De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

22 minuten leestijd

Maar aan elk van ons is de genade gegeven naar de mate der gave van Christus; indien gij maar Hem gehoord hebt en door Hem geleerd zijt, gelijk de waarheid in Jezus is. Efeze 4:7 en 21)

Gevende wat ontvangen is, kennende de waarheid. *)

't Is door bizondere omstandigheden, dat ons de taak is opgelegd in deze morgengodsdienstoefening het nieuw-gekozen lid en de herkozen leden van den kerkeraad in het ambt van ouderling en diaken te bevestigen.

Dat is overigens niet een gebeurtenis waarop de Gemeente zoo bijster gesteld is. Men heeft over 't algemeen liever een „gewone" dienst, ok al mee, omdat men vreest dat het extra .laat" zal worden, maar óok toch, omdat voor een goed deel heel die plechtigheid van bevestiging van kerkeraadsleden de Gemeente koud laat.

Daarin komt uit, dat er bij ons iets hapert; dat er iets niet in orde is. Dat we het rechte gezicht missen op de in zichzelf zoo noodzakelijke en schoone ambten. Want immers, het ontbreken van belangstelling in de bevatigmg van de ambtsdragers spruit voort uit het gemis aan de rechte waardeering van het ambt zelf: En — ik haast my dit er bij te voegen — dat is niet iets dat speciaal en alleen in Delft gevonden wordt, maar dat is helaas I een algemeene kwaal in het midden van onze Hervormde Kerk.

Nu weet ik wel, dat onze kerkelijke toestanden daartoe meewerken. Ook voel ik zeer wel, dat het ook wel eens de mannen, die in het ambt gesteld zijn, kunnen wezen, die de achting, waardeering en liefde eer verkoelen dan opvoeren. Maar dit neemt niet weg, dat het feit' als zoodanig veilig mag worden geconstateerd, dat er over 't algemeen weinig aandacht geschonken wordt aan de ambten en de ambtsdragers, terwijl toch de Apostel Paulus getuigt, dat de ambten van Christus zqn ingesteld en den mannen die in het ambt gesteld zijn de eere waardiglijk moet worden gebracht door de Gemeente.

Wij willen in deze onze morgengodsdienstoefening, die anders nooit voor deze handeling gebruikt wordt, de gelegenheid gaarne aangrijpen om U, Gemeente, eens bijzonderlijk te bepalen bij de ambten, door Christus 'en in Christus' naam in gesteld, en waar het gaat om de openbaring van Christus in het midden van ons menschengeslacht en den opbouw der Kerk, Zijn lichaam — daar geve de Heere dat ook wij zelven ingevoegd mogen worden als levende steenen in het huis Gods en Zijn tempel ook hier verrijze in schoonheid, mede door den dienst van die mannen, die zich als 'sHeeren knechten wenichen op te maken om te arbeiden ln het hun aanbevolen werk, 'tzij als ouderling, 'tzij als diaken; 'tzij voor 't eerst in het ambt gesteld, 'tzij bij vernieuwing daartoe verkozen. Het woord der Schrift, dat wij tot grondslag leggen aan onze overdenking en bespreking, vindt gij opgeteekend in den brief van Paulus aan de Gemeente van Efeze, het 4de hoofdstuk, , nader het 7de en het 21ste vers.

Paulus was zéér gebonden aan de Gemeente van Efeze, gelegen in het westelijk deel van Klein-Azie, onder de heidenen wijd en zijd bekend vanwege den prachtigen Diana-tempel, waarin een beeld stond, waarvan men met ernst beweerde, dat het uit den hemel was gevallen. Paulus bezocht deze stad op zijne 2de zendingsreis en bleef er toen slechts korten tijd. Op zijn 3de zendingsreis echter nam hij Efeze als middelpunt van zijn arbeid in Kl.-Azie en was er drie jaren met rijken zegen werkzaam. God wrocht krachtig mede door buitengewone teekenen en wonderen, en zoo kwam er te Efeze eene bloeiende gemeente van Christus en drong het Evangelie ook in geheel Azië door.

't Is te begrijpen, dat de Apostel van Jezus Christus zich in den opbouw van het huis Gods, gegrondvest op het fundament waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen is, zéér verblijdde en dat hij 't met blijde ziele vreugd telkens zich herinnerde, hoe daar te Efeze het lichaam van Christus, zijnde Zijne Gemeente op aarde, mocht opwassen onder de zegenrijke gunstbewijzen van den hemel. En als hij te Rome in gevangenschap verkeert kan hg niet nalaten óok aan Efeze een brief te schrijven, waarin hij verklaart «gehoord te hebben van hun standvastig geloof en goede werken — welken brief Tychicus, Paulus' metgezel overbrengt naar de West-klein-Aziatische gemeente, omstreeks het jaar 62 na Christus.

Dit is het groote en aantrekkelijke in aulus, dat hij voor zich zelf, maar óok oor de Gemeente, èlles in Christus mag eten. Als hij 't over zich zelf heeft, dan is 't: ik Paulus, een. apostel van Jezus Christus" (1 : 1) of: ik Paulus, de gevangene van Jezus Christus" (8:1). Hij mag geheel wegschuilen achter zqn Heiand. Zelf is hij niets; zelf is hij ook niet ekomen, — maar Christus is alles voor em; Christus heeft hem gezonden en n Christus vermag hij alles. Wat hij preekt, dat spreekt hij door Christus; at hij doet, doet hij door Christus, — en alles wat hij zoekt, is om Jood en heiden den Christus Gods bekend te maken en hen te bewegen tot het geloof in Hem, de menschen biddende en smeekende, als of God door hem bade: laat u met God verzoenen".

Daar mocht niemand tusschen komen staan. Aan vriend noch vijand stoorde Paulus zich. Waanwijze bedillers liet hij eenvoudig staan en droeg intusschen het Evangelie van Jezus Christus uit. Terwijl hij onder vrienden, die het in den grond der zaak geheel met hem eens waren, zoo ernstig waarschuwde tegen allerlei partijschappen, waarbij de een zich noemde naar ApoUos, terwijl de ander tot de Cefaa-groep hoorde en een derde weer extra liet uitkomen dat hij meer van Paulus hield. Daar was Paulus zelf een vijand van, niet alleen in woorden, maar ook inderdaad, wat hem nu niet bijster aangenaam en bemind maakte bij de groote massa, maar wat hem des te meer uitdreef om maar niets anders te weten dan Jezus Christus en dien gekruisigd, het Evangelie des vredes in al zijn schatten en rijkdommen uitstallend, opdat armen verrijkt en hongerigen verzadigd zouden worden. Zijn beschouwing aangaande de Gemeente hangt hiermee samen. Hij ziet een tempel, , een huis Gods. Dat huis, die tempel, heeft een fundatnent en dat fundameijt is Christus. Dat huis wordt opgebouwd door bouwlieden die dienstknechten van Christus zijin eii | wier werk telkens geto^ist wordt of het | i een werk is uit en door Christus. Want alles wat niet uit Christus is wordt openbaar en zal verbrand worden als stroo en stoppelen, 't zal ineen storten als een gebogen wand, 't zal wegstuiven als kaf. Maar wat uit Christus is, dat zal Gode tot eere zijn en arme zondaarszielen tot vrede en barmhartigheid, waarvan de vrucht blijven zal tot in eeuwigheid.

Rechts en links doet Paulus dan ook ooren: niemand kan een ander fundaent leggen dan hetwelk gelegd is, , namelijk Jezus Christus, die geleden heeft, estorven is en ook opgestaan en verheerlijkt. Al wat men er rechts bij wil doen breekt Paulus gestadig af, en al wat men links er af wil doen, stelt Pauus gedurig in het 'licht. En zijn ziele springt op van vreugd als er wéér een toegevoegd wordt tot dat levende volk, at mag belijden dat het geloof een gave Gods is en dat mag weten wat het is: als een goddelooze gerechtvaardigd te worden in Christus, en in de liefde werkzaam te zijn.

Naar boven is Paulus' oog geslagen. Hij zélf was óok „van boven geboren"; ls een die onwetend was in z'n ongeloof, hristus niet kennende en verwerpende, as hg door den Heere gegrepen en toéebracht. Niet krachtens zijn geboorte it een Joodsche, farizeesche familie, was hij ingelijfd. Niet door zijne goede werken en voorbeeldigen ijver was hij toegebracht, een, als een blinde vijand, als een pneloovige vervolger van Christus en Zijne emeente, was hij van God gegrepen, , naar Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorenomen had in Zichzelven".

Die wondere, genadige, goddelijke toeeiding stempelt hem en al zgn werk; en waar hg bizonder lijk mag ingaan tot de heidenen, verkondigt hij daar de zelfde dingen van Gods onnaspeurlijke wegen er verkiezing en der liefde, allen uitloopende in Christus tot betooning Zijner genade, opdat ook degenen die verre waren, zouden nabij gebracht worden. (2 : 17).

En zóo was Hij door Gods genade, tot prijs Zijner heerlijkheid, van een vreemeling gemaakt tot een huisgenoot Gods, erzegeld door den Heiligen Geest, wanelende in de liefde, ijverig in goe^de erken.

Voor Jood en heiden één weg. Al de scheidsmuren tusschen volk en volk zijn neergeworpen. Allen zijn vijanden. Maar voor den éen zoowel als voor den é, nder is nu de verkondiging van het Evangelie tot vrede, opdat men in één weg ingeleid door éénen Geest toegang tot den Vader zou erlangen. (2:18)

Daar mag Paulus heerlgke bewijzen van zien in Efeze. Heidenen waren getrokken door de prediking des vredes door het bloed des kruises. ; En van uit het gevangenhuis te Rome, zuchtend in banden en verwachtende spoedig als een dan!^offer den Heere te worden opgeofferd, in den geest dien geestelijken tempel Gods te Efeze ziende, schrijft hij met blijde' zielsontroering en vol dankbare liefde: „Zoo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar _, medeburgers der heiligen en huisgenooten Gods, gebouwd op het fundament der Apostelen en Profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen, op welken het geheele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen Tempel in den Heere, op welken ook gg medeebouwd wordt tot eene wo/)nstede Gods n den Geest." (2:19—22). Men vraagt om kenmerken. Ja, er zijn enschen die altgd zoeken en vragen aar kenmerken van genade. En helaas! ordt dan dikwijls naar velerlei gezocht n gevraagd met pijnlijke nauwkeurigheid terwijl men 't voornaamste vergeet l. of er ook kennis is aan Jezus Christus, n de verzoenende kracht Van Zgn bloed oor een arm en in zich zelf verloren ondaarsharte.

Men wil kennis hebben aan allerlei erborgenheden, men wil bewijs hebben van allerlei wonderlgke dingen, men wil eloof hebben om bergen te kunnen verzetten — maar men vergeet dat men een uidende schel en een klinkend metaal, dat men niets is, als de liefde tot Christus niet in het harte is uitgestort, bekennende: „wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad."

En dezulken, die de liefde Gods in het harte mogen ervaren, naar de rijkdom Zijner genade in Christus, ziet Paulus dan voor zich als levende steenen, gebouwd op het fundament Jezus Christus - terwijl al het endere hooi en stoppelen is en met vuur verbrand zal worden.

Wat blijft Paulus die wonderlijk geleid is en véél ervaren heeft - toch kinderlijk-^ eenvoudig'! Wat heeft hij«een ktnder-Igk eenvoudige prediking en wat is zijn ernstig vermaan aan onderen toch om kinderlijk eenvoudig te zijn en te blijven in geloof en. liefde. Naar é.én structuur wordt de Gemeente opgebouwd. Alles komt van één Bouwheer; alles wordt gegrond op één fundament; alles moet omhoog opgetrokken worden naar één doel - en daarom roept hij zijn medearbeiders, die weldra zijn plaatsvervangers en zgn opvolgers zullen zijn, ook toe: wees uitdeelers van menigerlei genade, sprekende door één Geest, verkondigende één Evangelie, alles puttend uit dien éénen Christus.

Neen, zijn gevangenschap moet de geloovigen niet doen vertragen.' Ze moeten niet ontmoedigd worden. Ze moeten vervuld zijn en blijven met blijde hope. Ze moeten vaststaan in het geloof. Ze moeten vasthouden hetzelfde evangelie.. Ze moeten wandelen door den Geest in de liefde. En naarmate zij zelf ontvangen hebben uit Christus, moeten ze ook uitdeelers zijn der genade en mededeelen aan anderen en voortbouwen aan den Tempel Gods, medearbeiders tot volmaking van het werk, dat de Heere zich werkt hier op aarde in het midden Zijns volks. Tronen zullen vallen, koninkrijken zullen ineenstorten, wereldheerschappijen zullen kraken — heel de wereld rondom kan beven en alles kan wankelen op z'n grondvesten — maar het huis des Heeren, Gods Kerk, Christus' gemeente staat onbeweeglijk-vast tot iü eeuwigheid. En dairom moet voortgearbeid, voortgebouwd worden door al de medearbeiders, die medearbeiders Gods zijn bg dat heilig en heerlijk werk en die zelf moeten ontvangen om te kunnen uitdeelen. Zoo gaat Paulus van het leerstellige deel van den Efezer brief (hoofdst. 1 en 2) over tot het practische deel (hoofdst. 4—6). 't Gaat om den opbouw van Christus' Kerk. En dan mogen de geloovigen geen heidenéchen, wereldschen, zondigen wandel hebben. Dan zullen ze moeten wandelen als kinderen des lichts. Dan mag er geen ijdel krakeel zijn. geen strijd om beuzelingen, geen oordeelen en veroordeelen in allerlei menschelijke en gebrekkige gewoonten en inzettingen. Maar wandelend door den Geest in de liefde, zal er toegang tot den Vader moeten gekend worden, met verkondiging van de deugden des Heeren, met lofprijzing van de dierbaarheid van Christus, met vermelding van het Evangelie des vredes.

Die vreemd is aan des Geestes werk, aan Christus' gerechtigheid en aan de liefde Gods — die mag het wel bedenken, dat hij een vreemdeling is, ook al zou er roemen in het vleesch en vermelden van wonderbaarlijke dingen gevonden worden. Door kracht of door geweld gaat het niet. In een weg van farizeesche eigengerechtigheid en hoogmoed is het leven niet. In raak niet en smaak niet en roer niet aan is de vrede niet. In uiterlijke vormen of voorvaderlgke gewoonten ligt de , verzoening niet voor een arme zondaarsziel.

Daarmee is en blijft de mensch arm, ellendig, blind en naakt. En dè.t, onder de betooning van Goda barmhartigheden en de gedurige aanbieding Zijner genade I O! wat zal het oordeel ontzettend zijii. Want wien veel gegeven is, van dien zal ook veel geëischt worden. En het is zoo vreeselijk later te moeten hooren: „tot den hemel toe zijt gij verhoogd geweest, tot de hel toe zult gij nedergestooten .worden." '' En daarom zal in meerdere of in mindere mate gekend moeten worden wat de Heere in den weg der ontdekking, onderwijzing en vertroosting aan Zijn volkin Christus komt te openbaren, om daarbij te leven en daarvan te spreken en daarbij te hopen, verwachtende eenmaal de aanneming tot heerlijkheid in den hemel der zaligheid.

Zóo heeft Paulus 't geleerd en zóo heeft Paulus het gepredikt en zóo mag Paulus 't nu aanschouwen in de gemeente van Efeze, biddende, dat zij allen één mogen zijn en samen opgebouwd tot het lichaam van Christus, dat weldra in de eeuwigheid volmaakt-heerlgk aan den Vader zal worden voorgesteld (hoofdst. 4:4, 13 enz.)

En ziet, daar spreekt de Apostel dan zoo tusschendoor van déze bekende zaak, dat de Heere Jezus, die het fundament en de sluitsteen is van het' huis Gods, dienstknechten heeft gegeven tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus (4:11 en 12). Dat is de schakel tusschen het werk dat hier op aarde is begonnen en het volmaakte werk dat straks in de eeuwigheid aan den Vader getoond zal worden. Dienstknechten van Jezus Christus, knechten des Heeren — die geroepen zijn tot het werk der bediening in de opbouwing van het lichaam van Christus en de volmaking der heiligen. O! wat gebeurt er dan een groot werk op aarde.

Daar wordt een Tempel Gods gebouwd, daar wordt een volk vergaderd dat zal zalig worden, daar wordt een koninkrijk van dag tot dag nader tot volmaking en heerlijkheid gebracht. En ach! hoe weinigen zien het; Naar aardsche kronen bUkt het begeerig oog. Op aardsche tronen wordt de aandacht saam getrokken. Op grootsche

wereldsche werken wordt het hart gezet. Geld en goed wordt bijeengeschraapt Een mensch verkoopt z'n lichaam en , ziel voor eer, genot en goud. En niemand ziet uit naar het koninkrijk Gods dat nabij is, naar'de gemeente van Christus die alfi een bruid versierd wordt, om weldra met statie te worden ingeleid in des konings paleis hier boven.

Wat vergankelijk is en teleurstelt, wat zonde is en smart geeft, wat hol en ijdel is, wat dood en dor is - dat zoekt de mensch, daar haakt hij naar, dat hangt hij aan, d4t vertroetelt hij. Maar aan zich zelf te sterven, een zondaar te worden voor God en in z'n verdoemelijken staat toevlucht te nemen tot het kruis van Christus, in welks nabijheid een moordenaar het kleed van een koningskind ontving, dèt verstaan we niet. Dat kennen we niet. Dat zoeken we niet. Onbekend maakt onbemind - en zoo sterft de mensch in armoede weg tot een eeuwige rampzaligheid.

En dan weet Paulus te gewagen van 'a Heeren wondere opzoekende liefde; van Gods wondere wegen van, genade. In welke wegen hij zelf door de liefde Gods is ingeleid en waarvan hij getuigen mag, dat ze ook anderen tot eeuwig gewin zijn geworden.

Zóo werkt de Heere naar Zijn raad en wonder-welbehagen. Waarbij de Heere nu verordend heeft de ambten in Gods kerk, roepende Zijne dienstknechten om uit te deelen wat zij zelf ontvangen hebben in en uit Chxistus, de eehige fontein des levens en der zaligheid. DÈlar valt hier de nadruk op, dat de medearbeiders Gods, de dienstknechten van Jezus Christus, eerst zelf ontvangen moeten; en wel genade; genade naarde mate der gave van Christus; in dien Christus dan bekennende wat waarheid is, dewijl Jezus zélf de waarheid is. De ambtsdragers moeten van genade leven; moeten leven van die genade die var. Christus komt; moeten leven van die mate der genade welke Christus belieft te schenken; en mogen dan spreken uit de waarheid, welke zij in Christus mogen vinden.

Dat ziin belangrijke waarheden Ja - de ambtsdragers zullen moeten bedenken dat zij knechten Gods, dienstknechten van Jezus Christus zijn. Dienstknechten, om te dienen in den dienst van-Sion's koning., En dan is Jezus de Groote Bouwheer - en in Zijn dienst moet er gebouwd worden aan het huié des Heeren, aan de gemeente van Christus, aaii de Kerke Gods hier op aarde. Wat wondere schikking Gods! Wat goddelijk, groot en heerlijk werk! Waarbij de ziel wel klein moet worden als zij een oogenblik eeniger mate gevoelen mag, wat dat zeggen wil, tot medearbeider van den Heere geroepen te zijn, in de toe vergadering van Zijn volk, en bij den opbouw van Zijn kerk. Gelukkig dat «r dan verkondigd mag, worden, dat de verhoogde Heiland genade voor genade wil geven, met de belofte: Mgne genade is u genoeg. Mijne kracht wordt in uwe zwakheid vervuld. En dat werk is dan een dienend werk, dienende Hem, die niet kwam om te heerschen, maar om aller dienaar te zijn. Dat is een stil werk. Dat is een werk des vredes en der liefde. Dat is een werk waarbij genade moet ontvangen worden, om genade te kunnen en te mogen uitdeelen; menigerlei genade. ï)at hebben we wel te bedenken. Broeders!

Christus is de groote Werkmeester. 't Gaat om Zijn kerk. Zijn volk. Zijn gemeente. Zijn koninkrijk. En nu moeten we in Zijn werk ingaan, in Zijn dienst, in Zijne wegen, onder Zijne leiding, onder Zijne bevelen, , in Zijn woord - kennende de genade Gods, naar de mate ons van den Heere geschonken, om met en uit die genade uitdeelers der genade te zijn en in Christus kennende de waarheid.

Neen - geen Apollos-of Cefas-of Paulus-mannen. Paülus heeft er zoo ernstig voor gewaarschuwd ! Maar kennende genade; de genade des Heeren; genade, naar de mate ons van; Christus geschonken - uitdeelers zijnde! van die genade en kennende de waarheid in Christus. I Geen domme, liefdelooze, hartelooze partijmannen! Maar staande naar de kennisse van! genade en in liefde, uitdeelers van die, genade. '

Tegelijk ook weer geen bloedelooze en. futlooze „allemansvrienden"' die den weg der waarheid niet kloek betreden, - en naar de waarheid niet manmoedig durven spreken en handelen. 'Want dan komen we in botsing met 't geen de - dienstknechten van den' Meester moeten | doen en durven begeeren, n.l. spreken naar Zijn Woord en. handelen naar Zijn bevel.

O! in beide dingen moet schaarnte ons' aangezicht bedekken. Is er niet weinig kennis aan genade ? j Is er niet weinig leven bij genade? Is'z er niet weinig uitdeelen Van menigerlei genade? Wat is ^ het dikwijls geesteloos en liefdeloos; zoo weinig kennende wat een arme zondaarsziel noodig heeft tot i gerechtigheid en vrede I Zoo weinig leven ' kennend dat uit God is. Maar ach l de Heere is een God van genade, en wil genade voor genade schen-ken aan allen die Hem in oprechtheid aanroepen. !

En daarom, Broeders, laten we onze| ledige vaten toch dikwijls en geduriglijk vullen bij Hem, die met de Samaritaan-1 sche vrouw, een vreemdelinge in Israël, ! spreken - wilde, en haar aanbood het le-j vende water, dat nimmermeer doet dorsten. I En van Hem genade ontvangend, zullen; we naar Petrus' woord moeten luisteren : ; „Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, alzoö bediene hij ze aan de ande-1 ren, als goede uitdeelers der menigerlei genade Gods", de ouderlingen in hun ambt als opzieners der gemeente, de dia-, kenen bij hun werk der bediening. En zoo ook met het spreken naar de waarheid.

Wat moet schaamte ons aangezicht bedekken! Spreken en handelen naar de waarheid r Ja — de waarheid is geopenbaard. De waarheid in 'Christus, die zegt: Ik ben i de Waarheid. De waarheid in Gods, Woord, dat van Christus getuigt en onbedriegelijk en eeuwig-zeker is. Daarom zullen we van Hem geleerd Hem moeten volgen, sprekend Zijn Woord. • ,

Daarom mogen we niet aarzelen. De waarheid is ons niet verborgen. En.wat leugen is mag geen waarheid genoemd worden, gelijk we niet mogen dulden, dat waarheid leugen wordt geheeten.

't Gaat om den opbouw van hét Huis Gods, van de Kerk van Christus, op het fundament Jezus Christus. Om de toevergadering van.het verlorene; om de toebrenging 'van arme zondaren en zondaressen.

't Gaat om dien eenigèn ' Naam, die onder den hetnel is gegeven tot zaligheid; welke Naam alléén tot troost en blijdschap is. En laten we het maar uitspreken. Broeders, dat is zoo moeilijk in onze Herv. Kerk; dat is zoo mödlijk in onze dagen. In Kerk en Staat; School en Maatschappij is het zoo moeilijk. 'Er is zooveel ontkenning, zooveel afwijking, zooveel verval, zooveel loochening, zooveel gruwel en spot.

Broeders — wat is het moeilijk ineen ambt gesteld te worden, 't zij als bedienaar des Woords, of als ouderling, of als diaken. Want de éénheid moet bewaard, gezocht, bevorderd worden, één in de kennis van de genade van Christus, één in het getuigenis der waarheid — en de éénheid in het voornaamste is dikwijls | weg, het getuigenis der waarheid i dikwqls zoo moeilijk — dikwijls onmogelijk Vooral in onze Herv. Kerk spant het zoo.

Maar laat ons daarbij bedenken, dat onze Kerk in een overgangstijd verkeert; een . crisis doormaakt. De werking van de zonde en de gevolgen van den afval worden gezien, Maar ook de werking van genade en waarheid. Dat geeft een verhittingsproces. Dat doet een crisis ontstaan.

En ziet, dan worden we geroepen tot den stillen arbeid j-an dienstknechten van : Christus, om te leven van genade en! genade uit te deelen; om te kennen de waarheid en van die waarheid te getuigen - geloovende, dat we als nederige dienstknechten van Christus geroepen; zijn tot het groote, heerlijke, goddelijke werk van den opbouw van Christus', - Kerk-welke Kerk staat op het eeuwig- onwankelbare fundament Jezus Christus.

We mogen werken tot bevordering van z de komste van dat Koninkrijk, dat on-j bewegelijk-vast is; dat komt, en komen zal - om eeuwig met glorie en heerlijkbeid te omspannen hemel en aarde. Ook onze Hervormde Kerk heeft in deze een grootsche roeping, 't Is een plantinge Gods. En er is werking van genade en waarheid.

Dat wij nij maar genade en waarheid mogen kennen, om genade uit te deelen en de waarheid te verkondigen, ook in het midden van deze Gemeente, opdat Gods eere worde bevorderd en-het heil der Kerk worde gezocht - en wij, met velen van degenen die aan onze zorgen ijn toebetrouwd, mogen deelen in dit leven, dat nooit vergaat, waaraan een ' arm zondaarsvolk deel mag krijgen door genade, in de kennisse der waarheid, En ja, daar komt het voor ieder onzer persoonlijk ten slotte op aan. We moeten ieder persoonlijk deel krijgen aan de kennisse van dien Christus, in Wiens^ bloed alleen verzoening hgt voor onze schuld en door Wieu alleen ons vrede kan geworden.

Neen - we kunnen niet allen op dezelfde plaats ingemetseld worden in het huis Gods, in den Tempel des Heeren.

Er is een voorgevel - er zijn zijgevels - er is ook een achtergevel, Er zijn stëenen die laag liggen en die hoog gedragen worden om hoog te worden ingevoegd.

Er zijn siersteenen en gewone steenen. Maar ze worden allen ingevoegd in het huis, in den tempel, die van den Heere gevonden. Hem mogen jyorden toegebracht,

M. Gel. zoek niet het groote, sta niet naar het zware, jaag niet naar het bizondere — maar zoek in een, klaren weg. met een ootmoedig harte, in de genade van Jezus Christus te mogen deelen en te mogen, wandelen met belijdenis der der waarheid in den weg der 'liefde — genade kennende en genade uitdeelende, een iegelijk aan zijn naaste; een iegelijk waar de Heere ons een plaats wijst. 0! we moeten als Gemeente genade leeren kennen èn van genade leeren leven en van genade leeren spreken. We moeten als Gemeente in de waarheid staan, om in de waarheid te wandelen en naar de waarheid te handelen.

Dat er een ootmoedig gebed opstijge, dat de liefde niet uit ons midden wijke, dat de waarheid 't voornaamste zij en blijve en dat genade ons vergezelle, opdat het Kerkeraad en Gemeente mag welgaan en opdat jong en oud niet > vegsterve vervreemd van God en Zijn dienst, maar nader gebracht mag worden door dfen drang der liefde, door ^e kennis van genade, door het getuigenis der waarheid.

En dan zal eenmaal de Kerke Christi volmaakt verrijzen, van , deze zondige aarde verhoogd in den hemel der-heerlijkheid, waar héél het volk en héél de Kerk, van alle landen saam vergaderd en uit alle werelddeelen bijeengebracht, zal roemen in genade en zal juichen in de waarheid, eeuwiglijk en volmaakt - waarbij ook óns een plaatse bereid zij door de kennisse van Hem, die het levend brood is en levend water geeft. Amen.

Leerrede, uitgesproken bij gelegenheid van de bevestiging van 4 ouderlingen en 3 diakenen in de Oude Kerk te Delft, Zondag 29 April 1917,.

.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's