd heeft: „wentel uwen weg op Mij, Ik zal het maken." Dan zal noch kracht, noch geweld de komste van het Koninkrijk der Waarheid kunnen verhinderen of tegen staan. Dan zal het Koninkrijk Gods komen, gelijk het gekomen is en ook nu komt onder ons. Wanneer onze Gereformeerde Bond in den weg van Gods Woord, door Gods Geest, onze Hervormde Kerk tot zegen mag zijn en onze Hervormde Kerk tot zegen gesteld mag worden in het midden van land en volk, dan zal het ons allen tot groote blydschap wezen. Laat ons dan samen bidden, samen strijden, samen arbeiden — en de God van hemel en aarde doe ons werken om Christus' wil ons wèl gelukken ! Ds. Woelderink als spreker van dezen dag hartelijk welkom te heeten is ons een aangename plicht.
Het is ons allen tot groote vreugd, dat hij weer bereid zich toonde een referaat te houden op onzen Bondsdag. Wy kennen hem immers allen als een zoo ernstig, degelijk spreker, die ons altijd iets nieuw.s te zeggen heeft en met ons zoo gaarne behandelt de allerbelangrijkste stukken der Gereformeerde Waarheid. 't Moge hem een genot zijn tot ons te spreken, het zij ons allen tot een rijken zegen. En hiermede. Zusters en Broeders, verklaar ik deze vergadering geopend.
Hierna kreeg ds. J. G. Woelderink van Vreeswijk gelegenheid tot het uitspreken van zijn referaat : Separatisme en wereldgelijkvormigheid, waarvan hier een beknopt verslag volgt.
wereldgelijkvormigheid en separatisme.
Het spreekt van zelf, dat ieder christen begint de positie van zijn kerk en zijn positie in die kerk de juiste te achten. Groote zelfverloochening is er noodig om onbevangen en gansch oprecht ten opzichte van deze zaken alleen te vragen naar Gods wil met bereidheid om deze te volgen, al zou men ook in conflict komen met heel zijn omgeving. Daarnaast echter is evengoed studie van de Schrift noodzakelijk, want alleen wat op de Schrift gegrond is, heeft mede beteekenis voor anderen en bindt de consciëntie. Daarom wenscht spr. van uit de Schrift twee gevaren te belichten, die ons godsdienstig en kerkelijk leven bedreigen, n.l. de wereldgelijkvormigheid en het separatisme.
De aanneming van Israël tot volk des verbonds wordt in de Schrift een afzondering van de volkeren genoemd. Deze afzondering beteekent niet een verbreking van den natuurlijken band, waarmede Israël aan de volkeren verbonden is, maar een wijding aan den dienst van den levenden God in onderscheiding van den afgodendienst, waarin de volkeren verzonken liggen. Daardoor heeft Israël een roeping ten behoeve van de heidenen te vervullen, opdat het heil Gods ook tot hen kome. Zoo gezien bedreigen Israël twee gevaren. Ten eerste om zijn heilige roeping te verloochenen en in den weg der heidenen te treden, de wereldgelijkvormigheid. Ten tweede om den zin der afzondering niet te verstaan en de afzondering tot den dienst van den levenden God te maken tot een afzondering van natuurlijken aard, om daarin deze natuurlijke afzondering als iets heiligs te beschouwen, het separatisme.
Het eerste gevaar heeft Israël voor de ballingschap ten gronde gevoerd. Telkens weer treedt het op den weg der heidenen. Na de ballingschap komt de heenwending tot het separatisme, waardoor de Jood zich hoogmoedig afzonderde van den heiden, waardoor in den boezem van het volk de scheiding doorging en de Farizeen hoogmoedig neerzagen op de schare, die de wet niet kende. Het eindpunt der ontwikkeling is eveneens een verwerping van den Koning, door Israels God gegeven.
Zoo blijkt, dat niet Israël de knecht des Heeren is, door wien het volk verlossing wordt geboden. Christus volbrengt de taak. Hij is heilig en rein, afgescheiden van de zondaren en nochtans bindt Hij zich zoo aan een zondig volk, dat Hij zelfs hun schuld draagt. Het is de overwinning van wereldgelijkvormigheid en separatisme beide.
De geschiedenis van de Christelijke Kerk is een herhaling van die van Israël. Gedurig verloochening van de heilige roeping, waarmede zij geroepen is en dan, als reactie tegen de opgetreden wereldgelijkvormigheid het separatisme. Zoo is de eerste eeuw der reformatie een tijd van krachtig geestelijk leven, maar reeds in de 17e eeuw beginnen de teekenen van wereldgelijkvormigheid zich te vertoonen. Het optreden van de mannen der nadere reformatie is als een profetisch getuigen daartegen, maar als geen vrucht daarvan gezien wordt, krijgt men een heenwending tot het separatisme. Dit separatisme onderscheidt een Kerk in de Kerk, verklaart de laatste tot wereld, ontkent de beteekenis van haar doop en verloochent de doopsleer van het doopsformulier. Men zondert zich meer en meer van de Kerk, welke als wereld gezien wordt, af en zoekt in deze afzondering van natuurlijken aard iets heiligs. Door deze afzondering verloochent men echter zijn roeping in de Kerk en in de wereld en wordt men met onvruchtbaarheid geslagen.
De ontwikkeling van het separatisme is in de vorige eeuw gestuit door de separatie van 1834. Schoon voor een groot deel uit het separatisme voortgekomen, heeft hier het separatisme zijn eigen graf gegraven. Want door de separatie kwam men tot een nieuw kerkelijk leven en men bleek toen te moeten terugkeeren tot de leer des verbonds.
Na de afscheiding is in de Hervormde Kerk een zuiver reformatorische beweging tot kerkherstel ontwaakt, die echter in de separatie van 1886 zich zelf, wat betreft de Hervormde Kerk, tot onvruchtbaarheid doemde. Van separatisme is hier echter zoo weinig sprake geweest, dat de Gereformeerde Kerken, die uit deze beweging zijn voortgekomen, veeleer gevaar loopen tot wereldgelijkvormigheid te vervallen dan tot separatisme.
Het separatisme bleef echter doorwerken in de oude afgescheiden. Gemeenten, die immer apart waren blijven staan, de tegenwoordige Gereformeerde Gemeenten en in de Hervormde Kerk. Door deze separatistische geestesrichting aan elkander verwant, zoekt men elkander meer en meer en mede moet daaruit verklaard worden de separatistische politiek van de Gereformeerde Staatspartij. Juist door het separatisme wordt de kracht van de Gereformeerden in de Hervormde Kerk ten zeerste ondermijnd.
Willen wij. Gereformeerden, in de Hervormde Kerk en voor de Hervormde Kerk iets beteekenen, dan zal onze beweging een reformatorisch karakter moeten dragen. Diepgaande schulderkentenis en - bekentenis zal alleen voor beide gevaren kunnen behoeden en zal het goede voor heel de Kerk doen zoeken.
Het referaat werd onder groote stilte beluisterd.
De voorzitter bracht zijn dank aan den referent voor het schoone referaat.
Onder instemming van de vergadering werd besloten het referaat van ds. Woeldering afzonderlijk uit te geven, opdat het zoo breed mogelijk kan worden verspreid, als zijnde lezing en bestudeering overwaard, zoowel in den kring van onzen Gereformeerden Bond als daar buiten.
Van de gelegenheid om vragen te stellen werd gebruik gemaakt door ds. Lammerink van Delft en den heer van Ostende van Alphen.
Ds. Woelderink ging voor in dankgebed, waarna de vergadering gesloten werd.
De middagvergadering, die alleen toegankelijk voor leden was, werd geopend door den voorzitter om 2 uur. Er werd eerst gezongen Psalm 105 vers 5 en 24, waarna ds. B. Batelaan voorging in gebed.
Ds. Timmer kreeg nu gelegenheid om zijn jaarverslag te houden :
Verslag van den Secretaris van den Gereformeerden Bond over het jaar 1932.
Ook in het jaar 1932 heeft het Hoofdbestuur van den Gereformeerden Bond niet stil gezeten. Er werd verscheidene keeren vergaderd in het afgeloopen jaar.
Samensprekingen ter vergadering en ten huize van prof. dr. H. Visscher hadden dit verblijdende resultaat, dat wij weer mochten rekenen op zijn zeer gewaardeerde medewerking in ons blad de Waarheidsvriend. De lezers hebben iedere week van deze populair wetenschappelijke uiteenzettingen van het Woord Gods kunnen genieten.
Maar daarbij is het niet gebleven. Prof. Visscher verklaarde zich ook bereid om aan de Universiteit te Leiden college te geven in de Gereformeerde beginselen. Uit de Waarheidsvriend is u gebleken, dat het bij besprekingen niet gebleven is. Velen waren op 18 Maart j.l. in Leiden om de aanvaarding van zijn ambt van bijzonder hoogleeraar in de Gereformeerde Godgeleerdheid van wege onzen Bond bij te wonen.
Moge God uit genade zijn arbeid in Leiden en ook in Utrecht nog vele jaren zegenen, opdat nog vele theologen door hem mogen worden gevormd.
Met verscheidene afdeelingen werd ook in het afgeloopen jaar gecorrespondeerd. Er werden nieuwe afdeelingen opgericht in Boskoop en Katwijk aan Zee. Begin van dit jaar werd ook te Wageningen een afdeeling gevormd.
Sommige afdeelingen hielden helaas een winterslaap. Ze lieten niets van zich hooren. Zelfs een oproep om de namen op te geven van hun moderamen, werd niet beantwoord.
Van de afdeeling Vlaardingen kregen we keurige verslagen en verdere gegevens. Daar ging ook het ledental aanzienlijk vooruit. Het is een lust om de verslagen uit Haarlem op de bestuurstafel te brengen.
De afdeeling Enter verkeerde in groote moeilijkheden. Enter had een confessioneel predikant, die inmiddels overleden is. Een deel der Gereformeerden had een Evangelisatie, meer in de richting van de Staatkundig Gereformeerden; een ander deel bleef ons trouw. Gebrek aan dienaren des Woords heeft gemaakt, dat weinig hulp kon worden geboden.
Het Studiefonds van onzen Bond eischte op de vergadering heel wat tijd van de besprekingen. Wie wel en wie niet zullen worden gesteund, is telkens weer de vraag. En dan natuurlijk ook de vaststelling van het „met hoeveel".
De penningmeester laat telkens alarmkreten hooren. Zijn kas laat het niet langer toe, om het werk zoo voort te zetten. De muntmeter is aan het dalen.
De leeftijdsgrens, waarop we beginnen te steunen, moest omhoog.
Aan hen, die de Ie, 2e of 3e klas van een gymnasium of lyceum bezoeken, kan geen steun meer worden verleend. De teleurstellingen kostten te veel geld. Nieuwe aanvragers moesten worden teleurgesteld, zoolang er geen anderen hunne studie beëindigd hadden.
Het Evangelisatiewerk van onze commissie, waarvan uw secretaris tevens voorzitter is, kan om de zelfde reden ook thans niet meer worden uitgebreid.
Het Hoofdbestuur zag met blijdschap, dat ook in Noord-Holland zich een actie openbaarde.
En ook in andere deelen van ons land maakte met plannen voor soortgelijke actie.
Gezien echter het feit, dat de financiën van den Bond zich in dalende lijn bewegen, is besloten om de bestaande Evangelisaties, zoo mogelijk, te blijven steunen, maar om in geen geval meer hooi op onze vork te nemen. Zou dit toch geschieden, dan zou het hoofddoel uit het oog worden verloren. We hebben schreeuwende behoefte aan predikanten. We kunnen het Evangelisatiewerk niet uitbreiden ten koste van de opleiding van predikanten.
Over de bij ons aangeslotene Evangelisaties was natuurlijk op de vergadering telkens weer een en ander te behandelen.
Vorig jaar kwam ook een verzoek van het Verbond tot Kerkherstel, teneinde te komen tot nadere aansluiting met onzen Bond. Genoemde bespreking vond plaats in Terminus. Het Hoofdbestuur was vertegenwoordigd door ds. van Grieken, ds. Goslinga en ondergeteekende.
Wij waren het er met zijn drieën over eens, dat van aansluiting .bij het Hervormd Verbond geen sprake kon wezen. Het Hoofdbestuur sprak er zich unaniem over uit, dat wij als Bond onzen eigen weg moeten blijven volgen.
De vorige jaarvergadering was goed bezocht. Ds. van Nie van Hoogeveen was zoo welwillend om een referaat te houden over „Het Woord der Schrift in de bedeeling der Kerk".
Wat betreft de spreekbeurten, moeten we helaas opmerken, dat er minder zijn gehouden dan anders. De malaise zal hier wel voor een deel de schuld van zijn. Wij danken die gemeenten en afdeelingen, die een spreekbeurt deden houden. Het zou ook zeker door den penningmeester worden toegejuicht, indien door ruilbeurten des Zondags in vele gemeenten een collecte voor de beide fondsen kon worden gehouden.
We danken voorts allen, dit het werk van den Bond hebben gesteund. Moge de Heere Zijn onmisbaren zegen gebieden over de verbreiding van de Waarheid ook door middel van de Waarheidsvriend.
Moge de Heere zich erbarmen in deze bange tijden over onze diepgevallen Kerk en moge Hij onzen Bond gebruiken als een middel in Zijn hand, dat weer velen mogen gaan vragen naar de oude paden. Ik heb gezegd.
De voorzitter bracht den secretaris dank voor zijn verslag en al den arbeid, die dit jaar door hem voor den Bond verricht werd.
Bij de gehoudene stemming werden ds. B. Batelaan, ds. J. Goslinga en Ds. J. H. F. Remme met overgroote meerderheid gekozen. Gaarne namen deze hunne herbenoeming aan.
Van H. M. de Koningin werd een schrijven ontvangen, inhoudende een dankbetuiging voor het haar aangeboden exemplaar van de inaugureele rede van prof. dr. H. Visscher.
Besloten werd om aan H. M. een telegram van hulde te zenden van uit de vergadering.
Hierna hield ds. Goslinga een verslag over zijn financieel beheer :
Kort verslag van den Penningmeester.
Na het woord van den Voorzitter en van den Secretaris, komt ten slotte ook dat van den Penningmeester.
Aan hem is n.l. opgedragen de stoffelijke dingen van onzen Gereformeerden Bond zoo
goed mogelijk te behartigen. Deze zorg is waarlijk niet gering, voornamelijk niet in onze dagen. Om het meeleven van onze menschen gemakkelijker te maken, heeft onze vroegere Penningmeester, n.l. de heer Fliehe, het als gewoonte ingezet elke week in de rubriek financiën iets aan de lezers te zeggen. Dit is op zich zelf al een werk van eenige beteekenis. Hieraan paren zich zooals vanzelf spreekt, de zorgen voor de huishouding van den Gereformeerden Bond in haar geheel. Een huishouding, die heel wat omvat, die nog steeds groeit. De moeite zou zeker beloond worden, als wij eens een overzicht gaven van de laatste jaren. Voornamelijk de uitgaven zijn met geweldige sprongen omhoog gegaan.
De Leerstoel, tot nu alleen in Utrecht, is thans ook in Leiden gevestigd. En al zijn de uitgaven hierdoor niet verdubbeld, toch eenigszins gegroeid.
Met het Studiefonds is de groei evenwel veel meer in het oog springend en van veel grooteren omvang. Vooreerst steeg het aantal alumni tot boven de 60. Dat is hooger dan waarop tot nu was gerekend. Daarbij komt, dat naast studenten zich tal van studiozen bevinden, die langs gymnasialen weg of door voorbereidende studie voor het Staatsexamen zich tot toelating tot de Universiteit bekwamen. Zijn de uitgaven voor studenten aanmerkelijk hooger dan die der anderen, zoo kan het gebeuren, dat in één jaar tijds door veler slagen voor het eindexamen, een geduchte houw wordt toegebracht aan de kas van den Penningmeester.
Als ik getallen noem als deze. Werd voor tien jaar ƒ5.377.17 uitgegeven voor het Studiefonds, thans is dit geklommen tot f25.695.35. Bijna 5 maal zooveel.
Hier worden. dus geweldige eischen gesteld. En toch blijken deze noodzakelijk. Én wel om meer dan ééne reden. Wanneer wij u alleen maar wijzen op de ledige kansels, die er zijn en wier aantal een stabiliteit aanwijzen, welke een noodtoestand aanduiden, die niemand voor zijn rekening durft nemen. Daarbij komt een aankweek van leerlingen door ethischen en modernen, welke onze arbeid in nog duidelijker belichting stelt.
Neen, de nood is ons opgelegd, zonder meer. Ontbloote kansels leveren altijd gevaar, doch thans ziende de krachtige pogingen van allerlei groepen en kerken en kerkjes, is deze werking funest.
Wij komen, naar den mensch gesproken, al rijkelijk laat.
Dat daarom deze nood ons brenge op de juiste plaats.
Onze arbeid kon gemakkelijker worden gemaakt, als organisch de zaken in elkander werden gezet, zooals in sommige plaatsen reeds geschiedt. B.v. als in gemeenten, waar Gereformeerde elementen een vrij groote groep vormen, geen Paaschcollecten worden gehouden, of in de Kerk of bij de vrienden aan huis, zoo stemt mij dit niet alleen droef, maar maakt me mistroostig.
Toch zou de indruk niet juist zijn als ik zeide : ik voel het geheel als een centenaarslast op mijn schouders wegen. Het omgekeerde is veeleer waar. 'k Zie het mij van Godswege opgedragen. Ook blijkt mij uit veler correspondentie een groote toegenegenheid en meeleven met onze zaken. De giften, voornamelijk kleine, leggen een getrouw getuigenis in dezen af.
Ons werk mag niet gemakkelijk zijn, toch is daarin veel verblijdends.
Om nu een overzicht te geven over het geheel, is noodig eerst te wijzen op een paar verliesposten. Wij moesten afschrijven op een vast pand en op enkele geldswaardige papieren een som van ƒ 2550.65.
Hier staat evenwel tegenover een batig saldo van de Waarheidsvriend van ƒ 3432.11.
Verder was van het Gedenkboek een klein overschot van ƒ 88.13.
Deze beide posten werden gevoegd bij de inkomsten van den Gereformeerden Bond met zijn beide fondsen.
Wanneer we dan de inkomsten plaatsen ter eener zijde, en de uitgaven ter anderer, zoo zult ge zien, dat ons, niettegenstaande de hoogere uitgaven, voornamelijk van het Studiefonds, nog een batig saldo rest van ƒ 325.76.
De inkomsten waren, het netto-overschot van de Waarheidsvriend en van het Gedenkboek mee inbegrepen.. ƒ34.257.25 De uitgaven „ 33.931.49
Alzoo bleef bovengenoemd cijfer over. Dit stemt reeds tot dank.
Maar nu vallen door de gunste Gods nog andere inkomsten te noteeren. Al waren deze ook met rouwrand omtrokken, toch dienden deze onze zaak niet weinig en boden geen onbelangrijken steun.
Van een drietal vrienden, die van ons heengingen, kwamen legaten binnen.
Eerst van wijlen de wed. van onzen onvergetelijken vriend Fliehe. Het zuivere bedrag was ƒ 2000.—
Van wijlen den heer Costerus uit Den Haag, voor kort gestorven, kwam bericht in, dat aan den Gereformeerden Bond tot verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Ned. Herv. (Geref.) Kerk, te Utrecht, was vermaakt een legaat van ƒ 5000.— Hiervan moest worden afgetrokken aan successierechten ƒ 500.—
Alzoo bleef er over ƒ 4500.— Ten slotte werd vermaakt aan den Gereformeerden Bond, door een onzer stille vrienden in den lande, te Barneveld, den heer H. Winterswijk, een legaat van ƒ3000.—. Na zijn henengaan werd ons uitbetaald ƒ 2312.40
Alzoo kwam in de som van ƒ 8812.40 op een wijze, waarvan niet anders gezegd kan worden, dan op buitengewone wijze.
Zouden wij Gods hand hierin niet merken en Hem niet prijzen voor Zijn gunst. Al werden hier ledige plaatsen gemaakt en zullen wij hen, die wegvielen, noode missen, toch mag hierdoor Gode niet worden onthouden de eere, die Hem toekomt.
Met weemoed in het hart gedenken wij hen, die de Heere van ons wegnam, terwijl met erkentenis aan den Heere hun nagedachtenis door ons wordt geëerd.
Door deze bizondere leiding Gods is alzoo een nadeelig saldo nog in een niet onaanzienlijk batig saldo omgezet.
Wij sluiten met een kapitaalsvermeerdering van ƒ 6587.51
Hier valt alle menschelijke bemoeienis weg. Hier blijft maar één woord over : „dit hebt Gij gedaan, Heere, Gij alleen". Ik heb gezegd.
De voorzitter dankte den bekwamen penningmeester voor al wat hij heeft gedaan. Het werk is door den Heere rijk gezegend, ondanks den druk der tijden.
Hierna volgde het verslag van den secretaris van de Evangelisatie-Commissie, ds. J. C. Terlouw van Suawoude.
Verslag van de Evangelisatie-Commissie vanwege den Gereformeerden Bond, door den Secretaris, uitgebracht op de Jaarvergadering, 30 Maart 1933.
Geachte Vergadering.
Met groote belangstelling zullen de meesten uwer niet uitzien naar het verslag van den secretaris van de Evangelisatie-Commissie vanwege den Gereformeerden Bond. Dit is een bedroevend feit. De tegenwoordige secretaris is niet de eerste, die er over klaagt. Mijn voorganger, ds. Lans, stelde, zoo bleek mij uit 't archief, zijn verslagen ook bijna altijd in mineur. „Onze menschen" zijn, de goede niet te na gesproken, niet warm voor den arbeid van de Evangelisatie-Commissie.
Begrijpen kan ik dat eensdeels niet, anderdeels ook weer heel best. De meeste Gereformeerde gemeenten liggen, dus ook de meeste leden van den Gereformeerden Bond wonen in streken, waar het modernisme althans geen hoogtij viert.
„Is Evangelisatie nu wel zóó noodig ? ", dat is een vraag, die, zoo ze al niet uitgesproken wordt, toch leeft in het hart van menigen Bondsvriend of Bondsvriendin, indien deze n.l. wonen in die gezegende deelen van het land, waar in de meeste gemeenten een orthodoxe prediking wordt gebracht. Men kan zich haast niet indenken, welke toestanden in de Noordelijke provincies van ons land heerschen. Verbaasd, maar bovenal bedroefd heb ik me, toen ik vorige jaar de Classicale Vergadering te Leeuwarden bezocht. In mijn vorige Classis, Kampen, waren bijna alle predikanten orthodox. Maar in de Classis Leeuwarden ? Wat een onbeduidend klein groepje orthodoxe predikanten en ouderlingen zat daar bij elkaar, te midden van de groote, groote meerderheid vrijzinnigen. Hoe krachtig klonk, op zichzelf beschouwd, het protest van één der onzen tegen bepaalde, door de Synode voorgestelde reglementswijzigingen, maar hoe verpletterend was bij de stemming onze nederlaag. De groote Classis Leeuwarden is bijna geheel vrijzinnig.
Men moet eenigszins met de toestanden in Friesland (vergeef me, dat ik alleen deze provincie noem ; in Groningen en Noord-Holland boven 't IJ zal 't zelfde gevonden worden), op de hoogte zijn, wil men zich een voorstelling kunnen vormen van de vernietigende werking van het modernisme. De kerken staan leeg. Sport en spel hebben de plaats van den godsdienst ingenomen. Indien men het anders gewend is, grijnst bij het vervullen van een vacaturebeurt in zulk een z.g. moderne gemeente, de kilheid u aan. Zijn we nog Christenen — waarlijk op deze vraag mochten verscheidenen, die zelfs een ambt in de Kerk bekleeden, zich wel eens bezinnen.
Is Evangelisatie noodig ? Voor èèn, die 't Noorden van ons land eenigermate kent, is dit geen vraag. Evangelisatie is broodnoodig ! De velden zijn wit om te oogsten. Bij allen afval is er in onzen tijd toch ook weer vraag naar het zuivere Evangelie. Het modernisme brengt dan misschien wel wijsbegeerte, verkondigt wel een zedeleer, maar het predikt niet het Evangelie, het spreekt niet van een rijken Christus, die als Borg tusschentreedt tusschen een rechtvaardig God, die van het schepsel betaling van zijn schuld van tienduizend talenten mag eischen, en den armen zondaar, die geen penning heeft om te betalen.
Het is niet mijn bedoeling uitvoerig over deze dingen te spreken, ook niet om u allerlei voorvallen en omstandigheden te verhalen, die kunnen illustreeren, hoe treurig het in vele vrijzinnige streken gesteld is. Geloof het : evangelisatie is hoognoodig. Buiten de Kerk, maar ook in de Kerk. En daarom bedroeft het de Evangelisatie-Commissie, dat vele van onze Bondsvrienden schijnbaar ('k moet ook zeggen blijkbaar) de noodzakelijkheid van evangeliseeren niet inzien. Als ze eens wisten, hoe diep-droevig het er in sommige streken van ons land kerkelijk voorstaat — ik ben er van overtuigd, dat ook het Evangelisatiewerk voor hen meer zou worden een zaak des gebeds, en dat ook hun gaven den penningmeester van de Evangelisatie-Commissie milder zouden toevloeien.
De Evangelisatie-Commissie vraagt echter in deze kommervolle, donkere tijden, niet in de eerste plaats de gaven, doch de liefde, de belangstelling. Wij zoeken niet in de eerste plaats het uwe, maar u. Dankbaar zullen we zijn, indien het Evangelisatiewerk een plaats inneemt of innemen gaat in uw hart, indien ge de noodzakelijkheid van dezen arbeid voelt of voelen gaat, en ge ons zóó blijft steunen met uw gaven, dat we op bescheiden wijze dezen onzen arbeid kunnen voortzetten. Voorshands blijft de opleiding van predikanten hoofdzaak. Concurreeren met den penningmeester van den Bond kunnen en willen en mogen we niet. Voor versnippering van de collecten b.v. moeten we waken. De hoofdstroom moet naar Utrecht blijven vloeien. Als dan maar een zijtak naar 't Noorden afbuigt, die zooveel water meevoert, dat de bodem daar niet uitdrogen gaat en onvruchtbaar wordt.
Waar de penningmeester van den Bond op drastische wijze moet bezuinigen, kunnen wij niet aan uitbreiding van den arbeid denken. Wij zijn al dankbaar, indien we in de naaste toekomst de bestaande posten zullen kunnen blijven steunen.
Op de vorige jaarvergadering, 14 April 1932 gehouden, bracht ds. Lans als secretaris zijn verslag uit.
Door het vertrek van ds. Wolthers naar Putten ontstond er een vacature in de Commissie. Deze toch achtte het wenschelijk, dat de Commissieleden zooveel mogelijk in de noordelijke provincies wonen. In deze vacature werd ondergeteekende gekozen, die terstond van ds. Lans het secretariaat overnam. In het verslag van het vorige jaar deelde de toenmalige secretaris reeds mee, dat hij zijn functie als zoodanig zou neerleggen.
Het is hier wel de plaats, om ds. Lans hartelijk dank te zeggen, voor de vele arbeid, die hij als secretaris heeft willen verrichten. Als opvolger, ook in zijn gemeente, pluk ik de vruchten van zijn bewonderenswaardig nauwgezette, duidelijke, overzichtelijke administratieve arbeid.
De commissie telt nu de volgende leden : Ds. Timmer, Voorzitter ; ds. Luteijn, Penningmeester ; ds. Terlouw, Secretaris ; ds. Lans ; ds. van Nie.
De bij de commissie aangesloten Evang. Vereenigingen zijn die te : Tolbert; Oude-Pekela ; Kibbelgaarn ; Stadskanaal; Moordrecht ; Ureterp.
Alzoo vier posten in Groningen, één in Zuid-Holland, één in Friesland.
Aan het bestuur van deze Evangelisatie-Vereenigingen werd het reglement voor de aangesloten Evangelisaties bij de Evangelisatie Commissie toegezonden. ledere aangesloten Evangelisatie Vereeniging heeft haar instemming met het reglement betuigd, en toegezegd, dat ze de artikelen wil opvolgen.
Werd voorheen geklaagd, dat de correspondentie tusschen sommige posten en den secretaris ongeveer het nulpunt was genaderd, ook de Evangelisten gaan inzien, dat contact met de Evangelisatie Commissie noodzakelijk is. Althans van allen werd ontvangen een verslag van de werkzaamheden gedurende het laatste jaar, terwijl de penningmeester in het bezit kwam van een afschrift van de rekening.
Uit deze verslagen blijkt, dat de Evangelisten hard werken, maar ook dat hun arbeid niet ongezegend blijft. Over 't algemeen kan gezegd worden, dat de posten, al zijn sommige klein, bloeien. Bitter is menigmaal de tegenstand van vrijzinnige zijde en soms moeten we de houding, die aangenomen wordt, om den evangelisatiearbeid te ondermijnen, op z'n zachtst gesproken, klein noemen.
Jammer is, dat vaak met groote financiëele moeilijkheden geworsteld moet worden. De eigen kring doet wat ze kan, maar steun van buiten is noodzakelijk. De Evangelisatie Commissie kan slechts doorgeven wat ze ontvangt en tot haar spijt moest wegens verminderd inkomen de jaarlijksche toelage van Kibbelgaarn met f 200.— worden verminderd. We hopen, dat ons Gereformeerde volk er voor waken zal, dat we niet, noodgedwongen, tot nog verdere inkrimping behoeven over te gaan. De post Vledderveen, waar werkzaam is de heer H. van Rheenen, behoorde tot den Bond van Evang. in en ten bate van de Ned. Herv. Kerk. Geruimen tijd werden besprekingen gevoerd aangaande de overgang van dezen Bond tot onze Evangelisatie Commissie. Op de ledenvergadering van de Evang. Vereeniging te Vledderveen werden de statuten gewijzigd en werd door het subcomité van den Bond van Evang. in en ten bate der Ned. Herv. Kerk in beginsel de post overgegeven aan de Evang. Commissie vanwege den Gereformeerden Bond. Gewacht wordt nu op goedkeuring van de gewijzigde statuten en dan zal ook de post Vledderveen officieel overgaan tot onze Evangelisatie Commissie.
Ik meen, dat ik met dit kort overzicht van onze werkzaamheden kan volstaan. Zooals ge merkt: zware arbeid wordt van ons niet gevraagd. Laten we echter de roeping die de Heere ons oplegt, om ook in het eigen vaderland het Evangelie te prediken, niet gering achten. Ook de inwendige zending mag niet verwaarloosd ! 't Zou gebeuren ten koste van eigen geestelijk leven.
De Heere geeft aan het werk der evangelisatie een kans. Laat ons de kansen, die God ons geeft, grijpen. Wij weten het: ook tot deze arbeid zijn wij van onszelf onwillig en onbekwaam. Maar wij weten ook, van wien wij de kracht en de lust er toe kunnen ontvangen. Tot den Heere rij ze dan bij voortduur ons aller gebed : zegen Gij onze Evangelisaties, onze Evangelisten, onze Evang. Commissie, tot eer Uws Naams ! Ik heb gezegd,
Het verslag van den financier der Evangelisatie Commissie werd gehouden door ds. Luteijn, van Onstwedde.
Gelijk bijna alle financiëele verslagen in den huldigen crisistijd, kan ook het verslag van den penningmeester van de Evangelisatie-Commissie helaas niet in een opgewekten toon gestemd worden. De algemeene daling der inkomsten heeft tot noodwendig gevolg, dat de gaven voor de Evangelisatie-Commissie ook minder ruim vloeien, dan in vorige jaren het geval was. Toen ik in de zomermaanden de boeken van den vorigen penningmeester overnam, kwamen de gaven druppelsgewijs binnen. Gelukkig kwam er met het voortschrijden van het jaar een rijker toevloeiïng en dank zij eenige mooie collecten mocht ik soms met een mooi bedrag in de Waarheidsvriend uitkomen. De wintermaanden bleven ongeveer op het peil van inkomsten, zooals onze Evangelisatie-Commissie moet hebben, zal ze aan de onderscheiden Evangelisatieposten de geregelde bijdragen kunnen blijven zenden. De voorjaars-en zomermaanden bleven belangrijk daaronder, en de vrees bekruipt mij, dat het dit jaar weer eenzelfde verloop zal worden, want dé maand Maart blijft belangrijk bij haar voorgaande zusters ten achter. En met hoeveel blijdschap we overigens het voorjaar en den zomer begroeten, voor den penningmeester zijn deze schoone jaargetijden oorzaak van vreeze en zorg, want de wintermaanden leveren al geen overschotten op, waarop zullen we dan in dezen zomer kunnen teren ? En toch zien onze Evangelisaties ook dan gaarne onzen steun tegemoet, want zonder dezen steun is haar bestaan een vraag geworden.
Door de vermindering der inkomsten daartoe gedrongen, is de Evangelisatie-Commissie toch gaan overwegen of ook ergens op steun kon ingekrompen worden. Doch aangezien de Evangelisaties hun rekening toch reeds zoo moeizaam sluitend kunnen krijgen, is korting alleen toegepast op Kibbelgaarn, dat geen eigen godsdienstonderwijzer heeft te onderhouden. Korting op de uitkeeringen zal in de toekomst evenwel niet uit kunnen blijven, tenzij de inkomsten alsnog een onverwachte stijging gaan vertoonen.
Ik wil nu de cijfers van de rekening 1932 geven. Ontvangsten: Collecten ƒ 1128.56 Giften , 1254.53 Samen ƒ 2383.09
Uitgaven: Uitkeeringen aan steun aan 6 Evangelisaties ƒ 3200.— Reis-en vergaderkosten, drukwerk en porti „ 166.70 Samen ƒ 3366.70 Inkomsten „ 2383.09 Nadeelig saldo ƒ983.61
Over 1932 dus bijna ƒ 1000.— tekort. Slechts 70 pCt. van de uitgaven is ingekomen.
De grootste helft der inkomsten is van de giften. De collecten brengen de kleinste helft bijeen. Me dunkt hier is een verkeerde verhouding. De bijzondere giften overtreffen het bedrag der collecten, die toch eigenlijk de hoofdbron van inkomsten behoorde te zijn. Het werk van de Evangelisatie-Commissie blijkt dus meer belangstelling en medeleven te vinden bij de afzonderlijke lezers van de Waarheidsvriend, dan bij de Kerkeraden. Te veel wordt vergeten, dat hier ook een tak van de Inwendige Zending is, waardoor de Kerk gebouwd wordt, en gestreden tegen den revolutiegeest.
Laten de Kerkeraden nu eens niet de Evangelisatie-Commissie vergeten bij de vaststelling van bijzondere collecten en de verdeeling daarvan. Onze rekening gaat niet over groote bedragen. Als van iedere gemeente, die een predikant van den Gereformeerden Bond begeert, jaarlijks een deel van een collecte nog slechts binnenkomt, dan komen we zeker aan ons noodige bedrag.
Nu zal steun verminderd moeten worden. Aan uitbreiding valt geenszins te denken, hoe gaarne we ook zouden willen. Het gaat er nu om, de bestaande Evangelisaties in leven te houden. Door middel der kleine giften der collecten is dat zeker nog mogelijk.
Al staat ook dit verslag in mineur, in een klaagtoon, toch zijn we dankbaar voor de ingekomen gaven, die vaak zijn gekomen uit de beurs van de kleine luiden. Achter de gave werkt de liefde voor de uitbreiding van het Koninkrijk Gods. Dankbaar zijn we, dat we mogen medewerken, dat in streken en plaatsen, waar het Evangelie des kruises niet wordt gehoord in de Hervormde Kerk, door middel der Evangelisatie een plaats van samenkomst is voor hen, die bij de zuivere verkondiging van het Woord Gods wenschen te leven en te sterven. Wij eindigen met biddend opzien tot God : Uw werk, o Heere, behoud dat (Hab. 3 vers 2).
De voorzitter bracht zijn dank aan secretaris en penningmeester van de Evangelisatie-Commissie voor hun verrichten arbeid. Hij hoopt, dat ondanks den nood der tijden het werk der Commissie goeden voortgang moge hebben.
Daarna kwamen aan de orde de voorstellen uit Zegveld.
Het eerste voorstel hield in om voortaan de spreekbeurten voor de beide fondsen niet meer te salariëeren. Ds. Vroegindeweij lichtte het voorstel namens de afdeeling Zegveld nader toe. Ook het tweede voorstel dier afdeeling om de studenten, die zijn afgestudeerd, na eenige jaren te verplichten tot gedeeltelijke terugbetaling.
Ds. Enkelaar van Oud-Beijerland, de heer Tan van Gouderak, ds. Enkelaar van Hasselt, ds. Westra Hoekzema, ds. van Montfrans en ds. Vermaas namen deel aan de besprekingen over dit punt.
De heer Brinkers van Utrecht stelde voor om het voorstel van de salariëering in handen van het Hoofdbestuur te stellen.
De vergadering gaat daarmee accoord op voorwaarde, dat het in de toekomst moge blijken, dat terugstorting van het honorarium regel is geworden.
Wat betreft het tweede voorstel, merkte de voorzitter met recht op, dat dit niet behoefde te worden aangenomen, aangezien bij de aanvaarding van de studie reeds de verplichting werd opgenomen om den genoten steun zooveel mogelijk terug te betalen.
Het Hoofdbestuur beloofde ook deze zaak ernstig te behartigen.
Het voorstel van de afdeeling Vlaardingen, om een commissie van advies te benoemen, die de propaganda zal Ier hand nemen, werd toegelicht door den heer Maarleveld uit Vlaardingen.
De vergadering prijst de goede bedoeling van de afdeeling Vlaardingen, doch meent dat de actie, zal ze resultaat hebben, toch vanuit de gemeenten en afdeelingen zelf zal moeten beginnen.
De secretaris belooft de afdeelingen te zullen aanschrijven, opdat de actie vermeerderen zal.
De heer v. Scherpenzeel en de heer Bloemers begeeren een bespreking over het Evangelisatiewerk in Noord-Holland met de Evangelisatie-Commissie. De secretaris belooft, dat er D.V. Mei een samenspreking zal plaats hebben.
Ds. Kruishoop van Bodegraven vraagt bij de rondvraag of de Bond ook zijn stem niet moet laten hooren D.V. 1934, als de gescheidene Kerken zich zullen opmaken om het honderdjarig bestaan dier afscheiding te herdenken.
De voorzitter zegt toe, dit gaarne in bespreking te zullen brengen.
Na gezongen te hebben Psalm 72 vers 11 ging ds. J. Goslinga voor in dankgebed. Beide vergaderingen waren druk bezet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1933
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1933
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's