De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

8 minuten leestijd

John Bunyan
Zijn leven en zijn geschriften. (8)

Naast en na de bekeeringsgeschiedenis, getiteld: „Genade overvloedig voor den grootste der zondaren", trekt bizonder de aandacht „De Pelgrimsreize". Zooals Bunyan in den titel van zijn bekeeringsgeschiedenis breed en duidelijk doet uitkomen dat hij wil verhalen van een gruwelijk zondaar, die uit den mesthoop zijner vuile zonden door de uitnemende genade Gods gebracht is tot het geloof van Jezus Christus — zoo gaf hij aan het tweede boek, dat wij nu willen bespreken, den titel: „Des Pelgrims Reize van deze wereld naar de toekomende, voorgesteld in den vorm van een droom, waarin wordt beschreven de wijze, waarop hij uittrok, zijn gevaarlijke tocht en zijn behouden aankomst in het begeerde land".
Een beschrijving van des christens reize naar de eeuwigheid — zooals hij in zijn boekje: „Het sterven van Mr. Kwaad", „de „levensreize van een slecht man naar de hel" beschrijft.
't Boek is geschreven alsof 't een droom is geweest van den gevangen Bunyan, die zat in zijn kerker. Om dus in den vorm van een gelijkenis ons te beschrijven wat de ervaringen zijn van een christen, die de reis van de Stad Verderf maakt naar het hemelsch Jeruzalem. En dat 't Bunyan's bedoeling geweest is om juist in den vorm van een gelijkenis of allegorie te spreken, blijkt wel uit den tekst, dien hij op de eerste bladzijde zette, n.l. Hosea 12 vs. 11: „Ik zal gelijkenissen voorstellen".
't Meest waarschijnlijk is, dat dit wondere geschrift, dat als in levende beelden ons de reis van een christen naar de eeuwigheid aanschouwelijk voorstelt, als het ware geboren is toen Bunyan in 1675, in de kleine stadsgevangenis van Bedford opgesloten zat en bezig was met een ander stichtelijk werk te schrijven, n.l. „De Enge Poort". Toen werd hij als 't ware ongemerkt er toe gebracht om een reisbeschrijving van des christens leven te geven, waarbij hij tal van personen sprekend en handelend opvoert, om als in levend schilderij te doen zien, wat de ervaringen der vromen zijn.
Dat boek, dat tusschen het schrijven van een ander boek door, begonnen werd, nam al spoedig zoo'n omvang aan, dat Bunyan er een afzonderlijk geschrift van maakte en het is geworden het meest bekende geschrift van den koperslager van Elstow, die den prediker van Bedford wereldberoemd gemaakt heeft en duizenden en millioenen heeft bezig gehouden in den loop der eeuwen en niet weinigen geestelijk tot een zegen is geworden.
Wij hebben alle reden om te gelooven dat de Christenreize eigenlijk niet geschreven is met het oog op het groote publiek, maar dat het schrijven diende om de lange uren der gevangenis, die ditmaal — 1675 — veel meer gevangenis was dan den eersten keer, zoo mogelijk te verkorten. Ook is de beschrijving toen niet geheel af gemaakt. Immers na het verhaal van het bezoek op de Liefelijke Bergen breekt 't verhaal eensklaps af met de woorden: „Zoo ontwaakte ik uit mijn droom", om daarna voortgezet te worden met deze zinsnede: „En ik sliep, en droomde weder, en zag dezelfde twee pelgrims die de bergen afdaalden langs den grooten weg naar de stad".
Het schijnt dus, dat Bunyan in den kerker het grootste gedeelte geschreven heeft alsof het een droom van hem geweest is, terwijl hij toen niet verder gekomen is dan tot de Liefelijke Bergen, om in de dagen van zijn vrijheid het laatste gedeelte af te maken, dat hij dan wederom voorstelt als ware het een droom, welke hij gedroomd had.
Natuurlijk heeft Bunyan zijn stof ontleend aan den Bijbel. Juist in de jaren van zijn gevangenschap heeft hij de H. Schrift zoo in alles mogen onderzoeken en hij heeft er schatten van wijsheid en vrede en zaligheid uit mogen te voorschijn halen, om ze ook aan anderen in zijn geschriften uit te deelen. Zelf zegt hij, met het oog op de jaren, in den kerker doorgebracht: „Nooit heb ik in heel mijn leven zulk een wijden ingang in het Woord van God gekregen als in de gevangenis. De plaatsen der Schrift, waar ik vroeger niets in zag, waren nu als lichten voor mijn oog in deze plaats en in dezen staat; Jezus Christus ook was nooit méér werkelijk en tastbaar voor mij dan nu; hier heb ik Hem inderdaad gezien en gevoeld".
We kunnen dus gerust gelooven, dat de eenzame jaren in den kerker tijden van gemeenzaamheid met God zijn geweest en levend bij de Schriften, wist hij, dat de profeten en dat de Heiland in den vorm van gelijkenissen en beelden tot het volk en tot de schare gesproken hadden. Dat kwam hem, die een geboren verteller was en bizonder de gave bezat, van kind af, om de dingen levendig en smakelijk te verhalen, als een uitnemend middel voor, om de ervaringen van een christen, die uit de Stad Verderf gevlucht is en de reis doormaakt naar de eeuwigheid, op papier te zetten. En hij begon te schrijven, waarbij de woorden, de beelden, de verhalen en de beschrijvingen als uit z'n pen vloeiden. Hij zegt zelf, dat hij hoe langer hoe méér personen en figuren in z'n verhaal kreeg, zoodat hij soms moeite had ze goed uit elkaar te houden.
Wat hij zelf ervaren had en wat hij zich zelf voor oogen wilde stellen, nam in zijn verhaal vleesch en bloed aan. 't Werden levende personen, die ieder iets afzonderlijks moesten uitbeelden, maar zóó, dat de éénheid niet verloren ging en het overzicht over 't geheel niet werd verstoord. 
Vandaar dan ook, dat zijn boek niet verveelt; tot het einde toe blijven wij met dezelfde belangstelling deelnemen in de avonturen van den pelgrim. Bunyan houdt onze aandacht gespannen, 't Is één verhaal, één geheel, maar zóó levendig en zóó vol afwisseling, dat als we 't eene gezien en gehoord hebben, onze aandacht als vanzelf getrokken en geboeid wordt door 't andere. Bunyan heeft zich hier gegeven zooals hij was. En hier is hij de geboren kunstenaar, de innige, oprechte christen, die niets verbergt en alles waar en waardig meedeelt, waarbij hij mocht genieten de waarachtige inspiratie, die van boven is.
Natuurlijk heeft het boek het stempel van Bunyan's tijd gekregen. Wat we ook bizonder in zijn geschrift: „Het sterfbed van Mr. Kwaad of Slechte man" bemerken. Daar worden ons de goddelooze tijden uit het Engelsche volksleven geteekend, zooals het boos en verdorven was in de dagen van de koningen Karel II en Jacobus II. De omgeving en het leven van Mr. Kwaad of Slechte man, wiens reis door dit leven naar de hel ons in den vorm van een samenspraak tusschen vier personen, die onder een boom zitten, gegeven wordt, is echt Engelsch en naar de kleur van dien tijd. Zóó is ook de beschrijving van moerassen en weilanden, heuvelen en dalen, schoone paleizen als landhuizen, ijdelheidskermis, enz., met de grotten en holen waar Heiden en waar Paus woont, geheel in overeenstemming met den tijd waarin Bunyan leefde en met de omgeving van Elstow en Bedford, waar Bunyan woonde. Maar het bizondere en het mooie is dan weer, dat het de pelgrimsreize niet van een bepaald christen uit een bepaald land en uit een bepaalden tijd is, maar van den echten christen van alle tijden en alle landen, voor wien, zij 't dan in andere vormen en in andere mate, dezelfde dingen gelden als voor den pelgrim uit Bunyan 's boek. 't Is geen gefantaseerd uitzonderingsgeval, dat onnatuurlijk opgesmukt is, maar het is het verhaal van den waren christen, die verhaalt wat de ervaringen des christens zijn waar hij ook woont en wanneer hij ook leeft. En daarom lezen christenen in Nederland het kostelijke boekske evengoed als christenen in Duitschland en Transvaal; en de Zendelingen gebruiken het in de heidenlanden, zooals Juffr. Steller, dochter van Zendeling Steller, het b.v. vertaalde in de taal van de bewoners van de Sangir-eilanden. En ook Kaffers en Hottentotten kunnen het in hun eigen taal lezen!
't Is de beschrijving van den geestelijken strijd eens zondaars, die uitgegaan door de ontdekkende en trekkende werking van den Geest aller genade, uit de Stad des Verderfs, om, beladen met zonde en vloek, te zoeken de toekomende stad van zaligheid en eeuwigen vrede. De breede en de smalle weg, de weg der zonde en de weg der godsvrucht wordt daarbij geteekend en we zien hoe duisternis en licht met elkaar strijden, hoe smart en vreugd elkaar afwisselen. We zien hoe wonderlijk de wegen dooreenkruisen, hoe Christen door de wereld trekt en de wereldlingen onder verschillende gedaante telkens op zijn pad ontmoet, waarbij de vele, soms zoo moeilijke gevaren van den pelgrim ons worden beschreven. En het is wonderlijk, maar ieder, die niet vreemd aan genade is, herkent de plaatsen van de Christenreis van Bunyan aanstonds en voelt, dat hij of zij er niet vreemd aan is. 't Is alsof we een beschrijving van eigen leven lezen, 't is alsof ons pad in kaart gebracht is, met de plaatsen waar we hebben gewandeld, gelezen, gestreden, gebeden, gezongen en geweend, gejubeld en gevreesd, gewandeld en gestruikeld — getroost zijn geworden en ontmoedigd zijn geweest, 't Is Geest en leven voor al Gods kinderen van al de plaatsen Zijner heerschappij.
(Wordt voortgezet).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's